Warehousing is de beperkende factor om productplanning en voorraadbeheer overeen te stemmen
Warehousing betreft
- Beslissingen over de wijze (methoden, mensen en middelen) waarop in de supply chain met
de voorraden wordt omgegaan
- Vanaf het moment van ontvangst tot en met de voorbereiding van het transport
- Waarbij je de procesbetrouwbaarheid afweegt tegenover de kosten
Warehouse management heeft betrekking op keuzes als
- Locatieselectie
- Opzet van logistieke processen zoals: ontvangen, picken, opslag, uitslag, reverse logistics
- Layout van het warehouse
- Te gebruiken opslagsystemen
- Te gebruiken interne transportmiddelen
Distributiestructuren: 3 hoofdtypen
Collectie (80% handling, 20% transport)
- Verschillende producten worden verzameld (afhalen, collecteren, samenvoegen)
Verplaatsing (20% handling, 80% transport)
- Van het distributiecentrum wordt het verscheept naar een ander distributiecentrum
(verplaatsen)
- Gestandaardiseerde transporteenheden (wissellaadbakken, containers, FTLs) zending = 1
transporteenheid
o Lijndienst
We spreken van een lijndienst als een vervoerder volgens een vast schema
tussen knooppunten rijdt en door de opdrachtevers geen volledige heen- en
terugrit laat betalen.
o Tandem
Is een combinatie van twee lijndiensten. Op de knooppunten kan wisseling
van modaliteit plaatsvinden. Een tandemnetwerk kan ook bij intern
transport handig zijn, bijvoorbeeld om AVG-sporen eenvoudig bestuurbaar
te houden
o Rondrit
Als de vervoerder in één rit transport naar meerdere knooppunten
combineert.
o Gekoppeld
Vanuit de knooppunten vinden collectie- of distributieactiviteiten plaats.
Door FTL of LTL zendingen worden de knooppunten naar behoefte met
elkaar verbonden. Naar behoefte, dus niet volgens een vaste dienstregeling.
In een gekoppeld netwerk vind je geen centrale beheersing.
o Centraal
Alle transporten monden uit in en vertrekken vanuit eencentraal punt. Daar
vindt (eventueel) opslag, hergroepering en overslag plaats. Transporten
kunnen met verschillende modaliteiten worden uitgevoerd.
o Ster/hubs and spokes
Er is sprake van een centrale vestiging, die volgens een vast rittenschema
verbonden is met de decentraal gelegen vestigingen. Het centrale punt zorgt
voor de centrale beheersingsfunctie en is dus eigenlijk een super
transportcentrum.
,Distributie (80% handling, 20% transport)
- Dat wordt opgesplitst en gedistribueerd naar verschillende afnemers (splitsen, distribueren,
bezorgen)
Distributienetwerken
1. Hoeveel DC’s heb je nodig?
a. Hoe veel lagen? (verticaal)
i. hangt af van de afstand (transport kosten)
ii. hangt af van de afgesproken service graad
iii. andere factoren?
iv. Meer lagen (= meer DCs)
1. Je bereikt een hogere service graad
2. Tegen hogere kosten
3. Flexibiliteit
a. Lagere reactie snelheid op veranderingen in de markt
b. Trager wanneer nieuwe producten geïntroduceerd worden
b. Hoeveel DCs per laag? (horizontaal)
i. Eerste vraag: wat zijn de geografische afstanden tussen jouw fabrieken en je
klanten?
ii. Tweede vraag: kan de productie dichter bij de klant georganiseerd worden?
iii. Hoe groter de afstand tussen de klant en de fabriek, hoe meer DCs
c. Hoe kan een DC over geslagen worden?
d. Welke klant wordt vanuit welk DC beleverd?
2. Waar moeten deze DCs verschijnen?
Kosten versus servicelevel
Service level Kosten gerelateerd aan:
Bijvoorbeeld: Bijvoorbeeld :
- 95% beschikbaarheid van een dienst Inkomend en uitgaand transport
tijdens kantooruren. Totale veiligheidsvoorraad
- Beschikbaarheid van spare parts Grond, gebouwen, etc.
binnen 24 uur op de customer site Direct personeel
- Engineer on site binnen 12 uur Indirect personeel (overhead)
- Minimaal voorraad niveau Materieel
- Leverbetrouwbaarheid van 99% ICT
- etc
Scenario’s helpen om de locatie beslissingen voor je DCs te testen. Je kan ermee testen hoe robuust
je beslissingen zijn.
- Stap 1 bepaal (per scenario) hoeveel DCs je op zijn minst nodig hebt om de afgesproken
servicelevels te halen
- Stap 2 bereken voor ieder aantal DCs de totale kosten
, Voor ieder scenario andere aspecten die we moeten overwegen naast kosten en service level
- Flexibiliteit
- Groei
- Bedrijfszekerheid
- Regionale concurrentie
- Strategische samenwerkingen
- Overnames en fusies
- Etc
De beste plaats voor een DC
Als je eenmaal hebt vastgesteld hoeveel vestigingen er moeten komen, dan kun je per DC gaan
zoeken naar de beste locatie. Bij de keuze van de vestigingsplaats speelt een groot aantal factoren.
- Kosten van transport-in en transport-out
- Stichtingskosten
- Beschikbaarheid gekwalificeerd personeel
- Lokaal ondernemingsklimaat (arbeidsethos, subsidies)
- Bestemmingsplannen, eisen op gebied van ruimtelijke ordening
- Infrastructuur, ontsluiting
In veel gevallen moet je naast kwantificeerbare aspecten ook rekening houden met een groot aantal
zachte argumenten zoals de woonplaats van de directeur of de status en zichtbaarheid van een
locatie.
Locatieselectie
Mathematische modellen (is om te bepalen waar je DC komt)
1. Load distance model (niet in boek)
2. Zwaartepunt model
3. Successieve approximatie
Twee mathematische modellen
- Continu gaat uit van hemelsbrede afstanden en laten in principe elke locatie toe als
potentiële vestigingsplaats.
o Hemelsbreed
o Bruggen, pondjes, rivieren, files, etc. worden niet meegenomen
- Discreet
o Al de bovenstaande aspecten worden wel meegenomen
o Gebruikt een kosten functie voor iedere klant-DC combinatie
1. Load-Distance model
o Bepaal de alternatieve locaties voor het warehouse
o Bereken de afstanden tussen het warehouse en de winkels/fabrieken
o Vermenigvuldig deze afstand met de load. Load kan zijn het volume, het aantal
ritten, etc.
o Tel de load-distances per warehouse op en kies het warehouse met de laagste load-
distance
o Van springfield naar cleveland: (11-6) 5 + (22-6,5) 15,5 = 20,5 * 15 (LD) = 307,5
o Manhattan afstanden zijn rechthoekig (A+B)
o Hemelsbreed afstanden zijn een rechte lijn (pythagoras)