Inhoud WFT schade particulier
Hoofdstuk 1: professioneel gedrag van de financieel adviseur...............................................................2
1.1 professioneel handelen bij fraudesignalen...................................................................................4
1.2 Professioneel omgaan met klantgegevens....................................................................................6
Hoofdstuk 2: algemeen verzekeringswezen............................................................................................8
2.1 Verzekeringsovereenkomst...........................................................................................................9
2.2 schadeverzekeringsrecht.............................................................................................................12
2.3 verzekeringspremie en opzegging...............................................................................................16
Hoofdstuk 3: bezittingen.......................................................................................................................18
3.1 inboedelverzekering...................................................................................................................18
3.2 woonhuisverzekering..................................................................................................................20
3.3 speciale bezitsverzekeringen en preventiemaatregelen.............................................................22
3.4 motorrijtuigenverzekering..........................................................................................................23
3.5 pleziervaartuigen verzekering.....................................................................................................24
Hoofdstuk 4: vermogen........................................................................................................................26
4.1 aansprakelijkheid........................................................................................................................26
4.2 aansprakelijkheidsverzekering particulieren (AVP).....................................................................27
4.3 de wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) en de wegenverkeerswet (WVW).
..........................................................................................................................................................29
4.4 de WAM verzekering...................................................................................................................30
4.5 de rechtsbijstandverzekering......................................................................................................32
4.6 De overige vermogen beschermde verzekeringen......................................................................33
Hoofdstuk 5: personen.........................................................................................................................35
5.1 de zorgverzekering......................................................................................................................35
5.2 de ongevallen verzekering..........................................................................................................39
Hoofdstuk 6: rekenformules.................................................................................................................41
1
,Hoofdstuk 1: professioneel gedrag van de financieel
adviseur.
Een adviseur moet integer handelen (eerlijk en betrouwbaar zijn). Hij houdt zich aan de wet en
regelgeving en blijft trouw aan zichzelf en organisatie waar hij voor werkt.
Een organisatie kan maatregelen nemen om integriteit te waarborgen: bijvoorbeeld een verbod om
USB met bedrijfsgevoelige informatie mee naar huis te nemen.
Kennis, ervaring en gedragsvaardigheden van de adviseur moeten leiden tot passend advies. Dat
advies is gebaseerd op : de financiële positie, kennis, doelstellingen en risicobereidheid van de klant.
Deze informatie moet de adviseur zorgvuldig en vertrouwelijk behandelen. Zonder vertrouwen komt
de adviseur niet aan de informatie en zonder vertrouwen kan de relatie niet lang duren. Het gedrag
van de adviseur is cruciaal in het adviesproces, dit bepaald of de consument klant wil worden en
blijven.
Het centraal stellen van de klant is gericht op klanttevredenheid, bijv. via goede bereikbaarheid of
snelle service. Dit ligt in de korte termijn.
Het centraal stellen van de klantbelang gaat verder en kan botsen met centraal stellen van de klant.
Hierbij is het van belang dat de adviseur alleen producten met toegevoegde waarde adviseert. Of te
wel geven wat de klant nodig heeft. Dit ligt in de lange termijn.
Voorbeeld: klant wil een woning kopen die hij niet kan betalen. De klant centraal stellen is een lening
regelen. Het centraal stellen van klant belang is adviseren de woning niet te kopen omdat klant deze
niet kan betalen.
Een adviseur moet pro actief handelen, zelf initiatief nemen om de klant te ontlasten. Belangrijk
hierbij is het stellen van prioriteiten. Dit kan bijv. zijn de klant doorverwijzen naar een collega die de
klantvraag beter kan beantwoorden. I.p.v. de klant een telefoonnummer te geven, neemt de adviseur
zelf contact op met collega om hem de klant te laten benaderen. Een adviseur moet ook vooruit
denken, de klant moet niet de adviseur benaderen voor een handeling maar de adviseur moet de
klant benaderen dat de handeling al voor hem is verricht.
In geval van heftige reacties, blijft de adviseur professioneel en begeleid de klant naar een neutraal
gevoel. Toont wel empathie en toont begrip. Als de klant rustig is, kunnen vervolgstappen gezet
worden. Adviseur bied daarin hulp of verwijst naar een collega.
Voor een vertrouwensband kan het voor de klant prettig zijn als hij zich gehoord en geaccepteerd
voelt. Dit is te bereiken door gevoelsreflectie: het letterlijk benoemen van het waarschijnlijke gevoel
van de gesprekspartner. Dit is een manier om emotie te luchten waardoor klant beter in staat is het
inhoudelijke gesprek voort te zetten. Ook kan door gevoelsreflectie het hele verhaal worden
besproken. Ook lastige of leuke dingen horen bij het leven van een klant en kunnen van belang zijn
voor het advies.
Voorbeelden:
- Dat maakt je vast heel gelukkig
- Dat was vast een angstige situatie
2
,Adviseurs moeten hun klanten in begrijpelijk Nederlands te woord staan. Als hij van mening is dat
bepaalde vaktermen van belang zijn, moet hij deze uitleggen.
Transparantie houdt in dat alle voor en tegenargumenten worden vermeld en afgewogen. Deze
moeten helder en neutraal worden voorgelegd aan de klant voor een goede afweging van het
product of advies. Transparantie is een vereiste om een juist beeld te krijgen van nut, noodzaak en
toegevoegde waarde.
Soms is de adviseur niet de juiste persoon om de klant te helpen. Het belang van de klant moet
centraal staan. De volgende vragen helpen:
Heb ik de juiste wettelijke kwalificatie om mijn klant te helpen?
Heb ik de menselijke capaciteit om de klantbehoefte op te pakken?
Heb ik de juiste middelen voor passende ondersteuning beschikbaar?
Moet de adviseur hier nee op antwoorden, dan is verwijzen naar een collega beter. Voor financieel
adviseurs geldt bijv. dat er een geldig diploma moet zijn.
Van advies is sprake als een medewerker een concrete aanbeveling van een nieuw product doet aan
een specifieke klant. De diploma plicht geldt niet voor het beantwoorden van inhoudelijke vragen
waarbij geen aanbeveling wordt gedaan of vragen over een al afgesloten product.
Er zijn verschillende diploma’s:
Basis – fundament voor iedere financieel adviseur. Opstap voor andere modules, alleen niet nodig
voor zorg. Medewerker basis heeft geen producten waarover hij mag adviseren maar heeft de taak
om bij een advies vraag door te verwijzen naar de juiste adviseur. Kan nodig zijn om aanvullende
vragen te stellen voor een klantprofiel. Onderwerpen zoals de financiële markt, financiële wet en
regelgeving, bank en verzekeringswezen en algemene financiële vaardigheden komen aan bod.
Consumptief krediet – de adviseur consumptief krediet adviseert over geldkredieten (persoonlijke
lening of doorlopend krediet) of goederenkredieten (bijv. auto of rijlessen)
Inkomen – geeft advies over risico’s van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Zowel
zakelijke en particuliere klanten. Bijv. AOV, eigenrisicodragersverzekeringen voor werkgevers, WIA-
excedentverzekering voor werknemers en woonlasten verzekering.
Schade particulier – geeft advies over schadeverzekeringen voor particulieren. Zijn bedoeld om
particulieren schadeloos te stellen en hun terug te brengen naar de situatie van voor de schade. Bijv.
inboedel, opstal, AVP, auto, reis en zorg verzekering
Schade zakelijk – adviseert over schadeverzekeringen voor werkgevers, werknemers en ondernemers.
Bijv., gebouwenverzekering, inventarisverzekering, goederenverzekering, aansprakelijkheid bedrijven
en collectieve zorgverzekeringen.
Vermogen – geeft advies over levensverzekeringen en beleggen. levensverzekeringen zijn
sommenverzekeringen, wordt vooraf een bedrag afgesproken die los staat van werkelijke schade. Bijv.
overlijdensrisico en lijfrenteverzekering. En beleggingen bijv. als aanvulling op pensioen.
Hypothecair krediet – mag advies geven over leningen bedoelt voor de aanschaf of verbetering van
een woning.
3
,Pensioen – geeft advies aan een werkgever die collectief pensioen wil regelen voor zijn werknemers.
Is voor zakelijk gebruik
Zorg – mag advies geven over zorgverzekeringen. Basis is niet vereist en schade particulier mag ook
advies hierover geven.
Praktische tips adviseur:
- Voorbereiding is 90% van succes. Klant voelt zich gewaardeerd.
- Actief luisteren.
- Zeg nee tegen het feit en ja tegen de klant achter de klacht. “dat is inderdaad niet gewenst,
gaan we oppakken”.
- Met interesse een vraag stellen bepaalt de kwaliteit van het antwoord.
- Recht op het doel af.
- Waardeer je gesprekspartner
- Wees stil wanneer nodig.
1.1 professioneel handelen bij fraudesignalen.
Van de klantmedewerker wordt verwacht dat je professioneel, vriendelijk, behulpzaam en
klantgericht te werk gaat. Ook bij vermoeden van fraude.
Bedrijven kunnen vrijwillige maatregelen nemen tegen fraude bijv. door detectieapparatuur voor de
herkenning van valse biljetten. Naast de vrijwillige zijn er ook verplichte maatregelen vanuit wetten
die fraude moeten voorkomen. Zoals de wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme (Wwft) en sanctiewet waarde. In geval van fraude kan een klant ook de mededelingsplicht
bij verzekeringen niet nakomen.
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme:
Geeft klantmedewerkers twee verplichtingen: het doen van cliëntenonderzoek en meldplicht bij
ongebruikelijke of verdachte transacties.
Cliëntenonderzoek houdt in de identiteit van de klant vaststellen en controleren of klant voorkomt op
sanctielijst. Op de sanctielijst staat vermeld dat bepaalde personen of ondernemingen een verbod op
financiële diensten hebben of tegoeden moeten worden bevroren. Voor identificatie zijn de volgende
documenten toegestaan:
- Geldig paspoort
- Geldige ID-kaart
- (reis) document voor vluchtelingen.
Een kopie geldt niet als wettige identificatie, omdat die manier fraude gevoelig is.
Niet alleen de identiteit van de klant moet worden vastgesteld maar ook die van de uiteindelijke
belanghebbende = UBO (ultimate beneficial owner) is de persoon die het feitelijk voor het zeggen
heeft in het bedrijf. Iedere natuurlijke persoon die meer dan 25% van de winst of
zeggenschapsrechten in een onderneming heeft. Een onderneming kan meerdere UBO’s hebben.
4
,Het UBO register is een uitwerking van een Europese richtlijn. Op grond van die richtlijn moeten EU
lidstaten een register aanhouden met daarin informatie over de UBO van ondernemingen. Op die
manier is het inzichtelijk naar welke personen geldstromen gaan. In Nederland is dit de Kamer van
Koophandel die verantwoordelijk is.
Naast de plicht tot het cliëntenonderzoek, is er ook de meldplicht bij ongebruikelijke of verdachte
transacties. Of er daadwerkelijk sprake is van ongebruikelijke transactie kan de klantmedewerker
gebruik maken van indicatoren. Er is onderscheid tussen objectieve en subjectieve indicatoren. Een
objectieve indicator moet de klantmedewerker altijd melden, subjectief moet de organisatie zelf
beoordelen.
Objectieve indicatoren:
De objectieve indicatoren voor de meldplicht bij banken zijn de volgende:
1. Geldtransfer van €2000 of meer
2. Contante omwisseling naar andere valuta met waarde van meer dan 10.000
3. Contante omwisselingen van kleine naar grotere biljetten, bij een totale waarde van meer dan
10.000
4. Contante stortingen van 10.000 of meer.
5. Betalingen met een creditcard of prepaidkaart van 15.000 of meer
6. Transacties met landen waarvoor een onaanvaardbaar risico geldt, zoals Iran en Noord Korea.
7. Witwastransactie die gemeld zijn bij politie of justitie.
Organisaties moeten alle transacties die voldoen aan de objectieve indicatoren binnen 14 dagen
melden bij de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-Nederland).
De FIU onderzoekt de melding en brengt indien nodig de transactie onder de aandacht van
opsporingsinstanties. De FIU kan om aanvullende informatie vragen, klantmedewerker moet deze
verstrekken. Klantmedewerkers die een melding op grond van de Wwft doen, moeten deze melding
geheimhouden.
Subjectieve indicatoren:
Hierbij is ruimte voor meedenken, afhankelijk van feiten en omstandigheden moet de organisatie of
klantmedewerker beoordelen of de transactie mogelijk verband houd met witwassen of financiering
van terrorisme.
Toezichthouders – dit zijn de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Zij
hebben bevoegdheden om op te treden bij overtredingen van de Wwft. Zij kunnen boetes uitdelen
en opgelegde boetes openbaar maken.
Mededelingsplicht – voor de klant geldt een mededelingsplicht, voornamelijk bij het aangaan van
verzekeringen. Verzekeren is het aangaan van een overeenkomst tussen een
verzekeringsmaatschappij en een verzekeringsnemer. Daarbij dekt de verzekeringsnemer een risico af
dat hij zelf niet kan of wil dragen en draagt dit over aan de verzekeringsmaatschappij.
De mededelingsplicht staat beschreven in het burgerlijk wetboek (artikel 7:928 BW). Deze plicht
houdt in dat de klant bij een verzekeringsaanvraag uitdrukkelijk de vraag krijgt voorgelegd of hij zaken
heeft mee te delen die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Bijv. het strafrechtelijk
verleden. Ook gevolgen van niet mededelen zijn vastgelegd. Verzwijgt of liegt de klant? Dan heeft de
5
,maatschappij het recht om de verzekering te stoppen. Mag binnen 2 maanden na ontdekking van niet
nakomen mededelingsplicht.
De klantmedewerker moet de klant op voorhand attenderen op het belang van de mededelingsplicht.
Soms kunnen klanten denken dat iets niet relevant is, terwijl dat wel het geval is. Als de
klantmedewerker vermoed dat klant iets verzwijgt, dan wijst hij hem opnieuw op de
mededelingsplicht en de gevolgen. Een beschuldiging is niet professioneel en kan pas bij bewijs van
fraude.
Naast de mededelingsplicht zal een klant ook volledige en juiste documenten moeten aanleveren bij
een beoordelaar. Bijv. loonstrook of werkgeversverklaring aan een geldverstrekker. Of declaratie
formulier voor zorgverzekeraar. Als een document niet volledig of niet juist is, wordt er niet meteen
een melding gedaan. De klant krijgt eerst het verzoek voor een nieuw document. De
klantmedewerker stuurt het onjuiste document niet door maar wacht tot de nieuwe binnen is.
1.2 Professioneel omgaan met klantgegevens.
De belangrijkste regels voor het omgaan met persoonsgevoelige informatie zijn vastgelegd in de
Algemene verordening gegevensbescherming. De AVG heeft meerdere doelen:
- Het verbeteren van de privacy rechten van personen.
- Meer verantwoordelijkheden voor organisaties en
- Gelijke bevoegdheden voor alle Europese privacy toezichthouders.
Persoonsgegevens mogen niet zomaar verstrekt worden aan derden, zelfs niet aan partner of ouder.
Behalve als er een grondslag voor is, zoals toestemming van de klant.
Een organisatie mag persoonsgegevens verwerken voor vastgestelde grondslagen, anders niet:
1. De toestemming van de klant voor een of meer specifieke doeleinden: ontbreekt de
noodzaak? Dan heeft de organisatie toestemming nodig voordat ze persoonsgegevens mogen
verwerken. De klant moet dit in vrijheid kunnen doen en altijd de toestemming weer kunnen
intrekken. Een organisatie moet de toestemming kunnen aantonen en hoe de klant dit heeft gedaan.
Gegevens mogen alleen gebruikt worden voor een specifiek doel. Voor elk doel moet opnieuw
toestemming worden gevraagd.
2. De noodzaak voor het sluiten of uitvoeren van een overeenkomst met de klant: er hoeft geen
toestemming te worden gevraagd indien het voor een overeenkomst noodzakelijk is om
persoonsgegevens te verwerken.
3. De noodzaak om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de organisatie rust: soms
zijn organisaties verplicht om bepaalde persoonsgegevens te bewaren op basis van wettelijke
bewaartermijn. Bijv. kopie ID kaart, opgevraagd door een bank. De bank heeft wettelijke
identificatieplicht (cliëntenonderzoek) en heeft geen toestemming nodig voor het verwerken van de
gegevens op de ID kaart.
Organisaties mogen alleen het BSN verwerken als daar een wettelijke reden voor is. De volgende
organisaties moeten hun gegevens halen uit de BRP waar het BSN te vinden is:
- Pensioen uitvoerders (pensioenfondsen, pensioenverzekeraars). Voor de uitvoering van de
pensioenwet
- Banken. Voor bijv. de gegevensuitwisseling met de belastingdienst of voor
depositogarantiestelsel.
6
, - Verzekeraars, voor de uitvoering van verschillende wetten:
- Levensverzekeraars, bijv. Algemene wet inzake rijksbelastingen
- Inkomensverzekeraars, bijv. uitvoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
(WIA)
- Zorgverzekeraars, bijv voor Zorgverzekeringswet. (Zvw)
- Het centraal administratie kantoor (CAK), bijv. wet Langdurige zorg (WLZ)
- Het kadaster, kadasterwet.
- Stichting Waarborgfonds eigen woning, uitvoering nationale hypotheek garantie.
- De Nederlandse Zorgautoriteit, controle goede patiëntenzorg.
- De Autoriteit Financiële Markten (AFM), uitvoering WFT.
- Het UWV, uitvoering WIA
- De sociale verzekeringsbank, uitvoering Zvw (zorgverzekeringswet).
Rechten van de consument onder de AVG:
- Recht op inzake: klant mag gegevens inzien die een organisatie van hem heeft en aanvullende
vragen stellen over het gebruik hiervan. Bijv. welke collega’s kunnen de gegevens inzien.
- Recht op vergetelheid: klant kan vragen om persoonsgegevens te verwijderen, doordat hij bijv
de eerder gegeven toestemming weer intrekt. Dit geldt niet als er een noodzaak is om de
gegevens te bewaren. Bijv. bij een wettelijke bewaartermijn.
- Recht op dataportabiliteit: het recht om de persoonsgegevens te ontvangen die een
organisatie van hem bezit. Kan ook een oude organisatie zijn die op verzoek van klant
gegevens overdraagt naar de nieuwe organisatie.
Als een organisatie niet voldoet aan AVG kan Autoriteit persoonsgegevens een boete opleggen.
7