Portaal 7
Taalbeschouwing
Bij taalbeschouwing kijken we met name naar de volgende drie zaken: vorm, betekenis en functie.
We bedoelen soms wat anders dan we zeggen, spottend taalgebruik oftewel sarcasme.
7.1.1 wat is taalbeschouwing?
Taalbeschouwing, is naast lezen, schrijven, spreken en luisteren, het vijfde domein van taalonderwijs.
Kerndoelen 10, 11 en 12 gaan over taalbeschouwing, waaronder strategieën.
Kerndoel 10: de leerlingen leren bij de doelen onder ‘mondelinge taalonderwijs’ en schriftelijke taalonderwijs’
strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen.
Kerndoel 11: de leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het
onderwerp, het werkwoordelijke gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden.
De leerlingen kennen:
Regels voor het spellen van werkwoorden
Regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden
Regels voor het gebruik van leestekens
Kerndoel 12: de leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor
hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over
taal te denken en te spreken.
Spontane, impliciete en expliciete taalbeschouwing
De spontane taalbeschouwing van kinderen zelf begint al bij de peuters en kleuters. Ze reageren
spontaan op elkaar.
Impliciete taalbeschouwing komt van de leerkracht en is inbegrepen in de les. Verkeerde uitspraak van
woorden, onjuiste vervoegingen (ik gaat), en verbuigingen (veel appelen), rammelende zinnen,
verkeerd woordgebruik of onjuiste taalgebruik in situaties dienen door de leerkracht opgemerkt en
verbetert te worden.
Expliciete aandacht komt ook van de leerkracht maar is niet inbegrepen in de les.
Spelling valt strikt genomen onder het domein schrijven. Als spelling onderdeel is van taalbeschouwing gaat het
niet om de vaardigheid maar om bijv. hoe een bepaalde spellinggeval in elkaar zit.
We onderscheiden twee vormen van taalbeschouwing: taalbeschouwing in ergere zin en in ruimere zin.
7.1.2 Taalbeschouwing in ergere zin (de traditionele grammatica)
Binnen de traditionele grammatica onderscheiden we:
Zinsontleding/ rekenkundig ontleding, waarbij de syntactische functie van de zinsdelen wordt
benoemd: onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp enz.
Woordbenaming/ taalkundig ontleding, waarbij de woordsoorten worden benoemd: lidwoord,
zelfstandig nw, werkwoord, bijvoeglijk nw enz.
Beheersing van de terminologie
Voor taalschouwing in ergere zin moet je beschikken over specifieke terminologie. Je moet dus kunnen
ontleden om te kunnen zeggen wat bijvoorbeeld onderwerp, pv, lv, mv in een zin zijn, en je moet over kennis
beschikken on de woorden te benoemen.
Na verloop van tijd volgt de grammatica de gebruikers van taal.
Niet voor spelling
Een grammatica (ookwel spraakkunst) beschrijft hoe een taal in elkaar zit en aan welke regels de taal zich
houdt. Voor de spelling hebben we de officiële woordenlijst Nederlandse Taal (Groene Boekje), waarin de juiste
schrijfwijze en de belangrijkste spellingsregels staan.
Wat is goed Nederlands?
De regels in grammatica zijn gebaseerd op het Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN). Tegenwoordig ookwel
(Nederlandse) Standaardtaal. Afwijkingen zoals dialecten worden in een grammatica niet beschreven.