STAATS EN BESTUURSRECHT PROBLEEM 1
HOE VERHOUDEN DE MACHTE VAN DE TRIAS POLITICA ZICH TEN OPZICHTE VAN ELKAAR IN HET
HUIDIGE NEDERLANDSE STAATSRECHT?
Directe democratie: iedere burger met elkaar overleggen
Ambivalente houding van de burger tot de staat: zij zijn aan de ene kant soeverein en aan de andere kant
onderworpen aan het gezag
Checks & balances
Checks & balances: verdeling van de macht waardoor iedereen in evenwicht gehouden wordt
Essencie gedachte montqesquieu: staatsmacht gespreid wordt over verschillende organen, die ieder een deel
van die macht uitoefenen en elkaar wederzijds controleren en in evenwicht houden.
Uitvoerende macht: is inmiddels meer dan alleen wetten uitvoeren. Het bestuur moet namelijk ook kijken waar
en voor wie alle wetten gemaakt moeten worden of van toepassing zijn.
Niet alleen uitvoerende macht klopt niet meer: alle onderdelen werken niet emer los van elkaar.
Territoriale splitsing:
Federale stelsel: deelstaten eigen grondwettelijke gegarandeerde bevoegdheden hebben waar federale
organen niet in mogen treden.
Nederland: Vrij vergaande bevoegdheden aan gemeentelijke en provinciale organen, waarbij centrale
bemoeienis niet is uitgesloten
WAT ZIJN DE UITGANGSPUNTEN/KENMERKEN VAN DE DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT?
Democratie:
1. Een democratische staat is niet denkbaar zonder vrije en geheime verkiezingen van het parlement
2. Openheid voor machtswisseling
3. Parlement dient een centrale rol te spelen in het staatsbestel
Rechtsstaat:
1. De staat erkent dat individuen en particuliere instanties instellingen een staatsvrije sfeer toekomt. Ook
als het parlement gekozen is moet het rekening houden met een staatsvrije bestaan. Op deze manier
wordt een tiranie voorkomen en blijven de minderheden vrij
2. Legaliteitsbeginsel: een beginsel dat er voor zorgt dat rechtszekerheid blijft bestaan
3. Regels waarin de bevoegdheid van een staatsorgaan zijn omschreven moeten vastgesteld zijn door
een ander orgaan
4. Onafhankelijke en onpartijdige rechter beslist tussen staat en burger.
Rechtsstaatgedachte:
Politici en journalisten: oproep tot bouw gevangenissen, fraudebestrijden en misdrijven opsporen
,Rechtstaatgedachte:
- Politiestaat: overheid die min of meer per gevall, afhankelijk van de omstandigheden, naar eigen
goeddunken optrad
- Totalitaire staat: geen grens aan overheidsinterventie. De overheid mag zich met alles bemoeien.
Zes elementen rechtsstaat:
1. Het legaliteitsbeginsel: alles moet berusten op een algemene voor herhaalde toepassing varbare regel.
Tevens moet dat optreden conform de algemene regel zijn.
2. Het vereiste van een voorafgaande algemene regel ten aanzien van burgers belastend
overheidsoptreden
3. regelgeving en uitvoering niet in een hand gelegd te worden
4. democratieprincipe.
5. Onafhankelijke rechter.
6. Klassieke grondrechten (om een totalitaire staat te voorkomen)
Grondregels van democratische rechtsstaat
GEEN BEVOEGDHEID ZONDER GRONDSLAG IN WET OF GRONDWET
- Machtsmisbruik door overheid wordt voorkomen, wetgever bepaald grenzen waarin bevoegdheden
mogen worden uitgeoefend.
- Bevoegdheden ambtenaren, rechters berusten op een wettelijke grondslag→ optreden bestuursorganen
moet ook in overeenstemming zijn met de wet.
- Overheidsdwang tegenover burgers, andere openbare lichamen en vreemdelingen die zich in het Rijk der
Nederlanden bevinden.
- Executieve en rechter→ hebben gecontroleerde bevoegdheid. (executief=uitvoerende macht, ministers)
Checks and balances.
- Andere overheidshandelingen hoeven niet op een wet te berusten, behalve subsidieverlening.
NIEMAND KAN EEN EVOEGDHEID UITOEFENEN ZONDER VERANTWOORDING SCHULDIG TE ZIJN OF ZONDER
DAT OP DIE UITOEFENING CONTROLE BESTAAT
1. Politieke verantwoordelijkheidsplicht
- bestuurlijke organen tegenover vertegenwoordigende organen
- bij verlies van vertrouwen in beginsel opstappen
2. Ambtelijke ondergeschiktheid
- ambenaren tegenover hun chefs
3. Bestuurlijk toezicht
- estuursorgaaan tegenover hoger orgaan
preventief toezicht: goedkeuring vragen
repressief toezicht: hoger bestuursorgaan kan achteraf een beslissing van het lagere bestuursorgaan
ongedaan maken
4. Strafrechtelijke verantwoordelijkheid
- gezagdrager kan strarechtelijk verantwoordelijk zijn voor zijn daden
5. Beroep
– besluiten van bestuursorganen zijn vatbaar voor beroep
6. Burgerlijke rechter
, 7. Rechterlijke toetsing van wetgeving
- rechter controleert wetgevende organen
- toetsingsverbod qrt. 120 Gw
WAT ZIJN DE STATEN-GENERAAL (OF: EERSTE EN TWEEDE KAMER) EN HOE WORDEN DEZE
GEKOZEN?
Nederlandse parlement bestaat uit twee kamers, samen staten- generaal
Nederlands parlement bestaat uit twee kamers, die samen aangeduid worden als de Staten-
Generaal.
De Tweede Kamer wordt rechtstreeks gekozen, de leden van de Eerste Kamer worden gekozen
door de leden van provinciale staten (getrapte verkiezingen). Beide kamers vertegenwoordigen
volgens art. 50 Gw het gehele Nederlandse volk. Voor een wetsvoorstel is instemming van beide
kamers nodig, alleen de Tweede Kamer heeft het recht van initiatief en amendement.
De Tweede Kamer is onafhankelijk in de regeling van haar werkzaamheden en in haar organisatie.
Ministers en staatssecretarissen hebben toegang tot vergaderingen en het recht om aan
beraadslagingen deel te nemen, maar zonder stemrecht (art. 69 Gw). Waarborgen voor deze
onafhankelijkheid zijn:
1. Geloofsbrieven; stukken waaruit de wettige verkiezing tot kamerlid blijkt. De kamer bepaalt zelf
of iemand al dan niet als gekozen wordt beschouwd en beslist met inachtneming van bij de wet te
stellen regels de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrieven of de verkiezing zelf rijzen.
(art. 58 Gw). Er kan bijv. worden gekeken of iemand wel Nederlander is, wat een vereiste is.
2. Parlementaire onschendbaarheid; volgens art. 71 Gw mogen leden van de StatenGeneraal,
ministers en staatssecretarissen niet vervolgd worden voor hetgeen zij in de vergadering hebben
gezegd of haar schriftelijk hebben overgelegd, ook als dit een strafbaar feit oplevert. De
Eerste Kamer
- Art. 51 Gw; bestaat uit 75 leden die worden verkozen door getrapte verkiezingen. Ze worden
gekozen door leden van provinciale staten.
- Art. 55 Gw; verkiezing wordt, behoudens het geval van ontbinding, gehouden binnen 3 maanden na
de verkiezingen van de leden van provinciale staten. Er is sprake van evenredige vertegenwoordiging
- Art. 52 Gw; leden worden voor 4 jaar gekozen. Indien de wet voor provinciale staten een andere
zittingsduur vastgesteld, wordt de zittingsduur van de Eerste Kamer overeenkomstige gewijzigd, lid 2.
- Art. 61 Gw; de voorzitter wordt door de kamer benoemd - Dezelfde vereisten voor het lidmaatschap
van de Eerste Kamer als aan die voor de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer vergadert maar één dag in de week en maker minder gebruik van moties en
schriftelijke vragen dan de Tweede kamer. Ook zijn er geen spoeddebatten en minder interpellaties.
Bovendien kent het geen mondeling vragenuur.
WELKE ROL SPELEN POLITIEKE PARTIJEN (IN HET KIESSTELSEL) EN WAT ZIJN FRACTIES? (DIT IS
EEN KORT LEERDOEL)
Fracties zijn groepen van partijgenoten in een vertegenwoordigend orgaan. Art 11 van het regelement van orde
van de tweede kamer. Fracties stemmen in belangrijke zaken gelijk. Deel van gekozen volk vertegenwoordigend
orgaan dat tot dezelfde politieke stroming behoort. Regering moet rekening houden met hun opvattingen.
, WAT IS DE REGERING EN WAT IS HET KABINET? WELKE PERSONEN ZITTEN ERIN EN WAT ZIJN
HUN TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN?
Regering: art. 42 lid 1 Gw. Koning + ministers. Samengesteld orgaan, niet alle ministers hoeven steeds op te
treden.
Taak aan de regering, zonder dat er bij de uitoefening daarvan een daad van de koning persoonlijk vereist is,
spreekt men van een regering.
- Grondwet of wet eist een bepaalde beslissing door de regering moet worden genomen, dan spreekt men over
een koninklijk besluit. Dit is een vorm en bevoegdheidsvoorschrift. Art. 47 Gw bepaalt dat alle wetten en
koninklijke besluiten door de koning en door een of meer ministers/staatssecretaris ondertekend moeten
worden. De ondertekening van de minister/staatssecretaris wordt een contraseign genoemd. Art. 44 lid 1, Art.
74 lid 2,Art. 89 lid1.
Klein koninklijk besluit→ instellingsbesluiten, benoemingen etc. Dus geen AmvBs.
Ministers:
Worden benoemt en ontslagen bij koninklijk besluit. Art 43.
ondertekend door koning en minister-president (ook bij zijn eigen benoeming) art. 48 Gw
Minister-president aansprakelijk en kan zich niet verschuilen achter informateur of formateur
Ministeries:
Art. 44 Gw bepaalt dat ministers leiding kunnen hebben over een ministerie. Dit owrdt bij koninklijk besluit
ingesteld en kan ook zo worden afgeschaft. Minder ingrijpende veranderingen kunnen plaatsvinden vij de
vorming van een nieuw kabinet ministerploef met staatssecretarissen, met toevoeging van minster-
president.
Minister zonder portefeuille; ministers benoemd die niet belast zijn met de leiding van een ministerie. Dit
gebeurt om een bepaald beleidsterrein van een ministerie een bijzonder gewicht te geven binnen de
ministerraad. De minister kan organisatorisch ondergebracht worden op het meest betrokken ministerie,
zonder leiding te hebben daar. Hij staat wel op één lijn met andere ministers. Hij kan dus verantwoordelijkheid
nemen voor de indiening van wetsvoorstellen en ondertekenen etc.
Minister van → heeft leiding over een ministerie.
Minister voor → minister zonder portefeuille, geen leiding over een ministerie.
Ministerraad
men noemt de ministersploeg met staatssecretarissen kabinet, met toevoeging van de naam van Minister-
President. Dit wordt gebruikt voor de parlementaire geschiedenis. De ministers vormen gezamenlijk ook een
staatsorgaan, namelijk de minsterraad (art. 45 Gw), met Minister-President als voorzitter. Art. 4 RvO geeft de
taken en de betekenis van de Raad:
- Lid 1: De raad beraadslaagt en beslist over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid daarvan; -
- Lid 2: opsomming van onderwerpen die het algemene regeringsbeleid raken en die dus in ieder geval in de
minsterraad behandeld moeten worden.