Historisch onderzoek tentamen:
Geschiedenis heeft meerdere definities en is een discussie zonder einde:
1) ‘Dat wat in het verleden gebeurd is’een reeks van gebeurtenissen (handelingen,
processen (bijvoorbeeld global warming, moderne historici kijken niet alleen naar
handelingen), gebeurtenissen: bijvoorbeeld de Slag bij Waterloo)
2) Geschiedschrijving, de wijze waarop we het verleden representeren, voorstellen: zoals
Titus Livius (historiografie, maar ook films)
Denk erom dat geschiedschrijving zelf ook een historische gebeurtenis kan zijn en dus deels
overlapt met history 1: als Titus Livius zijn ‘ab urbe condita’ op de plank legt. Dit wordt
belangrijk bij implicaties van historisch denken. Altijd afvragen: hoe verhoudt het zich tot de
gebeurtenis?
Wij analyseren de elementen van de tekst (history 2) en niet de gebeurtenissen in de tekst
(history 1).
Zelf denkend redeneren (ZDR) is gebaseerd op kritisch nadenken, verschillende definities:
1) Onderscheid kunnen maken tussen opinie en gefundeerd oordeel:
Mensen hebben een mening, maar dat is nog geen gefundeerd oordeel (een
beargumenteerd oordeel) (Plato)
2) Paul en Elder: ‘Kritisch denken is de modus van het denken- over elk onderwerp,
inhoud of probleem- waarin de denker de kwaliteit van zijn denken verbeterd door de
leiding te nemen over de structuren (elementen) die inherent zijn aan het denken en ze
intellectuele normen op te leggen’.
Je gaat je EIGEN kritische vermogens verbeteren
Manieren waarop we ons tot het verleden verhouden zijn er in verschillende vormen:
- Kennis (geschiedschrijving) wij richten ons hierop, wij zijn onderzoekers.
- Herinnering (als je je iets herinnert, is het niet schrijf je geen geschiedenis, maar valt
dit wel onder history 2?)
- Trauma (ook collectieve trauma’s, zoals holocaust).
- Identiteit (collectief en individueel: Europa is nog steeds op zoek)
- Praktische (je bent bezig met het verleden omdat je iets praktisch wil doenab urbe
condita, daar heb je een doel mee).
- Entertainment (TV)
- Historische ervaring (ineens voel je het verleden, bijvoorbeeld in Waterloo? Of
Lamgods, Jan van Eyck)
Geschiedenis is dus overal en daarom heeft iedereen er een mening over en wij moeten een
gefundeerd oordeel over geschiedenis hebben: lastig met de openbare meningen.
Is iedereen historicus?
Ja: iedereen vertelt verhalen over het verleden.
Nee: Historici zijn specialisten, het is een vak
Filosofische oplossing: historisch denken is universeel en een noodzakelijk element van het
menselijk denken en handelen, waarin historici zich specialiseren.
Is het maar een mening? Kunnen wij waarheid produceren over het verleden of is dat ook
maar een mening? Wat is het onderscheid tussen feit en fictie: in ons vak vullen we heel veel
in met onze verbeelding. In hoeverre is het objectief? Of is het gewoon jouw subjectieve
mening?
1
,Sommige historici richten zich op de relevantie van historische kennis op het heden, andere
alleen op het verleden.
Strijdbare historici: geloven in het vak, je moet ervoor staan!
De 8 ‘elementen van het denken’
Hangen met elkaar samen, je kan overal instappen: toepassen op geschiedbeoefening. Ze
kunnen impliciet of expliciet zijn. Je moet als je zelf een tekst schrijft je eigen elementen
expliciet op kunnen noemen. Via ‘reverse engineering’ kun je van resultaat naar elementen
(als een engineer).
Perspectief (POV)
Standplaats, referentiekader, frame, invalshoek, gezichtspunt, wereldbeeld, Weltanschauung.
‘Een houding die men aanneemt ten aanzien van een bepaalde zaak’
Voor personen is het onmogelijk om gebeurtenissen of verschijnselen vanuit alle
invalshoeken te begrijpen. De invalshoeken van historici zijn gevormd door vele factoren
(tijd, cultuur, religie, geslacht, emotionele toestand…). Standpunten zijn afhankelijk van
concepten en aannames die zich door de tijd heen ontwikkelen.
Voor perspectief: kijk naar de begrippen
Na verloop van tijd kun je dingen anders gaan zien (aannames fout) en perspectief is
gebonden aan (stilzwijgende) aannames. Begrippen en aannames veranderen door de tijd. Het
goede nieuws is dat er altijd een perspectief is en dat historici dus altijd vanuit bepaalde
begrippenkaders en stilzwijgende aannames werken. Bepaal het perspectief dus vanuit de
begrippen en aannames!!!
Doel
Doelstelling, streven, doeleinde, oogmerk
‘Iets dat iemand van plan is te verkrijgen of te doen’
Bijvoorbeeld, Cicero vindt geschiedenis een vorm van retorica is, want het doel is om met je
geschiedschrijving een bepaald publiek te overtuigen. Historici schrijven altijd voor een
publiek. Marx zijn doel: emancipatie van de arbeidersklasse. Men denkt over de wereld vanuit
hun doelen.
Historici hebben verschillende doelen, maar 1 van de centrale doelen is: het verleden
bestuderen om ons leven nu en in de toekomst te verbeteren. Maar historici hebben wel
andere hoofddoelen, die afhangen van hun visie en aannames.
Vraag
Probleem, kwestie, vraagstelling, onderzoek
‘Een kwestie of zaak die besproken of onderzocht kan worden, iets dat gevraagd wordt, in de
zin van een poging tot kennisverwerving’.
Bij het nadenken over de wereld lopen wij tegen bepaalde vragen aan die beantwoord moeten
worden, problemen die opgelost moeten worden. In de geschiedenis zijn er een aantal
belangrijke vraag: ‘wat gebeurde er in een bepaald tijdvak? Of ‘zijn er patronen te ontdekken
in gebeurtenissen uit het verleden?’. Vaak bevatten historische teksten verborgen vragen.
2
, Deze onuitgesproken vragen brengen historici aan het licht. Historici maken vragen kleiner tot
de ‘status questionis’ de staat van de vraag, binnen hun interesseveld. (Edward Gibbon).
Op tentamen: ‘de vraag is niet expliciet gesteld, maar de interpretatie veronderstelt dat… en
dat heb ik hier… en hier… uitgehaald.’
Informatie
Bewijsmateriaal, bronnen, literatuur, gegevens, feiten, kennis
‘Op enige wijze verzamelde feiten, bijvoorbeeld door lezen, observatie of van horen zeggen’.
Informatie zelf betekent nog geen validiteit of juistheid. We gebruiken informatie om onze
conclusie te ondersteunen. Historici verzamelen en analyseren veel informatie om steun te
geven aan hun hypothesen. Historiografie bevat veel referenties naar de informatie (zowel in
tekst als voetnoten: als boeken, kranten, artikelen, dagboeken, symbolen etc). Die informatie
die jou in staat stellen een antwoord te geven op je vraag.
Op tentamen: informatie zo precies mogelijk noemen. Als het een tabel is, zeg dat dan. Bij
andere vormen van informatie ook. Je hebt primaire bronnen (bronnen uit de tijd die je
bestudeert) en secundaire bronnen (de literatuur die je over die tijd bestudeert). Informatie zit
in de voetnoten en benoemde literatuur. In je analyse beginnen bij de relatie van informatie en
interpretatie!!!!!!!
Ieder feit is een interpretatie van informatie: informatie is ook niet per se feitelijk. Als iemand
het heeft over feiten moet je naar het bewijsmateriaal vragen. Window dressing is te veel
theorie.
Interpretatie
Bewering, claim, conclusie, gevolgtrekking, these, antwoord, oplossing
‘De uitleg of de act van het uitleggen op basis van de beschikbare informatie’.
Historici proberen hun conclusies te verantwoorden op basis van zo goed mogelijk
bewijsmateriaal. Het beantwoorden van historische vragen gaat altijd gepaard met het trekken
van conclusies (soms niet expliciet genoemd) en voor veel historische vragen een beperkte
hoeveelheid informatie beschikbaar. Samenstelling van vraag en informatie: ‘wat is de
informatiebasis voor uw bewering?’ Anders klets je uit je nek. Daardoor trekken verschillende
historici verschillende conclusies uit deze informatie of hangen ze af van de gestelde
onderzoeksvraag. De these zit vaak in de (onder)titel van een geschiedwerk en kijk ook naar
de sleutelwoorden. Wat is de ware interpretatie?
De interpretatie is een gevolgtrekking uit informatie, terwijl een perspectief is gebaseerd op
aannames, vergelijkbaar met achtergrondkennis. Er is niet 1 interpretatie van een tekst:
plausibiliteit (aannemelijkheid) hangt af van je eigen perspectief.
Twijfel je tussen verschillende delen wat de kernbewering is? Denk zo: onderbouwt dit deel
het andere deel of andersom? Ook kijken naar de titel!
Begrippen
Idee, theorie, principe, wet, model
‘Een idee of gedachte, in het bijzonder een veralgemeend idee over een verschijnsel of een
categorie van verschijnselen’.
3