Voedingspatroon, voedselaanbod en voorlichting
Voedingspatroon
- Voedingsgedrag: wat, hoeveel, wanneer en waar iemand eet.
- Voedingspatroon: De manier waarop een individu, groep of volk zich gewoonlijk voedt (dit
geldt voor groepen en individu)
Factoren bij ontstaan voedingspatroon:
Verschillende factoren zijn van belang bij het ontstaan van voedingsgedrag en voedingspatronen.
- Omgevingsfactoren:
o Nederland is een melk-producerend land, daardoor veel melk producten in het
voedingspatroon. Globalisering heeft invloed op beschikbaarheid van
voedingsbronnen. Van nature beschikbare voedingsbronnen bepalen
voedingsaanbevelingen.
o Overheid bepaald de prijs van voeding (nationaal en internationaal).
Economische stagnatie: mensen besparen en kopen goedkopere voeding.
Veilige en duurzame voeding is de zorg van de overheid (Warenwet en adviezen
gezondheidsgraad).
- Culturele factoren:
o Wat en hoe je eet is sterk cultureel bepaald. Gebruiken rondom de maaltijd zijn ook
cultureel bepaald (gemeenschappelijke schaal of eigen bord) Cultuur heeft invloed
op bereiding en combinaties van voedingsmiddelen.
o Jodendom: koosjere voeding, melk en vlees mogen NOOIT gemengd worden
(productie, opslag, bereidng). + ritueel slachten + bepaalde vis/vleessoorten zijn
verboden (o.a. varken + paling).
o Islam: geen varkensvlees en alcohol, vasten (Ramadan) en ritueel slachten.
o Katholieken: oorspronkelijk vrijdag visdag.
o Hindoes: geen rundvlees.
- Sociale factoren:
o Status: dure voeding (ik kan het betalen)
o Gastvrijheid: gasten voeding aanbieden
o Communicatie: netwerken tijdens eten
o Machtsmiddel: hongerstaking, niet willen eten
o Veiligheid: bekend voedsel geeft veilig gevoel
o Magisch: positieve krachten toekennen aan voedsel bv om sterker te worden.
- Persoonsgebonden factoren (fysiologisch en psychologisch):
o Fysiologisch: Energie-inname, lichaamsfuncties in stand houden (honger, dorst,
verzadiging), beschikbaarheid van voedsel prikkelt om te gaan eten of drinken.
o Psychologisch: Gaat om smaak en beleving (zuur, zout, zoet, bitter, umami (hartig)).
Smaak gaat samen met geur. Smaakontwikkeling gaat gepaard met positieve of
negatieve associatie van de ervaring. Textuur van voedsel bepaalt ook of je iets
lekker vindt. Zelfde geldt voor kleur en geluid.
Nederlands voedingspatroon
1100-1500:
- Bevolking woont op het platteland en is zelfvoorzienend van basisvoedsel.
, - Ontwikkeling van steden, handel en nijverheid, opkomst voor boter, kaas, vlees, vis etc.
- Bier is een volksdank.
- Grote tegenstelling tussen rijk en arm.
1500-1600:
- Gouden eeuw: overzeese handel zorgt voor voorspoed
- Nieuwe producten: aardappel uit Zuid-Amerika, maar ook suiker, cacao, koffie en thee,
kruiden en specerijen.
- Eenzijdig voedsel blijft en ook armoede en schaarste.
1700-1850:
- Aardappel met reuzel wordt volksvoedsel, roggebrood en brij.
- Vlees: gerookt, gedroogd, gezouten.
Vanaf 1870:
- Industrialisatie: fabrieksmatige productie, ontstaan voedingsmiddelenindustrie.
- Geen werk, geen brood en veel alcoholmisbruik.
Invloed industriële revolutie
Industrialisatie bracht grote veranderingen in voedingspatroon:
- Groeiende welvaart: meer inkomen zorgt voor betere voeding en aanbod wordt steeds
groter en luxer.
- Gewijzigde woon/werkomstandigheden: werken in fabrieken, slechte
woon/werkomstandigheden
- Uitvinding koelkast: begin 20e eeuw, waardoor doorbraak voedselhygiëne.
Door de groei van steden in de 19e eeuw zorgde de afstand tussen producent en consument, het
conserveren werd belangrijk. Industrie nam voedselbereiding over met nieuwe technieken,
verandering in geur, kleur en smaak.
Opkomst moderne voedingsindustrie
- 18e eeuw: men kocht eten op de markt bij de boer.
- 19e eeuw: ontstaan grutter/kruideniers, bakkers, groenteboer etc.
- 20e eeuw: ontstaan supermarkt, bezorging.
- Nu: tegenbewerking, er is steeds meer belangstelling van streekproducten. Tegenwoordig is
er ook meer aandacht voor dierenwelzijn en milieu.
- In 1919 ontstond de Warenwet.
- In de 20e eeuw kwamen er Europese afspraken.
- Nu: Europese richtlijnen over productie van voeding en etikettering.
Biologische voeding
- Minder negatieve effecten milieu.
- Geen chemische kleur-geur-smaakstoffen en conserveermiddelen.
- Term vast gelegd in Europese regelgeving.
- Oorsprong: biologisch: dynamische landbouw.
- Biologische voeding bevat NIET MEER of ANDERE voedingstoffen dan regulier geproduceerd.
, Hypes
Hypes zijn vaak wetenschappelijk niet goed onderbouwd. Voedingsmiddelen die je niet mag/juist
moet eten. Kan uit angst verwijderd worden uit het menu door evt negatieve effecten hiervan. Dit
kan zorgen voor tekorten van bepaalde voedingstoffen. Voorbeelden hypes:
- Superfoods: zouden geneeskrachtige werking hebben (guinoa, goi-bessen, aloë vera,
chiazaad en tarwegras) en zijn aanwezig bij ongezonde voeding waardoor je een eenzijdig
patroon krijgt.
- Gluten: zitten in graanproducten, glutendieet is alleen noodzakelijk voor mensen die ziek
worden van gluten.
- Melk: Buikpijn geldt voor lactose intolerante mensen en zuivel verlaagt risico op kanker.
- Koolhydraten: oorzaak is obesitas, maar ook andere suikers leiden tot overgewicht. Zetmeel
is juist een goede waardevolle voedingstof.
- Raw food: voor kwetsbare groepen, je hebt anders kans op deficiënties. Vitamine B12
ontbreekt en je hebt risico op tanderosie.
- Oervoeding/Paleo dieet: Alleen vlees waardoor je meer lichaamsbeweging nodig hebt en
stressvermindering optreedt. Kans op: Ca, Vit. B12 en vezels tekort.
Vegetarisme en veganisme
- Vegetarisme: een voedingspatroon -> geen levensmiddelen die verkregen zijn door dode
dieren -> eten wel melk, eieren etc.
- Veganisme: eten GEEN dierlijke producten, dus ook geen honing, melk en eieren.
Gezondheidskundige aspecten alternatieve voeding
Eten weinig dierlijke producten, industriële bewerkte voeding en genotmiddelen. Risico’s hierbij zijn
tekorten aan energie inname en verzadigde vetten. Maar hebben juist meer inname van zetmeel,
vitamines en mineralen, zout. Toelichting risico’s:
- Geen melkproducten kan leiden tot tekort aan Ca en vitamine B12.
- Geen vlees kan leiden tot tekort aan vitamine B12.
- Zuiver plantaardig kan leiden tot een tekort aan vetzuren.
- Vegan geeft risico op zink en ijzertekort.
- Biologisch geeft risico op jodiumtekort.
Voedingswaardedeclaratie
Verplicht te vermelden: energetische waarde, gehalte aan vitaminen E, V, K, H, suikers en zout. Vaak
wordt dit aangegeven per 100 gram of milliliter. Het vermelden van vitamines en mineralen mag,
maar dan moet ook de ‘aanbevolen dagelijkse hoeveelheid’ worden vermeld.
E-Nummers
Deze zijn niet verplicht te vermelden als het additief in grondstoffen zat die gebruikt zijn voor
productie.
- Kleine e (estimate) -> heeft betrekking op de hoeveelheid (inhoud).
- Grote E -> Europees goed gekeurd.
Keurmerken
- Beter leven: dierenwelzijn