Waarderingsgrondslagen, in het bijzonder actuele waarde en fair value; earnings management
RJ 120 – Prijsgrondslagen
Het Stramien bespreekt kort de mogelijke grondslagen van waardering van activa en verplichtingen,
maar doet daarover geen concrete uitspraken. De uiteindelijke keuze van de waarderingsgrondslag
wordt bepaald door de voorschriften omtrent het doel (‘het wettelijke inzicht’) en de aard (getrouw,
stelselmatig en duidelijk) van de jaarrekening. In de Richtlijnen, het Besluit actuele waarde en in IFRS
zijn de waarderingsgrondslagen verder uitgewerkt.
Actuele waarde
= De waarde die is gebaseerd op actuele marktprijzen of op gegevens die op de datum van
waardering geacht kunnen worden relevant te zijn voor de waarde. Als actuele waarde waartegen
activa en passiva in de jaarrekening kunnen worden gewaardeerd, komt, afhankelijk van de soort
activa of passiva dan wel van de omstandigheden, in aanmerking de actuele kostprijs, bedrijfswaarde,
marktwaarde of opbrengstwaarde. Mutaties ten gevolge van herwaardering van activa die zijn
gewaardeerd tegen actuele waarde dienen in het algemeen te worden opgenomen in een
herwaarderingsreserve.
Artikel 2:384 lid 4 BW bepaalt dat nadere regels kunnen worden gesteld inzake de waardering tegen
actuele waarde. Deze nadere regels zijn opgenomen in het Besluit actuele waarde. Volgens het
Besluit actuele waarde komt als actuele waarde in aanmerking de actuele kostprijs, bedrijfswaarde,
marktwaarde (door de Richtlijnen reële waarde genoemd) of opbrengstwaarde.
De reële waarde wordt door het Besluit actuele waarde aangeduid als marktwaarde. Het begrip
marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Om aan te sluiten op het toenemende
gebruik (ook internationaal) van het begrip reële waarde (‘fair value’) wordt dit begrip gehanteerd.
Een immaterieel vast actief kan slechts tegen de actuele waarde worden gewaardeerd, indien:
Het actief vanaf het moment van verkrijgen op de balans was opgenomen tegen kostprijs;
en
Voor het actief een liquide markt bestaat.
Indien materiële vaste activa of immateriële vaste activa, niet zijnde beleggingen, worden
gewaardeerd tegen de actuele waarde, komt daarvoor in aanmerking de actuele kostprijs. Waardering
geschiedt tegen de bedrijfswaarde indien deze lager is dan de actuele kostprijs. Indien de
opbrengstwaarde lager is dan de actuele kostprijs en hoger is dan de bedrijfswaarde, geschiedt de
waardering tegen de opbrengstwaarde.
Indien financiële instrumenten worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, komt daarvoor in
aanmerking de marktwaarde. Indien niet direct een betrouwbare marktwaarde voor de financiële
instrumenten is aan te wijzen, wordt de marktwaarde benaderd door deze:
Af te leiden uit de marktwaarde van zijn bestanddelen of van een soortgelijk instrument indien
voor de bestanddelen ervan of voor een soortgelijk instrument wel een betrouwbare markt is
aan te wijzen;
Te benaderen met behulp van algemeen aanvaarde waarderingsmodellen en
waarderingstechnieken.
Verplichtingen worden slechts tegen de actuele waarde gewaardeerd indien zij:
Financiële instrumenten zijn die deel uitmaken van de handelsportefeuille;
Afgeleide financiële instrumenten zijn; of
Verzekeringsverplichtingen of pensioenverplichtingen zijn.
Actuele kostprijs
Waardering tegen actuele kostprijs is alleen mogelijk voor vaste activa. De definitie van actuele
kostprijs sluit aan bij die van de historische kostprijs en kent als varianten de actuele verkrijgingsprijs
en de actuele vervaardigingsprijs. Artikel 2 BAW definieert de actuele kostprijs dan ook als:
De actuele inkoopprijs en de bijkomende kosten, verminderd met afschrijvingen; of
De actuele aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten
welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend verminderd met
, afschrijvingen. In deze kosten kunnen worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte
kosten en de rente op schulden over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan
worden toegerekend.
Bedrijfswaarde
= De contante waarde van de aan een actief of samenstel van activa toe te rekenen geschatte
toekomstige kasstromen die kunnen worden verkregen met de uitoefening van het bedrijf.
Reële waarde (= marktwaarde)
= Het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld
tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar
zijn (in het Besluit actuele waarde ‘marktwaarde’ genoemd).
IFRS 13 definieert reële waarde als de prijs die zou worden ontvangen om een actief te verkopen of
die zou worden betaald om een verplichting over te dragen in een reguliere transactie tussen
marktdeelnemers op de waarderingsdatum derhalve kijken naar ‘exit price’ (verkoopprijs) ongeacht
de aanwending door de onderneming zelf en ongeacht of de verkoopprijs direct waarneembaar is dan
wel geschat wordt met behulp van een andere waarderingstechniek.
Indien bijvoorbeeld gebouwen worden aangehouden om er zelf gebruik van te maken, moet er toch
gewaardeerd worden als ware er sprake van de situatie dat de onderneming de gebouwen gaat
verkopen. Er wordt uitgegaan van een ‘orderly transaction’ (geen gedwongen transactie) waarbij het
actief verhandeld kan worden of de verplichting kan worden overgedragen op de primaire (of indien
afwezig ‘meest voordelige’) markt voor de onderneming. Bij het bepalen van de reële waarde dient
voorts te worden uitgegaan van de uitgangspunten die marktpartijen op de datum van waardering
zouden hanteren, waaronder veronderstellingen over risico, en wordt met transactiekosten geen
rekening gehouden. Transportkosten, om het actief te verplaatsen van de huidige locatie naar de
locatie van de relevante markt, worden wel meegenomen bij de bepaling van de reële waarde.
Voor niet-financiële activa wordt uitgegaan van aanwending van het actief op de meest gunstige wijze
(‘highest and best use’). Volgens IFRS 13.27 moet bij de waardering van een niet-financieel actief
tegen reële waarde rekening worden gehouden met het vermogen van een marktdeelnemer om
economische voordelen te genereren door het actief maximaal en optimaal te gebruiken of door het te
verkopen aan een andere marktdeelnemer die het actief maximaal en optimaal zou gebruiken.
Een onderneming moet het gebruik van informatie uit niveau 3 minimaliseren en het gebruik van
zogenaamde ‘observable inputs’ maximaliseren. Dit resulteert in uitgebreide toelichtingseisen indien
gebruik wordt gemaakt van informatie uit niveau 3, ofwel informatie die niet waarneembaar is.
Niveau 1: De reële waarde is gelijk aan genoteerde prijzen van identieke activa of
verplichtingen in een actieve markt.
Niveau 2: De reële waarde is gebaseerd op parameters die direct of indirect waarneembaar
zijn anders dan de genoteerde prijzen bij niveau 1.
Niveau 3: De reële waarde is gebaseerd op parameters die niet waarneembaar zijn.
De onderneming moet informatie verschaffen die de gebruikers van de jaarrekening helpt bij de
beoordeling van de volgende twee punten (IFRS 13.91):
, Voor activa en verplichtingen die na eerste opname op terugkerende of eenmalige basis tegen
reële waarde worden gewaardeerd in de balans de waarderingstechnieken en parameters die
bij de ontwikkeling van die waarderingen zijn gebruikt;
Voor terugkerende waarderingen tegen reële waarde die zijn bepaald met behulp van
significante niet-waarneembare parameters (niveau 3), het effect van de waarderingen op de
winst of het verlies of op de overige componenten van het totaalresultaat voor de periode.
Opbrengstwaarde
= Het bedrag waartegen een actief maximaal kan worden verkocht, onder aftrek van de nog te maken
kosten.
Historische kostprijs
Activa worden verantwoord voor het bedrag aan geldmiddelen dat is betaald, of voor de reële waarde
van de tegenprestatie die is geleverd om ze te verwerven, bepaald op het tijdstip van hun verwerving
(RJ 930.100). Verplichtingen worden verantwoord voor het bedrag van de opbrengst die in ruil voor de
verplichting is ontvangen.
Verkrijgingsprijs
= De verkrijgingsprijs van een actief is de prijs waartegen het is verworven. Volgens artikel 2:388 lid 1
BW omvat deze de inkoopprijs en de bijkomende kosten.
Vervaardigingsprijs
= Het begrip vervaardigingsprijs is van toepassing op de door de rechtspersoon vervaardigde activa.
Deze omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die
rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen
voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente op schulden over het
tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. Verkoopkosten mogen niet
worden geactiveerd.
Contante waarde
= De som van naar een bepaalde rentevoet gedisconteerde toekomstige ontvangsten en uitgaven. De
contante waarde is voor de waardering van voorzieningen verplicht, indien de tijdswaarde materieel is.
Geamortiseerde kostprijs
= Is de verkrijgingsprijs van een financieel actief of passief, rekening houdend met op annuïtaire wijze
verdeeld agio of disagio.