Immateriële vaste activa (exclusief goodwill)
RJ 210 – Immateriële vaste activa
De wet bevat geen definitie van immateriële vaste activa. Bezien vanuit de Richtlijnen en IFRS is
alleen dan sprake van een immaterieel vast actief indien aan een aantal essentiële kenmerken is
voldaan.
Allereerst moet sprake zijn van een actief: een middel, voortgekomen uit gebeurtenissen uit het
verleden, waarover de rechtspersoon de beschikkingsmacht heeft en waarvan naar verwachting
toekomstige economische voordelen aan de rechtspersoon zullen toevloeien (> 50%).
Vervolgens dient dit actief immaterieel te zijn: identificeerbaar, van niet-monetaire aard, zonder
fysieke gedaante.
Doel
Een actief dat wordt gebruikt voor de productie, aflevering van goederen of diensten, voor verhuur aan
derden of voor administratieve doeleinden.
Immaterieel vast actief
= Een identificeerbaar niet-monetair actief zonder fysieke gedaante.
Elementaire kenmerken
Beschikkingsmacht;
Toekomstige economische voordelen;
Identificeerbaar;
Van niet-monetaire aard;
Geen fysieke gedaante.
‘Cryptocurrency’ heeft betrekking op een vorm van uitwisselen van digitale munteenheden die met
software worden gecreëerd. Voorbeelden van bekende ‘cryptocurrencies’ zijn: bitcoin, litecoins en
ripple. De RJ-Uiting geeft aan dat de verwerking afhankelijk is van de doelstelling van het houden van
de ‘cryptocurrency’. Daarnaast zijn de specifieke kenmerken van de ‘cryptocurrency’ van belang,
omdat er verschillende soorten ‘cryptocurrencies’ bestaan. Mogelijke verwerkingswijzen die in de RJ-
Uiting genoemd worden zijn immateriële vaste activa, voorraden en andere beleggingen. Onder IFRS
dient cryptocurrency te worden verwerkt onder de immateriële vaste activa, tenzij de cryptocurrency
wordt aangehouden voor verkoop ten behoeve van de reguliere bedrijfsvoering in dat geval dient de
cryptocurrency te worden opgenomen onder de voorraad.
Verantwoording als kosten
Indien een uitgave of aangegane verplichting niet voldoet aan de criteria voor activering van een
immaterieel vast actief dan worden deze in de winst-en-verliesrekening als kosten verantwoord in het
boekjaar dat de uitgaven worden gedaan of de verplichtingen zijn aangegaan.
Soms worden uitgaven gedaan om voor een rechtspersoon toekomstige economische voordelen te
behalen terwijl geen (immaterieel) vast actief wordt verkregen of gecreëerd dat als zodanig kan
worden verantwoord. In deze gevallen worden de uitgaven beschouwd als kosten op het moment van
levering van de goederen of diensten. Uitgaven voor onderzoek worden bijvoorbeeld altijd als kosten
verantwoord op het moment van levering van de goederen of diensten. Voorbeelden van andere
uitgaven die verantwoord worden als kosten op het moment van levering van de goederen of diensten,
zijn:
Opstartkosten, tenzij deze uitgaven zijn begrepen in de kostprijs van onroerend goed,
machines of inventaris;
Uitgaven voor trainingsactiviteiten;
Uitgaven voor reclame en promotie;
Uitgaven voor verhuizen of reorganisatie van een gehele of gedeeltelijke onderneming.
, Beschikkingsmacht
= Indien een entiteit de beheersing heeft over de toekomstige economische voordelen die uit het actief
voortkomen en de toegang van andere partijen tot die economische voordelen weet af te schermen.
De beschikkingsmacht over de toekomstige economische voordelen vloeit normaliter voort uit juridisch
afdwingbare rechten. Het is ook mogelijk om zonder juridische afdwingbaarheid over de toekomstige
economische voordelen te beschikken. Een onderneming kan bijvoorbeeld een klantenbestand of een
marktaandeel bezitten en de redelijke verwachting hebben dat, dankzij het opbouwen van klantrelaties
en klantentrouw, de klanten met de onderneming zaken blijven doen. Indien er echter geen in rechte
afdwingbare basis bestaat en er ook geen andere manieren zijn om de relaties met de klanten en
klantentrouw aan de rechtspersoon te beschermen, is de beschikkingsmacht over de economische
voordelen meestal onvoldoende om dergelijke posten (klantenbestand, marktaandeel, klantrelatie,
klantentrouw) te laten voldoen aan de definitie van immateriële vaste activa.
IFRS geeft daarentegen wel een voorbeeld van omstandigheden waaronder toch sprake is van een
‘afdoende’ mate van beheersing, namelijk als er zich daadwerkelijke aan-/verkooptransacties van niet-
contractuele rechten voordoen. De bereidheid van de kopende partij om een vergoeding te betalen
voor (niet-contractuele) klantrelaties betekent dat vanuit de koper een mogelijkheid bestaat om de
toekomstige voordelen uit die klantrelaties naar zich toe te halen, ook zonder de aanwezigheid van
juridische bescherming.
Toekomstige economische voordelen
De toekomstige economische voordelen die voortvloeien uit een immaterieel vast actief kunnen de
verkoop van goederen of diensten omvatten, alsmede kostenbesparingen of andere voordelen die
voortkomen uit het gebruik van het actief door de rechtspersoon.
Identificeerbaar
Identificeerbaarheid is van nature aanwezig indien sprake is van een specifieke transactie waarbij een
koop/verkoopovereenkomst voor een individueel aanwijsbaar immaterieel vast actief aan de orde is.
Een voorbeeld is het verwerven van het volledige eigendom van een merknaam of het verkrijgen van
een gebruiksrecht op een merknaam tegen betaling van een koopsom. Een ander voorbeeld is de
overdracht van een cliëntenportefeuille of een assurantieportefeuille. Een dergelijke portefeuille zal
een afzonderlijk op te nemen immaterieel vast actief zijn.
Het actief is separeerbaar als:
Separeerbaarheid houdt in dat de rechtspersoon kan beschikken over de specifieke
toekomstige economische voordelen van het actief van de met andere activa samenhangende
toekomstige economische voordelen, bijvoorbeeld door te verhuren, verkopen, ruilen of uit te
keren; of
Het actief voortkomt uit contractuele of andere juridische rechten, ongeacht of deze rechten
separeerbaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn klantcontracten, patenten, copyrights.
Geen fysieke gedaante
Het essentiële onderscheid van immateriële vaste activa ten opzichte van materiële vaste activa is het
ontbreken van een fysieke verschijningsvorm. Een situatie die op het snijvlak van materiële en
immateriële vaste activa ligt, is één waarbij óók een fysieke verschijningsvorm aan de orde is,
bijvoorbeeld bij een cd of dvd (als gegevensdrager voor software, muziek, film) of bij juridische
documenten en contracten (gegevensdrager voor licenties of patenten). In die situatie dient
beoordeeld te worden of het fysieke dan wel het niet-fysieke element het meest bepalend is.
In de regelgeving wordt als voorbeeld gegeven dat als de besturingssoftware van een machine een
integraal onderdeel van een machine is, de machine inclusief de software als materieel vast actief
wordt gezien. De machine wordt dan niet als een immaterieel vast actief aangemerkt noch wordt een
splitsing in een materiële en immateriële component aangebracht.