Praktische bestuursrecht
- § 1.1 t/m 1.5
- § 2.1, 2.2 & 2.4
- § 2.3 & 3.1
- § 3.2, 3.3 & 5.1
- § 4.1, 4.2, 4.3, 4.4
- § 6.1, 6.2, 6.3
- § 7.4 & 7.5 en 8.1, 8.2 & 8.5
Praktische strafrecht
- § 1.1 t/m 1.3
- § 6.1 t/m 6.3
- § 8.1 t/m 8.7
- § 11.1, 11.2 en 14.1 14.2 14.3 14.4 14.5
· (her)kent het verschil tussen het publiek- en privaatrecht en het bestuurs- en
strafrecht;
· koppelt de te bestuderen stof aan de bijbehorende wetsbepalingen en
jurisprudentie;
· (her)kent en benoemt de basisbeginselen en de bronnen van het bestuursrecht;
· (her)kent de actoren die binnen het bestuursrecht een rol spelen;
· kent de besluitvorming binnen het openbaar bestuur en (her)kent de soorten
besluiten;
· weet welke bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten ingezet kunnen
worden;
· kent de structuur van het strafbare feit en (her)kent de soorten strafbare feiten;
· (her)kent en heeft inzicht in de strafuitsluitingsgronden;
· (her)kent en benoemt de opsporingsbevoegdheden van politie en justitie;
· (her)kent en heeft inzicht in de dwangmiddelen tegen de vrijheid;
· weet welke (vormen van) strafrechtelijke sancties opgelegd kunnen worden;
· kent de rechtsgang van zowel het bestuurs- als het strafrecht op hoofdlijnen.
, Deel 1
§1.1
Het uitvoeren van bestuurstaken -> openbaar bestuur.
Het openbaar bestuur treedt in verschillende hoedanigheden en op verschillende
manieren op en behartig daarbij het algemeen belang. Het openbaar bestuur dient de
samenleving zo te besturen dat burgers en organisaties daar op een fatsoenlijke
manier met naast elkaar kunnen leven, wonen werken en recreëren. Dus het alge-
meen belang is; wat datgene wat in ieders belang zou moeten zijn.
Bestuursrecht heeft betrekking op het juridisch functioneren van het openbaar bestuur
en zijn relatie tot de burger.
De vijf hoofdlijnen/rechtsnormen van het bestuursrecht:
1. Organisatie van het openbaar bestuur
2. Verlening van bestuursbevoegdheden
3. Normen voor het gebruik van bestuursbevoegdheden
4. Rechtsnormen voor burgers en regels voor de handhaving
5. Rechtsbescherming tegen het openbaar bestuur
Publiekrechtelijk -> relatie overheid - burger (bestuursrecht (staatsrecht
& strafrecht)
Privaatrechtelijk -> burger - burger (civiel recht)
§1.2
Er zijn twee beginselen die de basis vormen van het publiekrecht en in het bijzonder
het bestuursrecht; het legaliteitsbeginsel en het specialiteitsbeginsel.
Het legaliteitsbeginsel
Nederland is een democratische rechtsstaat, waarin alleen organen met regelgevende
bevoegdheid wetten kunnen /aankondigen. En het openbaar bestuur voert die wetten
uit. Het openbaar bestuur mag alleen als openbaar bestuur optreden als dit is vast-
gelegd in een wet -> legaliteitsbeginsel (art. 8 Gw). Het legaliteitsbeginsel is ook wel
de wetmatigheid van het bestuur.
De formele wetgever -> de volksvertegenwoordiger (Staten-Generaal) en de regering.
Wet in formele zin -> wetten die worden vastgesteld door de formele wetgever ^. In
de titel van een wet in formele zin zit altijd het woord “wet”.
Wet in materiële zin -> wet die algemeen verbindende voorschriften bevat waaraan
iedereen voor wie die wet is bedoeld verbonden is.
Een verklaring van geen bedenkingen (Vvgb) is een instemming van een ander
bestuursorgaan voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Zonder de verklaring
van geen bedenkingen kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning niet ver-
lenen. Kan de gedeputeerde staten van de provincie geven.
Het specialiteitsbeginsel
Tenzij de vet anders bepaalt, moet het openbaar bestuur bij alles wat het doet belan-
gen afwegen. Als de hartiger van het algemeen belang moet het openbaar bestuur dit
belang afwegen tegen de belangen van individuele burgers. Specialiteitsbeginsel ->
beperkt de afweging tot het kader van de belangen waardoor een speciale dit is be-
doeld, uitgangspunt dat een bestuursorgaan bij het voorbereiden van een besluit
alleen die belangen afwegen die vallen binnen het kader van een bijzondere wet. Het
openbaar bestuur mag in de gevallen waarvoor de wet of regelgeving is vastgesteld
dus alleen het specifieke belangen behartigen/regelen waarop die wet of regelgeving
zijn gericht.
Het fundament/basis van het bestuursrecht ziet er dus als volgt uit; voor het optreden
van het openbaar bestuur is een grondslag in de wet nodig (legaliteitsbeginsel) en bij
,het afwegen van de belangen moet het openbaar bestuur binnen het kader blijven van
de toepasselijke wet (specialiteitsbeginsel).
§1.3
Voor het huurrecht zijn drie rechts bronnen van belang:
1. Wet- en regelgeving en verdragen.
2. Jurisprudentie (rechtsopvatting, manier waarop bepaalde zaken tot dan toe zijn
berecht)
3. Ongeschreven recht, met name enkele algemene beginselen van behoorlijk
bestuur
Wet- en regelgeving en verdragen.
In Nederland is het bestuursrechtelijke normenstelsel hiërarchie's opgebouwd. Het
openbaar bestuur is verdeeld in verschillende lagen die elk op hun beurt bestu-
ursrechtelijke regels kunnen vaststellen. Daarbij mag een lagere regeling niet in strijd
zijn met een hogere.
* Verdragen, beleidsregels en vergunningsvoorschriften behoren niet tot de wet- en
regelgeving.
Verdragen -> afspraken tussen staten.
Het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) -> per-
soonlijke vrijheidsrechten voor burgers zijn erin vastgesteld.
Het Verdrag van de Europese Unie (EU-verdrag) -> diverse bepalingen voor het vrije
verkeer van personen, diensten en goederen binnen de Europese unie (EU).
En het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (EU -werkingsverdrag).
Deze verdragen ^ hebben een rechtstreekse werking (ze zijn in NL van toepassing).
Europese richtlijnen zijn gericht tot lidstaten en hebben in beginsel geen rechtstreekse
werking.
De grondwet bevat, afgezien van belangrijke grondrechten, weinig regels voor burg-
ers. Het is de hoogste wet in formele zin.
Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) -> regeling, afkomstig van de regering.
Ministeriële regelingen bevatten hoofdzakelijk algemeen verbindende voorschriften
voor burgers en kunnen daarnaast bevoegdheden toekennen aan bestuursorganen, zij
zijn echter wel lager in rang.
Het zelfde geldt voor provinciale verordeningen, gemeenschappelijke verordeningen
en waterschap-verordeningen. De regels in provinciale verordening gelden alleen voor
het grondgebied van de gemeente, de regels in een gemeentelijke vordering gelden
alleen binnen de gemeentegrenzen, ook voor de waterschap-verordeningen geldt het
voor het grondgebied van de waterschap.
Beleidsregels -> eigen richtlijnen voor het openbaar bestuur en gelden alleen voor het
orgaan van het openbaar bestuur dat ze heeft vastgesteld of waarvoor ze bedoeld zijn.
Vergunningsvoorschriften -> normen die gelden in het individuele geval, diegene aan
wie de vergunning is verleend. Het kan bestaan uit rechtsnormen afkomstig van wet-
ten en lagere regelingen en uit regels die het bestuursorgaan dat de vergunning ver-
leent, voorschrijft.
Gelede normstelling -> norm voor een bepaald geval worden bepaald door Norman in
verschillende regelingen die dikwijls in een hiërarchische verhouding tot elkaar staan.
Systeem waarbij normen in het individuele geval mede worden bepaald door normen
in diverse regelingen die dikwijls in een hiërarchie ze verhouding tot elkaar staan.
§1.4
Algemeen bestuursrecht -> bevat regels die op alle terreinen van bestuurlijk optreden
van toepassing zijn.
, Bijzonder bestuursrecht -> bevalt regels die speciaal zijn opgesteld voor de bijzondere
gebieden waarop het openbaar bestuur actief is. Bvb; politie, defensie, ruimtelijke or-
dening en economische ordening.
Coördinatiewet -> worden bepalingen die in alle regelingen op een bepaald gebied
van het bestuursrecht voorkomen bij elkaar gebracht. Voorbeelden zijn:
- sociale zekerheid
- Belastingen
- Omgevingsvergunningen
- Fysieke leefomgeving
Het blijft beperkt tot één bijzonder gebied van bestuursrecht.
§1.5
De Algemene wet van bestuursrecht (Awb). In de Awb zijn algemene regels
opgenomen die van toepassing zijn op het hele bestuursrecht en in beginsel op elk
bestuurstaak. De basis van Awb is gelegen in Art. 107 lid 2 Gw, dat aan de wetgever
de opdracht geeft om in wet te maken met algemene regels van het bestuursrecht,
met als doel
* Het bevorderen van eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving
* De vereenvoudiging van bestuursrechtelijke wetgeving
* Het opnemen in de wet van ontwikkelingen in de bestuursrechtelijke rechtspraak
* Het treffen van algemene voorzieningen voor onderwerpen die zich niet lenen voor
regeling in een bijzondere wet.
De Awb is een aanbouwwet die in vier fases (tranches) tot stand is gekomen door
steeds meer inhoudelijk onderdelen aan toe te voegen. Hoofdstuk 1 heeft inleidende
bepalingen, in hoofdstuk 2 volgen regels voor het verkeer tussen burgers en bestuur-
sorganen, hoofdstuk 3 bevat algemene bepalingen over besluiten, hoofdstuk 4 bevat
bijzondere bepalingen over besluiten, in hoofdstuk 5 staat de handhaving van
overtredingen, hoofdstuk 6 bevat algemene bepalingen over bezwaar en beroep ter-
wijl in hoofdstuk 7 bijzondere bepalingen op dit vlak is geregeld. Regels over de wijze
van procederen bij de bestuursrechter zijn vastgesteld in hoofdstuk 8, hoofdstuk 9
gaat over de behandeling van klachten, hoofdstuk 10 bevat bepalingen over bestuur-
sorganen, hoofdstuk 11 eindigt met slot bepalingen.
De Awb heeft een gelaagde structuur; de wet is opgebouwd uit verschillende lagen,
eerst de algemene bepaling en daarna meer de bijzondere gevallen.
* bijzonder moet in dit verband niet worden verward met het bijzonder bestuursrecht
want de Awb gaat het immers om algemene bepalingen die voor het gehele bestu-
ursrecht gelden.
De regels van het algemeen bestuursrecht zijn in beginsel steeds van toepassing op
die van het bijzondere bestuursrecht. De algemene regel voor de zorgvuldige voor-
bereiding van de besluiten geldt voor alle besluiten in het bijzonder bestuursrecht. In-
dien de regel in de bijzondere wet afwijkt van die van de Awb dan gaat de regel in de
bijzondere wet voor, tenzij de afwijking onnodig is. Het is dus belangrijk om de regels
van het algemeen bestuursrecht altijd in samenhang te besturen met die van het bij-
zonder bestuursrecht.
Samenvatting
Het bestuursrecht behoort tot het publiekrecht en heeft betrekking op het juridisch
functioneren van het openbaar bestuur en zijn relatie tot de burger. Het bestuursrecht
bevat regels over de organisatie en inrichting van het openbaar bestuur, het verlenen
van bestuursbevoegdheden aan organen van het openbaar bestuur, de rechtsnormen
waaraan het bestuur zich moet houden bij de uitoefening van die
bestuursbevoegdheden, de handhaving van rechtsnormen die gelden voor de burger
en de juridische bescherming van de burger tegen het optreden van het openbaar
bestuur. Volgens het legaliteitsbeginsel is voor het optreden door het openbaar