Dit document is een Samenvatting van de hoofdstukken 2 t/m 9 uit het boek Praktisch Staatsrecht 5e editie. De belangrijkste punten en begrippen worden behandeld.
PRAKTISCH STAATSRECHT
HOOFDSTUK 2, GRONDRECHTEN IN NEDERLAND
Burgers bezitten fundamentele rechten die die overheid in beginsel moet respecteren en waarom de overheid
alleen inbreuk mag maken als het in de wet is vastgelegd. Eind 17 e eeuw ontstaan in West- Europa.
Grondrechten zijn de fundamentele regels die burgers bezitten waarop de overheid alleen inbreuk op mag
maken als dit in de wet is vastgelegd. De grondrechten gelden voor iedereen, zowel de burgers als de overheid.
Grondrechten kunnen worden verdeeld in twee groepen: sociale grondrechten en klassieke grondrechten.
- Sociale grondrechten: vormen als ware een opdracht voor de overheid om ervoor te zorgen dat er een
sociale gerechtigheid heerst in de samenleving. De overheid heeft hiervoor dus een inspanningsplicht
met een overheidsprestatie. Vanaf artikel 18 GW t/m 23.
- Klassieke grondrechten: waarborgen in zekere zin de vrijheden van de burgers die de overheid moet
respecteren, waardoor voor de burger een staatsvrije sfeer wordt gewaarborgd. De overheid mag niet
ingrijpen. Vanaf artikel 1 GW t/m 17. Art. 23 lid 2 GW is een klassiek grondrecht.
Grondrechten vind je in de grondwet en op Europees niveau: EVRM= klassiek, ESH= sociaal. De raad van
Europa bestaat uit meer leden dan alleen EU leden en op Internationaal niveau: IVBPR= klassiek, IVESCR=
sociaal.
De overheid kan de grondrechten beperken, want de overheid moet kunnen ingrijpen als iets uit de hand loopt.
Er zijn wel 4 voorwaarden aan verbonden: 1. Moet worden vastgelegd in de grondwet 2. Dient ter bescherming
van een bepaald doel 3. De beperking moet worden vastgelegd in een wet in formele zin, of de gedelegeerde
wetgever 4. De beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Bij voorwaarde 1 & 3
moet er een competentievoorschrift zijn. Bij voorwaarde 2 moet er sprake zijn van een doel criteria.
Actief kiesrecht -> het recht om op leden te stemmen. Passief kiesrecht -> om gekozen te worden.
HOOFSTUK 3, DE ORGANISATIE VAN DE NEDERLANDSE STAAT EN HET KONINKRIJK
In een gedecentraliseerde eenheidstaat heeft de centrale overheid een deel van haar regelgevende en
bestuurlijke taken en bevoegdheden overgedragen aan lagere overheden, zodat het staatsgezag deels op
centraal niveau en deels op decentraal niveau ligt. Op centraal niveau zijn er naast de organen van het
openbaar lichaam (zoals regering en de ministers) nog honderden andere zelfstandige bestuursorganen.
In een democratische rechtsstaat hebben burgers invloed op de overheid en is ook de overheid aan regels
gebonden. Een democratische rechtsstaat draagt de volgende kernmerken:
- De overheid mag slechts optreden op grond van algemene regels die democratisch tot stand zijn
gekomen (legaliteitsbeginsel).
- De macht is verdeelt over drie organen: wetgevende macht, uitvoerende macht en rechtsprekende
macht (trias politica, bedacht door Montesqieu).
- Een onafhankelijke rechter biedt burgers bescherming tegen overheidsoptreden dat willekeurig is of in
strijdt met de wet.
- Burgers hebben fundamentele rechten die de overheid moet eerbiedigen.
Burgers in Nederland zijn vertegenwoordigd in de Staten-Generaal. Zij vaardigen samen met de regering als
formele wetgever wetten uit.
, HOOFDSTUK 4, REGERING EN PARLEMENT
De vertrouwensregel houdt in dat een minister, een staatssecretaris of zelfs een heel kabinet zijn ontslag
behoort aan te bieden, als een van de kamers het vertrouwen in hem/haar verliest door bijvoorbeeld een
beleid af te keuren.
Het parlementaire stelsel bestaat uit de volksvertegenwoordigers (Staten-Generaal, eerste en tweede kamer
en het parlement) en de regering (koning en ministers). De volksvertegenwoordigers controleren de uitvoering
van de regering.
Het uitgangspunt van het parlementaire stelsel is dat beide organen bij hun samenwerking handelen volgens
hun eigen taakopdracht -> Dualisme. Als er achter de schermen besluiten en compromissen door de
regeringsfracties in het kabinet worden gesloten met de tweede kamer heet dit monisme.
Kiesdeler -> het totaal aantal stemmen verdeeld over het aantal zetels dat te verdelen is.
Kiesdrempel -> Dit betekent dat lijsten (meestal politieke partijen) die minder dan een bepaald percentage van
de stemmen (de kiesdrempel) halen, geen enkele zetel in het verkozen orgaan krijgen.
Restzetel -> In de Nederlandse politiek is een restzetel een zetel die overblijft na een eerste verdeling van
zetels naar rato van de stemmen in een kiessysteem met evenredige vertegenwoordiging.
Kamerleden, ministers en staatssecretarissen zijn parlementair onschendbaar zij kunnen niet strafrechtelijk
worden vervolgd voor wat zij in de kamer hebben gezegd.
Kamerleden kunnen ook moties indienen. Een motie is een schriftelijk voorstel waarin het standpunt van de
tweede kamer over een bepaalde kwestie is verwoord. De motie wordt na de beraadslaging in stemming
gebracht, waarna de tweede kamer deze kan aannemen en uitvoeren.
De rol bij de samenstelling van de regering en het regelen van de eigen werkzaamheden is bij de eerste kamer,
ook wel senaat genoemd, vergelijkbaar met die van de tweede kamer.
Ministers zijn individueel verantwoordelijk voor hun eigen beleid en gezamenlijk voor het regeringsbeleid.
Daarnaast dragen zij niet alleen de politieke maar ook strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor daden van de
koning en andere leden van het koningshuis.
Het parlement / Staten-Generaal (eerste en tweede kamer) heeft naast de wetgevende taak ook de taak om de
regering te controleren bij de uitvoering van wetten en andere bestuurlijke taken.
HOOFDSTUK 5, WET- EN REGELGEVING
Een wet die door de formele wetgever tot stand wordt gebracht (regering en Staten-Generaal) word een wet in
formele zin genoemd. Besluiten van de formele wetgever en van andere regelgevende organen die een
algemeen verbindend voorschrift bevatten worden wet in materiële zin genoemd. Beleidsregels zijn geen
algemeen verbindend voorschrift en vallen dus niet onder wet in materiële zin.
Memorie van toelichting -> inhoud en doel worden toegelicht en aangeboden aan de koning.
Memorie van antwoord -> wijzingen in een wetsvoorstel.
Hoe een wet wordt ingesteld is te lezen vanaf artikel 81 Gw.
HOOFDSTUK 6, BESTUUR EN BELEID
Bestuur omvat al het handelen van de overheid dat niet valt onder wetgeving en rechtsspraak. Onder bestuur
valt bovendien het maken van beleid -> het streven om met bepaalde middelen binnen zekere tijd bepaalde
doelen te bereiken. Wanneer de overheid bestuurstaken uitvoert, spreken we van openbaar bestuur.
Tot de overheidsorganisaties behoren openbare lichamen en andere rechtspersonen die krachtens
publiekrecht zijn ingesteld.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper zoerulkens. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,34. Je zit daarna nergens aan vast.