Samenvatting JR Samenvatting:
Grondslagen van het management: H1, H5, H6
H1 Manager & Management
1.1 Organisatie en management
Organisaties van alle partijen die iets bepaalds regelen bv. reisbureau of restaurants etc.
In bedrijf goed inzicht en een organisatie aanwezig zijn voor goed beleid.
1.1.1 begrippen ‘’manager’’ & ‘’management
Manager: is iemand die processen aanstuurt en handelen van anderen voortbrengt. Neemt als
leidinggevende beslissingen.
Management: 3 betekenissen - alle managers binnen het bedrijf
- activiteiten om iets te realiseren
- vak en gebied als studeren op proces en organisatie
1.1.2 Enkele kenmerken van managers
- Afhankelijk van inzet van anderen: moeten ervoor zorgen een werkwijze vinden waarbij
iedereen mee werkt aan het doel.
- Verantwoordelijk voor werkklimaat, informatie en beslissingen: verantwoordelijk voor
goede werksituatie, delen en opnemen van informatie, beslissingen kunnen/durven maken
- Vaardigheden: tijdmanagement, terreinkennis, resultaatgerichtheid: goed tijd-management
beheren en gezag, kennis hebben van doen, en richten op resultaat
1.1.3 organisatie en organiseren
Organisatie = samenwerkingsverband met bewuste relaties om samen doel te realiseren.
Organiseren = scheppen van doelmatige verhoudingen tussen mensen, middelen en
handelingen op bepaalde doelen te bereiken.
Effectief + efficiënt werken = doeltreffend en doelmatig werken via goede organisatie.
Elke organisatie is samenwerking tussen mensen die samen doel willen bereiken
Organisatie: 3 betekenissen - institutioneel bv aan Philips refereren.
- instrumenteel is eigenlijk de organisatie
- functioneel is proces van handelen
,Samenvatting JR Samenvatting:
Grondslagen van het management: H1, H5, H6
1.2 Kernactiviteiten van managers
Managers als groep leidinggevenden verdeeld in top-middle-uitvoerend
1.2.1 onderlinge overeenkomsten tussen managementlagen
Belangrijkste taak manager is sturen van mensen en middelen in organisatie. Activiteiten:
- Interpersoonlijke activiteiten: relatie opbouwen met de aansturende groep en zorgen dat het
proces goed aansturen.
- Informatieactiviteiten: het opdoen van informatie binnen/buiten het bedrijf
- Besluitvormende activiteiten: keuzes maken om doelstelling te realiseren doormiddel van
goede besluitvorming.
1.2.2 verschillen per managementlaag
Topmanagement: relatie tussen organisatie en vormgeving, nemen strategische beslissingen
keuzes maken op hoogste niveau. Professioneel overkomen en zijn, en goede contacten
leggen, schoon verleden goede uitstraling hebben.
CEO activisme: topmanagers openlijk mengen in debatten.
Middle management: grootste groep, algemeen beleid uitvoeren en direct leiding geven aan de
uitvoerenden, belangrijke taken zoals plannen rapporteren motiveren etc. Vooral beleid
formulerende taken en overbrengen plannen van topmanagement.
Uitvoerend management: leiding/coaching over de direct uitwerkend groep personeel. Steeds
meer zelfsturende teams die elkaar aanvullen etc.
1.2.3 Managers en soorten van beslissingen
Managementproces 3 soorten beslissingen te onderscheidden:
1. Strategische beslissingen: vastellen van organisatiedoelen, de keuze van de middelen
daarvoor en de weg waarlangs de doelen willen bereiken. Grote beslissingen binnen bedrijf
2. Organisatorische ofwel tactische beslissingen: organisatieopbouw en taak verdeling. Zoeken
naar geschikte organisatiestructuur. wellicht opnieuw verdelen taken.
3. Operationele beslissingen: betreft dagelijkse uitvoering. hoge leiding niet mee lastig vallen,
kleine beslissingen.
1.2.4 Strategische beslissingen en doelstellingen
Voor evt. grote beslissingen kan er van externe partij advies raadplegen. Vaak zijn
doelstellingen en strategie al bepaald. Relaties met externe partij ook behouden. De externe
partij komt in sociaal-maatschappelijke omgeving en daarop inspelen.
, Samenvatting JR Samenvatting:
Grondslagen van het management: H1, H5, H6
1.2.5 Doelstellingen, strategiebepaling en planning
Eerst nadenken voordat er een bedrijfsactiviteit aangepakt wordt.
Beleidsplan: leiding geeft doelstellingen aan en stelt richtlijnen voor activiteiten. En via welke
middelen dat zal gebeuren.
Doelstellingen: kunnen tot allerlei betrekkingen hebben: winst, marktaandeel, groei etc. Alle
keuzes goed doordenken en bekijken hoe iets tot stand komt en vanuit waar.
Met planning kijken wanneer wat gemaakt wordt en door die en hoe.
1.3 Managers en leiders: geboren of gemaakt?
Manager is verantwoordelijk om organisatie helpen en doelen te bereiken. Beoordelen van
manager via managementeffectiviteit= benutten/hanteren van middelen en instrumenten
gerelateerd aan het behalen van doelstellingen.
1.3.1 managementbekwaamheden: kennis, vaardigheden en houding
Bestuur & beheer: managen achter bureau, zoals nota’s lezen, concepten opstellen, keuzen
jaarplan maken etc.
Communicatie: mondelinge en schriftelijke vaardigheid. Goed communiceren met personeel of
externe partijen.
Interpersoonlijke effectiviteit: zaken als leiderschap, overtuigingskracht etc. Het overkomen
doormiddel van houding.
1.3.2 Wat moet een goede manager allemaal kunnen?
Vele kwaliteiten hebben voor goede manager. Kennisgebied van manager:
Kennis van plannen, organiseren en besturen: kennis hebben van die 3 om zijn leiderschap te
behouden en uit te voeren.
Mensenkennis: werkt veel met mensen dus goede menskennis hebben.
Technische kennis: kennis van specifieke werkgebied, anders niet goed mee praten erover.
Kennis van de organisatie waarin met werkt: kennis hebben van de structuur en geschiedenis
organisatie, beleid, filosofie etc.
Overige kenmerken van goede managers: creativiteit hebben, innovativiteit, sociale
vaardigheden, gedreven zijn, zelfverzekerd.
1.3.3 Manager of leider?
Fayol zegt: lagere bedrijfsfunctionaris technische bekwaamheid belangrijk, hoge functionaris
mangamentbekwaamheid belangrijkst.
Leiders meer actief in op zaken en meer emotioneel betrokken, meer inspirerende visie
schetsen. op toekomst gerichte situatie. Managers meer sturen.