Vertering
Samenvatting BS1 t/m BS5
1. De bouw en functie van DNA
Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen: alles wat je eet en drinkt
Voedingsstoffen: de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen.
– Zes groepen voedingsstoffen: eiwitten, koolhydraten, vetten, water,
mineralen en vitaminen.
– Een tekort aan voedingsstoffen kan ziektes veroorzaken.
Voedingsstoffen kunnen dienen als bouwstoffen voor de productie van
organische moleculen bij de voortgezette assimilatie. Deze moleculen zijn nodig
voor groei en ontwikkeling, voor vervanging van afgestorven cellen en voor
herstel van verwondingen.
Voedingsstoffen kunnen dienen als brandstoffen om energie te leveren voor de
dissimilatie. De energie is nodig om te kunnen bewegen, voor het op peil
houden van de lichaamstemperatuur en voor groei, ontwikkeling en herstel.
Eiwitten (proteïnen)
Eiwitten zijn ketens van aminozuren:
– Dierlijke eiwitten zitten vooral in vlees, vis, melk, kaas en eieren.
– Plantaardige eiwitten zitten vooral in brood, graanproducten, peulvruchten,
paddenstoelen en noten.
– Een teveel aan opgenomen eiwitten wordt niet opgeslagen; ze worden
omgezet in glucose en verbrand.
Functie: vooral als bouwstoffen.
- Komen voor in tussencelstof (collageen, kraakbeen, been)
- Zijn nodig voor bij het transport van stoffen (transporteiwitten)
- De celcommunicatie (signalen overbrengen; hormonen neurotransmitters)
- Chemische reacties (enzymen)
,⇢ Niet essentiële aminozuren: eiwitten kunnen via transiminatie ontstaan in
de lever (12 van de 20 aminozuren van de mens)
⇢ Essentiële aminozuren: eiwitten moeten in het voedsel aanwezig zijn,
omdat ze niet of in onvoldoende hoeveelheden in het lichaam van de mensen
kunnen worden gevormd (8 van de 20 aminozuren van de mens)
Koolhydraten (sachariden)
• Koolhydraten worden ook wel sachariden genoemd:
– Zoete vruchten, jam, stroop en honing bevatten veel glucose, fructose en
sacharose (monosachariden en disacharide)
– Brood, aardappelen, rijst en macaroni bevatten veel zetmeel (polysacharide)
– Een teveel aan opgenomen koolhydraten wordt omgezet in glycogeen of vet
en opgeslagen.
Functie: vooral brandstoffen, ook bouwstoffen.
- Door koolhydraten te eten kun je een groot deel van je energiebehoefte
voorzien
- Koolhydraten komen voor in DNA, ATP en in celmembranen.
• Voedingsvezel: stoffen afkomstig van plantaardige voedingsmiddelen die niet
door enzymen van de mens kunnen worden verteerd.
– Een deel kan in de dikke darm wel worden afgebroken.
– Functie: darmwerking en stoelgang bevorderen + zorgen voor een verzadigd
gevoel, waardoor je niet te veel eet.
– Vezels leveren geen voedingsstof!
Vetten (lipiden)
• Vetten zijn opgebouwd uit een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen:
– Halvarine, vlees, vis, kaas, noten, koek, snacks en sauzen bevatten vetten.
– Deze vetzuren kunnen verzadigd (enkelvoudige binding tussen C-atomen)
of onverzadigd (dubbele binding tussen C-atomen) zijn.
– Vooral plantaardige oliën en vis bevatten veel onverzadigde vetzuren.
– Dierlijke vetten bevatten veel verzadigde vetzuren.
– Een teveel aan opgenomen vetten wordt opgeslagen onder de huid en
rondom organen
, Functie: vooral brandstoffen, ook bouwstoffen.
- Vetten zijn een bouwstof in fosfolipiden in membranen.
- Vetten zijn een oplosmiddel voor sommige vitaminen, waardoor je ze alleen
via vet binnenkrijgt (A, D, E en K).
⇢ Niet essentiële vetzuren: de meeste vetzuren worden gevormd uit andere
organische stoffen.
⇢ Essentiële vetzuren: enkele onverzadigde vetzuren moeten in het voedsel
voorkomen.
• Cholesterol: een vet dat je voor een klein deel binnenkrijgt via je voeding,
maar voor een groot deel wordt aangemaakt door de lever.
– Komt voor in celmembranen en wordt gebruikt bij productie van hormonen,
gal en vitamine D.
Water
• Water
– Dranken, groenten en fruit zijn voedingsmiddelen die veel water bevatten.
– Organismen bestaan voor het grootste deel uit water.
– Door het uitademen van lucht, urine en ontlasting raakt het lichaam water
kwijt. Dit verlies wordt voor een deel aangevuld met water dat bij dissimilatie
ontstaat of door eten en drinken.
– Als het lichaam plotseling veel water kwijtraakt kan dit levensgevaarlijk zijn.
Functie: Bouwstof (in lichaamscellen)
- Dient ook als oplosmiddel voor allerlei stoffen en transportmiddel (in bloed)
- Bepaald samen met de opgeloste stoffen de osmotische waarde van
vloeistoffen in het lichaam.
- Speelt belangrijke rol bij de regeling van de lichaamstemperatuur.