ALGEMENE KUNSTGESCHIEDENIS
HUGH HONOUR & JOHN FLEMING
,ALGEMENE KUNSTGESCHIEDENIS .................................................................................... 1
INLEIDING ...................................................................................................................... 4
KUNST ALS AMBACHT ........................................................................................... 4
SCHILDERKUNSTIGE UITBEELDING .................................................................... 6
STIJL EN KUNSTENAARSPERSOONLIJKHEID ..................................................... 7
CONTEXT: BETEKENIS EN FUNCTIE .................................................................... 7
VROUWELIJKE KUNSTENAARS ............................................................................ 8
DE KUNSTGESCHIEDENIS .................................................................................... 9
DEEL 1: GRONDSLAGEN DER KUNST ....................................................................... 10
1. DE PREHISTORIE .................................................................................................... 10
DE KUNST VAN DE JAGERSVOLKEN ................................................................. 10
DE KUNST VAN DE BOEREN ............................................................................... 10
2. DE VROEGE BESCHAVINGEN ................................................................................ 12
MESOPOTAMIË .................................................................................................... 12
HET OUDE EGYPTE ............................................................................................. 13
CHINA .................................................................................................................... 15
3. WERELDWIJDE ONTWIKKELINGEN ....................................................................... 16
DE HETTIETEN ..................................................................................................... 16
HET NIEUWE RIJK EN HET OUDE EGYPTE........................................................ 16
ASSYRIË EN BABYLON ........................................................................................ 17
IRAN ...................................................................................................................... 18
HET CHINA VAN DE ZHOU................................................................................... 18
NOORD- EN ZUID-AMERIKA ................................................................................ 19
AFRIKA: DE NOK-CULTUUR ................................................................................ 20
4. DE GRIEKEN EN HUN NABUREN ........................................................................... 21
ARCHAÏSCH GRIEKENLAND ................................................................................ 21
DE KLASSIEKE PERIODE..................................................................................... 22
NATURALISME EN IDEALISERING ...................................................................... 24
BARBAARSE ALTERNATIEVEN: DE SCYTHEN EN DE DIERSTIJL .................... 26
HALLSTATT EN LA TÈNE ..................................................................................... 26
HET IBERISCHE SCHIEREILAND EN SARDINIË ................................................. 27
DE ETRUSKEN ...................................................................................................... 27
2
Linda Maas Zuyd Hogeschool
, 5. HELLENISTISCHE EN ROMEINSE KUNST ............................................................. 29
DE HELLENISTISCHE PERIODE .......................................................................... 29
HELLENISTISCHE EN ROMEINSE SCHILDER- EN MOZAÏEKKUNST ................ 31
ROMEINSE ARCHITECTUUR ............................................................................... 32
ROMEINSE BEELDHOUWKUNST ........................................................................ 35
LAAT-ANTIEKE KUNST ......................................................................................... 35
3
Linda Maas Zuyd Hogeschool
, INLEIDING
Overal waar mensen samenleven, maakt de kunst deel uit van een ingewikkeld stelsel van geloof en
ritueel, van morele en maat schappelijke codes, magie of wetenschap, mythe of geschiedenis. Kunst
staat halverwege tussen wetenschappelijke kennis en een magische of mythische gedachtewereld,
tussen wat waargenomen en wat geloofd wordt, en ook tussen menselijk kunnen en menselijk streven.
Als communicatiemiddel is kunst verwant aan taal en beoogt zij uitspraken te doen met een didactisch
of moreel instructief karakter. Maar tegelijkertijd is kunst dikwijls een middel tot beheersing, verwant
aan magie, dat beoogt orde te scheppen in de fysieke wereld, de tijd aan banden te leggen en
onsterfelijkheid te waarborgen. Binnen de sociale groep, of at nu enkel een dorp of een wijdvertakt
wereldrijk is, wordt voor motieven, thema’s of onderwerpen geput uit een gemeenschappelijk arsenaal.
De wijze van uitbeelden wordt beperkt door de beschikbare grondstoffen en gereedschappen, door de
vaardigheden die van generatie op generatie zijn overgeleverd, en door wat men alleen maar ‘stam’-
conventies kan noemen, hoewel ze vaak verre van naïef en simpel zijn. En toch vernieuwt de kunst
zich onophoudelijk, net als de levende organismen van sociale en culturele structuren, die altijd aan
verandering onderhevig zijn, hetzij door groei van binnenuit hetzij door druk van buitenaf. In
gemeenschappen die stabiel zijn of die stabiliteit nastreven, voltrekken artistieke veranderingen zich
vaak zo geleidelijk dat ze nauwelijks merkbaar zijn. Zelfs in meer dynamisch-expansieve
gemeenschappen kan zich op het niveau een artistieke verandering voltrekken, terwijl op “het andere
de continuïteit gehandhaafd blijft. Westerse ideeën omtrent ‘vooruitgang’ hebben meer dan eens
geleid tot een vertekend beeld van de kunst.
KUNST ALS AMBACHT
Kunst, vakmanschap en technologie zijn drie begrippen die zelden een zo duidelijk omschreven
betekenis hebben verkregen en in het Westen nog maar sinds de zestiende eeuw.
In alle gebouwen en gebruiksvoorwerpen, met uitzondering, van de allereenvoudigste, bestaat echter
een spanning tussen doel en middelen, tussen de ‘idee’ en de vaardigheden die vereist zijn om er
uitdrukking en vorm aan te geven. En door die spanning krijgt kunst, zoals wij haar ervaren, een ander
historisch verloop dan ambacht of technologie. Methoden van bouwen, beeldhouwen of schilderen
volgen elkaar niet op zoals dat in de technologie gebeurt.
BOUWSYSTEMEN
Er zijn twee fundamentele bouwsystemen: met zuilen die horizontale elementen dragen en met muren
waarin openingen zijn aangebracht, soms in de vorm van een boog. De toepassing van wigvormige
stenen om ronde bogen en gewelven te construeren, reeds bekend in het oude Egypte, werd uitgebuit
door de Romeinen. Later brachten zij dit principe verder tot ontwikkeling dankzij de uitvinding van het
beton. Tijdens de Europese Middeleeuwen kwam de gotische bouwkunst tot ontwikkeling en daarmee
een iets ander systeem: pijlers die bogen en gewelven droegen. In de twintigste eeuw traden toch
radicale koerswijzigingen op in deze grondsystemen, waarbij men gebruik maakte van nieuwe
ontwikkelingen in de technologie van het bouwen en van nieuwe materialen.
BEELDHOUWTECHNIEKEN EN MATERIALEN
Ook de beeldhouwkunst kent twee basistechnieken: modelleren en hakken. Het eerste berust op het
vormen uit klei of een ander kneedbaar materiaal en het tweede op het weghakken van overtollig
steen of hout. Het eerste is plastiek, het tweede sculptuur. Beeldhouwers worden in hun
mogelijkheden, beperkt door de natuurlijke eigenschappen, de vorm en de vastheid van hun
materiaal, en ook door de doelmatigheid van hun werktuigen.
Voor wat betreft de geschiedenis van de Europese sculptuur is verreweg de belangrijkste ontwikkeling
geweest de uitvinding van een techniek, waarschijnlijk in de vijfde eeuw v. Chr. in Griekenland die een
beeldhouwer in staat stelde om in steen een preciese kopie van een voorbeeld in klei, pleister of
ander makkelijk hanteerbaar materiaal te hakken. Het voorbeeld werd op uitstekende onderdelen
gemarkeerd met ‘stippen’ en de aftanden tussen deze en een loodlijn of houten raamwerk werden
opgemeten zodat gaten van even grote diepte konden worden geboord in een stuk marmer op
corresponderende punten.
In Mesopotamië ontdekte men in de tweede helft van het derde millenium v.Chr. dat een duurzame
metalen versie van een beeld van klei v.Chr. dat een duurzame metalen versie van een beeld van klei
verkregen kon worden door het in brons te gieten volgens de cire perdue-methode.
In de twintigste eeuw keerden veel kunstenaars die sculptuur zagen als de kunst van het scheppen
van driedimensionale vormen die vaak nauwelijks of geen voorstelling bevatten, de
4
Linda Maas Zuyd Hogeschool