Hoofdstuk 12 Hormonen
12.1 - De aanmaak van hormonen
Een hormoon:
Een regelstof die wordt gemaakt door endocriene klieren en via het bloed terecht komt bij
organen/weefsels waarvan het de werking regelt.
Het hormoonstelsel:
- Regelt de werking van langzame en langdurige processen
→ constant houden intern milieu (homeostase)
- Regelkringen
Hormoonklieren zijn endocriene klieren
→ Geven hun producten af aan het inwendige milieu (het bloed) en via het bloed aan
de weefselvloeistof, cellen en lymfe.
Niet bij alle klieren zo: b.v. zweet- en verteringsklieren → producten komen
terecht in uitwendige milieu. Dit zijn exocriene klieren.
Dus:
Endocriene klieren: geven producten af aan inwendige milieu
Exocriene klieren: geven producten af aan uitwendige milieu
Alleen cellen met passende receptoren voor een hormoon reageren. Deze cellen bevinden
zich in de doelwitorganen en -weefsels.
Hormoon: Een signaalstofje dat via het bloed zijn doelwitcellen bereikt.
Endocriene klier: Een (hormoon)klier die het product afgeeft (aan) het inwendig milieu, het
bloed, om zo een doelwitorgaan te bereiken.
Inwendig milieu: Bloed, weefselvloeistof, celinhoud en lymfe.
Exocriene klier: Een klier, een zweetklier of een verteringsklier bijvoorbeeld, die zijn
product afgeeft aan het uitwendige milieu.
Uitwendige milieu: Alles in en om het lichaam wat zich buiten het dekweefsel bevindt
(darmlumen, longinhoud, nierbekken, blaas, baarmoeder, buiten de huid).
Doelwitorganen: Orgaan waarvan de cellen receptoren hebben voor een bepaald hormoon.
De hypofyse (Binas 88C) zorgt voor de coördinatie
van alle processen. Het is een klein orgaan. De
hypofyse ontvangt informatie over het lichaam vanuit
de hypothalamus. Dat is een deel van de hersenen
dat vlak boven de hypofyse ligt.
De hypofyse zet andere hormoonklieren aan tot actie.
Ook regelt het de groei en rijping van de
geslachtscellen.
Hypofyse is een orgaan die verbinding tussen
hersenen en hormoonstelsel (Binas 89A en C) is (te
zien aan ligging en structuur).
,Hypofyse bestaat uit twee delen:
- Neurohypofyse (hypofyseachterkwab): Onderdeel van de hypofyse, bestaat uit
zenuwweefsel en geeft neurohormonen van de hypothalamus af aan het bloed.
- Adenohypofyse (hypofysevoorkwab): Onderdeel van de hypofyse, bestaat uit
klierweefsel dat verschillende hormonen afgeeft, aangestuurd door de hypothalamus.
Hypofyse: Centrale hormoonklier, zo groot als een erwt, net onder het midden van de grote
hersenen, coördineert de aansturing van hormoonklieren.
Hypothalamus: Deel van de hersenen, vlak boven de hypofyse, koppelt zenuwstelsel en
hormoonstelsel; maakt neurohormonen die de activiteit van de hypofyse aansturen.
Voorbeeld nauwe samenwerking hypothalamus en hypofyse:
Regeling bloeddruk:
Er is een homeostase voor de bloeddruk
Er verandert iets: b.v. daling bloeddruk
- Neuronen in hypothalamus maken neurohormoon ADH
- ADH komt in neurohypofyse
- ADH komt in bloed
- Bloedvaten trekken samen, uitscheiding water in nieren verminderd →
bloeddruk stijgt
ADH (antidiuretisch hormoon): Neurohormoon uit de hypofyse, gemaakt door zenuwcellen
van de hypothalamus. Bevordert de terugresorptie van water uit de voorurine (in de nieren)
waardoor minder urine ontstaat. ADH heeft daardoor ook invloed op de bloeddruk.
Neurohormoon oxytocine beïnvloed concentratie van de gladde spieren in de
baarmoederwand bij de bevalling en is betrokken bij sociaal gedrag. Komt ook via
neurohypofyse in het bloed.
Andere neurohormonen uit hypothalamus stimuleren adenohypofyse.
Synapsen (in hypothalamus) geven releasing-hormonen (RH’s) af aan bloed. Hierna
rechtstreeks terecht in adenohypofyse. Zorgt voor stimulatie aanmaken hormonen.
Andere neuronen van hypothalamus geven inhibiting-hormonen (IH’s) af, die de productie
van hormonen remmen.
Releasing-hormonen (RH’s): Neurohormonen van de hypothalamus die de afgifte van
bepaalde hormonen door de adenohypofyse stimuleren.
Inhibiting-hormonen (IH’s): Neurohormonen van de hypothalamus die de afgifte van
bepaalde hormonen door de adenohypofyse remmen.
FSH (follikel stimulerend hormoon): Hormoon van de adenohypofyse, stimuleert bij de vrouw
in de eierstokken de groei en de ontwikkeling van de follikels en bij de man in de zaadballen
de vorming van zaadcellen.
Ontwikkelende follikels geven op hun beurt oestradiol af, een oestrogeen.
Oestradiol: Een oestrogeen, gevormd door de follikels, remt de afgifte van FSH en
stimuleert de afgifte van LH door de hypofyse en stimuleert de vorming van het
baarmoederslijmvlies.
, Stijging van oestradiol stimuleert afgifte van LH (luteïniserend hormoon): Hormoon van de
adenohypofyse, stimuleert bij de vrouw de ovulatie, de vorming van het gele lichaam en de
productie van progesteron, en bij de man de productie van testosteron (waar LH ook wel
ICSH (interstitiële cellen stimulerend hormoon) heet).
Na
ovulatie ontstaat ook progesteron.
Progesteron: Hormoon van het gele lichaam, dat samen met oestradiol de afgifte van FSH-
RH en FSH remt. Stimuleert de vervolmaking van het baarmoederslijmvlies.
Veel hormoonconcentraties zijn via negatieve terugkoppeling geregeld - concentratie
daalt. Zo blijft het bij de norm.
Tegenovergestelde is positieve terugkoppeling, hierbij stijgt hormoonconcentratie.
Negatieve terugkoppeling: In het hormoonstelsel: een stijging van het ene hormoon leidt in
een aantal stappen tot een daling van de concentratie van een andere hormoon, en
omgekeerd. Hierdoor schommelen de concentraties van een hormoon in het bloed
voortdurend rond een bepaalde waarde, de norm.
Positieve terugkoppeling: De effector (een spier of klier) vergroot de afwijking van de
norm; het versterkt de verandering (bijv. zuigreflex en oxytocine afgifte).
Sommige van de stoffen die wij binnenkrijgen vinden zich aan membraanreceptoren.
Daardoor kunnen zij je lichaam beïnvloeden.
Membraanreceptoren: Receptoren in het celmembraan, waaraan signaalstoffen zoals
hormonen koppelen.