,Inhoud
De Tien Tijdvakken in het kort................................................................................................................. 2
Tijd van jagers en boeren (Prehistorie, tot 3000 v. Chr.) ........................................................................ 3
Tijd van Grieken en Romeinen (Oudheid: 3000 v. Chr. – 500 na Chr.) ................................................... 4
Tijd van monniken en ridders (vroege middeleeuwen: 500 – 1000) ...................................................... 8
Tijd van steden en staten (Late middeleeuwen: 1000-1500)................................................................ 11
Tijd van ontdekkers en hervormers (nieuwe geschiedenis: 1500-1600) .............................................. 15
Tijd van regenten en vorsten (nieuwe geschiedenis: 1600-1700) ........................................................ 19
Tijd van pruiken en revoluties(nieuwe geschiedenis: 1700-1800)........................................................ 23
Tijd van burgers en stoommachines (Nieuwste Geschiedenis: 1800-1900) ......................................... 25
Tijd van wereldoorlogen en holocaust (Nieuwste Geschiedenis: 1900-1945)...................................... 30
Tijd van televisie en computer (nieuwste geschiedenis: 1945-heden) ................................................. 38
Wat is Geschiedenis .............................................................................................................................. 43
1
,De Tien Tijdvakken in het kort
Tijd van Jagers en boeren (prehistorie, tot 3000 v. Chr.)
Rendierjagers (12.000v. Chr.), vissers- (7.000 v. Chr.), bandkeramiek- (5.000 v. Chr.) en
trechterbekercultuur (3.000 v. Chr.).
Tijd van Grieken en Romeinen (oudheid: 3000 v. Chr. – 500 na Chr.)
Aanvoerder Julius Caesar, keizer Caesar Augustus, en de groei en val van het Romeinse rijk.
Tijd van Monniken en ridders (vroege middeleeuwen: 500 – 1000)
Keizer Karel de Grote (800), de groei van het Frankische Rijk, en de driedeling (843).
Tijd van Steden en staten (late middeleeuwen: 1000-1500)
De Hanze (1356), Floris V (1252-‘96), het Bourgondische rijk van Filips de Goede (1385-1477), gevolgd
door het Habsburgse Rijk (1477). De tijd van Portugese wereldverkenners (1415-1522)
Tijd van Ontdekkers en hervormers (nieuwe geschiedenis: 1500-1600)
Habsburgse Karel V (1500), zoon Filips II (1555) en Alva en de Beeldenstorm (1566). Willem van
Oranje en de gewapende opstand (1568) en de Unie van Utrecht(1579), gevolgd door zijn dood
(1580) en zoon Prins Maurits en de Republiek der 7 Nederlanden (1588)
Tijd van Regenten en vorsten (nieuwe geschiedenis: 1600-1700)
Vorming van de republiek, het einde van de 80-jarige oorlog (1648), de vorming van de VOC (1602)
en WIC (1621) in de gouden eeuw, tot Lodewijk XIV en het Rampjaar van 1672, met Willem III als
stadhouder en vanaf 1689 koning van Engeland.
Tijd van pruiken en revoluties(nieuwe geschiedenis: 1700-1800)
De Franse revolutie(1789) waarna Lodewijk XVI in eerste instantie wordt afgezet, maar in de chaos
die volgt toch wordt gedood. De Bataafse-revolutie(1795) die vanuit Frankrijk naar de republiek
verspreidt, waarna stadhouder Willem V moet vluchten en de Franse patriotten de leiding nemen.
Tijd van Burgers en Stoommachines (nieuwste Geschiedenis: 1800-1900)
Napoleon (1799) en de verovering van de Bataafse republiek. Het Koninkrijk der Nederlanden onder
koning Willem I (1813), en democratische opstanden van 1848. Het instellen van het Indonesisch
cultuurstelsel (1830) en de volledige verovering tijdens imperialisme. De Industriële revolutie van
Engeland (1780) en - bijna een eeuw later - de Nederlanden (1860). Wettelijk einde aan de slavernij
in de Nederlanden (1863). De vraag naar eenheid leidt tot het samenvoegen van de Duitse
deelstaten tot één groot Duits rijk (1871).
Tijd van Wereldoorlogen en Holocaust (nieuwste Geschiedenis: 1900-1945)
Tijd van de Scholenstrijd (1900-‘17). De moord op Franz Ferdinand en de eerste wereld oorlog, tot
het verdrag van Versailles (1914-1919). De Russische revolutie (1917). Dictatuur van Hitler (1933),
bezetting Oostenrijk en verdrag van München (1938), bezetting Tsjecho-Slowakije, aanval op Polen
en begin twee wereld oorlog (september 1939), Blitzkrieg West-Europa (mei 1940), aanval op de
Sovjet-Unie (1941-1943), Pearl Harbor (1941), D-Day (juni 1944) en einde van de oorlog (mei 1945).
Tijd van Televisie en computer (nieuwste geschiedenis: 1945-heden)
Willem Drees en de AOW(1956). De Watersnoodramp (1953). Politionele acties (1947-’48) en
onafhankelijkheid Indonesië(1949) en later Suriname (1975). De koude oorlog en de Berlijns
blokkade (1948), de Berlijns muur (1961) en Cuba crisis(1962). Hervormingen van Michael Gorbatsjov
(1985), val van de muur (1989) en einde van de Sovjet-Unie (1991). Vorming van de EGKS, EEG, en EU
(1952, ’57 en ’93).
2
,Tijd van jagers en boeren (Prehistorie, tot 3000 v. Chr.)
De prehistorie
Met de prehistorie bedoelen we het tijdvlak vóór het bestaan van schriftelijke bronnen. In het
middens-oosten eindigde de prehistorie rond 3.000 v Chr. Dit wil zeggen dat de eerste schriftelijke
bronnen die wij hebben, zijn gemaakt in die tijd. Maar dat wil niet zeggen dat de prehistorie over de
hele wereld op hetzelfde moment eindigt. In West-Europa valt het einde van de prehistorie
bijvoorbeeld samen met de komst van de Romeinen rond 50 v Chr. Zij namen de techniek van het
schrijven met zich mee en stimuleerde zo het gebruik.
De eerste mensen in Europa
Homo sapiens migreerde ongeveer 150.000 jaar geleden in kleine groepjes van Afrika naar het
Midden-Oosten. Het is mogelijk dat ze opzoek waren naar nieuwe voedselgebieden, maar helemaal
zeker weten we dat niet. Ongeveer 35.000 jaar geleden bereiken de eerste homo sapiens het gebied
dat we nu kennen als Europa.
Jagen en verzamelen is de oudste vorm van bestaan die wij kennen. Dit was een nomadisch bestaan:
het wild is altijd in beweging, dus de jagers ook. Leren om voorraden aan te leggen voor de winter en
trekgedrag van dieren te analyseren was van levensbelang. Dat was overigens een groot verschil met
het leven in Afrika, waar de seizoenen geen rol speelde en er over relatief kleine afstanden gejaagd
kon worden.
In 12.000 – 8.000 v. Chr. waren het de rendierjagers die op de ijsvlaktes van Noord- en West-Europa
joegen op o.a. rendieren. Het land was bedekt in ijs, omdat er in die tijd sprake was van een glaciaal.
Een glaciaal is een korte periode waarin de ijskappen zich richting de evenaar bewegen.
Rendierjagers hadden als belangrijkste hulpmiddelen het vuur. Hiermee werd voedsel bereid, en wild
op afstand gehouden. Ook konden ze gereedschap maken van vuursteen, botten en hout. Vooral
vuursteen was handig, omdat dit gemakkelijk scherp gemaakt kon worden door er scherven vanaf te
slaan. Vanaf 8.000 v. Chr. werd het warmer in West-Europa. Het lijkt erop dat deze rendierjager toen
naar het koudere noorden zijn vertrokken. Veel bronnen zijn er echter niet van de nomadische
volkeren, omdat ze constant in beweging waren en zich nog niet hadden gespecialiseerd.
Rond 7.000 v. Chr. hoefden jagers in West-Europa niet langer een nomadisch bestaan te leiden. Er
werd nog volop gejaagd, maar door verdere specialisatie kon er in de lente worden gevist en in de
herfst noten en vruchten verzameld worden. Dit waren de eersten tekenen van een transitie naar
een agrarische cultuur. Gereedschappen en hulpmiddelen zoals boomstamkano’s, peddels en
visfuiken werden toegepast door deze meer geavanceerde vissersvolkeren.
De agrarische revolutie
De eerste echte boeren leefden al ca. 10.000 jaar v.
Chr. in het Midden-Oosten. Ze hadden zich gevestigd
in een gebied dat we nu kennen als de Vruchtbare
Halvemaan. Bijzonder aan dit gebied was dat
natuurlijke graanvelden zich er gevormd hadden.
Met de komst van de eerste boeren spreken we ook
van het begin van de agrarische revolutie. Vanuit hier
verspreidde de landbouw zich naar de rest van de
wereld, en zo ook Europa. Dankzij de agrarische De vruchtbare halvemaan / -sikkel, de oorsprong
van de agrarische revolutie
revolutie kon men beginnen zich te specialiseren.
Hiermee bedoelen we dat een persoon met meer
3
,bezig was dan alleen zichzelf in leven houden. Zo waren er bijvoorbeeld pottenbakkers en wevers, en
werden sommige mensen vaardig in het gebruiken van koper, brons en uiteindelijk ook ijzer. Er
waren echter ook nadelen verbonden aan deze revolutie; voor het eerst hadden mensen te maken
met gronderosie en nieuwe ziekten die afkomstig waren van hun vee.
Landbouw culturen in West-Europa
Uiteindelijk gingen deze landbouwculturen zich uitbreiden richting West-Europa. Waarschijnlijk
omdat er niet genoeg vruchtbare grond was voor iedereen. In West-Europa ontwikkelden deze
volkeren hun eigen kenmerken. Zo was er de bandkeramiekcultuur rond 5300 v. Chr. Deze naam
hebben ze gekregen vanwege de opmerkelijke bandversieringen die ze kerfden in hun aardwerk.
Deze volkeren vestigden zich graag op lössgrond, omdat deze grond goed te bewerken was.
Tussen 3400-2850 v Chr. was er de trechterbekercultuur. Deze naam hebben ze gekregen vanwege
het opvallende, trechtervormige aardwerk dat zij produceerde. Dit was de eerste agrarische
samenleving die zich boven de grote rivieren vestigde. Opvallend aan hen was ook dat ze
overledenen plaatsten in hunebedden, samen met giften als potten, sierraden en wapens. Dit in
combinatie met andere vondsten (zoals grottekeningen in Spanje en Frankrijk en opgegraven
beeldjes) wordt gezien als bewijs voor het ontstaan van religieus besef.
Ontwikkeling gereedschappen
Zowel de boer als de jager maakte handig gebruik van steen voor gereedschappen en wapens.
Vandaar dat we deze prehistorische periode ook wel de steentijd noemen. Rond 4000 v. Chr.
begonnen mensen dit systematisch op te graven. En uiteindelijk vonden mensen ook toepassingen
voor metalen. Dit begon in eerste instantie met koper, maar dit bleek te buigzaam. Door een
mengsel te maken met tin, ontstond een meer bruikbare legering: brons.
De eerste voorwerpen van brons die wij kennen zijn afkomstig uit 2100 v. Chr. We weten ook dat er
rond 700 v. Chr. voor het gewerkt werd met ijzer. Dit heeft een langere tijd geduurd, omdat ijzer
alleen te bewerken is als het verhit wordt tot een zeer hoge temperatuur. Om dat te kunnen doen,
moesten speciale technieken uitgevonden worden. Toen het eenmaal zo ver was, werd ijzer
razendsnel populair. De grondstof was namelijk ruimschoots aanwezig in de Europese grond en het
eindproduct was een stuk sterker dan brons.
Tijd van Grieken en Romeinen (Oudheid: 3000 v. Chr. – 500 na Chr.)
In gebieden waar men kon specialiseren ontstonden uiteindelijk stadstaten. De eerste stadstaten die
wij kennen zijn afkomstig uit de periode 3000 tot 600 v. Chr. Op deze plekken werd zo veel voedsel
verbouwd, dat niet iedereen meer op het land hoefde te werken. Mensen konden dus ook andere
taken op zich nemen en ze hoefden niet allemaal per se op het land te wonen. Deze samenleving,
bekend als landbouwsamenlevingen, ontstonden voor het eerst in het Midden-Oosten langs rivieren
als de Eufraat, Tigris en de Nijl.
Mensen konden zich in die tijd op verschillende manieren specialiseren:
- Een gunstige oogst was van levensbelang en dus werden er tempels gebouwd waar priesters
in contact waren met de goden.
- Er was een leger nodig om het land te beschermen, en zo ook ambachtslieden voor de
massaproductie van wapens.
- Geslaagde veroveringen betekende niet alleen nieuwe vruchtbare grond, maar ook nieuwe
slaven. Gemiddeld genomen werd 1/4 van een veroverde bevolking tot slaaf gemaakt. Dit
4
, alles moest geregeld worden, dus werden er bestuurders en ambtenaren aangesteld. Deze
mensen moesten zich dan weer verwantwoorden aan een sovereign, oftewel een koning.
Eerste geschreven teksten
Om alle mensen te kunnen voeden in een landbouwsamenleving, werd een belasting in het leven
geroepen. Belastingambtenaren tekende op kleitabletten hun voorraadadministratie (met behulp
van pictogrammen) en dit is wat wij nu kennen als de eerste voorbeelden van geschreven tekst.
Sommige koningen realiseerde zich ook dat het handig was om regels te hanteren die overal
hetzelfde waren, oftewel: wetten. Deze wetten werden ook uitgeschreven, zodat ze voor iedereen
duidelijk waren.
Stadsstaten
In het huidige Griekenland ontstonden in de periode 800 – 300 v. Chr. de stadstaten Athene, Sparta
en Thebe. Deze stadsstaten stichtten later koloniën in het Midden-Oosten. Oorspronkelijk waren
deze stadsstaten gericht op landbouw, maar met de komst van koloniën nam de rol van handel
steeds meer toe.
Athene is van historisch belang, omdat veel belangrijke ideeën hier hun oorsprong hebben. Zo vinden
filosofie, democratie en de basis voor de natuurwetenschappen allemaal hier hun oorsprong. Ook
waren het de inwoners van Athene die voor het eerst kritische teksten schreven over zaken uit het
heden en verleden, waarmee de basis voor geschiedschrijving en geografie gevormd werd.
Het Romeinse Rijk
De stadstaat Rome groeide door veroveringen in
ongeveer duizend jaar tijd (750 v. Chr. tot 400 na
Chr.) uit tot een groot Romeins rijk. Dit begon met de
verovering van Italië en de rest van het middellandse-
zee gebied. Hierna trokken de Romeinen verder naar
het noorden, totdat ze uiteindelijk in ongeveer 50 v.
Chr. ook in het huidige Nederland en België terecht
kwamen. In die tijd was Julius Caesar de
legeraanvoerder van het Rijk. Hij had hoge aanzien Omvang van het Romeinse Rijk op haar hoogtepunt
vanwege zijn Verovering van Gallië.
Julius werd opgevolgd door de eerste keizer van het Romeinse rijk: Caesar Augustus. Hij regeerde van
27 v. Chr. tot 14 na Chr. Na zijn regeringsperiode volgde een 250 jaar durende periode van stabiliteit
in het Romeinse rijk. Deze periode noemen we de Pax Romana, oftewel de Romeinse vrede.
Verdedigingen en het Romeinse leger
Door alle uitbreiding vormden zich de natuurlijke grenzen van het Romeinse Rijk: De Sahara in het
zuiden; De Rijn en de Donau in het noorden; De oceaan in het westen; en verschillende laaggebergte
zoals de Kaukasus in het oosten. Tussen Engeland en Schotland en het gebied tussen de Rijn en de
Donau bouwden de Romeinen muren ter verdediging. Op regelmatige afstand langs de Rijn werden
wachtposten gebouwd met verbindingswegen. Deze verdedigingslinie langs de rivier werd de Limes
genoemd.
Ter hoogte van de waal werd een castellum (een soort grote legerplaats) gebouwd. Dit castellum was
voorzien van een markt en een arena, en kreeg de naam Noviomagus. Deze vestiging was op de plek
die wij nu kennen als Nijmegen.
5