Alle colleges samengevat
Methodologie van sociaal wetenschappelijk onderzoek
Week 1 en 2
Introductie, doel en inhoud van de cursus
Doel: Je leert op een goede manier sociaal wetenschappelijk onderzoek uit te voeren en
kennis te vergaren.
Je doet onderzoek om problemen op te lossen en antwoorden te krijgen op vragen.
Belangrijke wetenschapsfilosofen zijn:
- Karl Popper
- Thomas Kuhn
Ze verschillen erg qua mening maar ze zijn het erover eens waarom we onderzoek doen.
Onderzoeksmethode is een middel, niet een doel op zich:
- Je moet eerst een onderzoeksvraag / doelstelling formuleren, en daarna beslis je pas
welke methode je het beste kunt inzetten voor het beantwoorden van de vraag of het
bereiken van het doel.
Een onderzoek is nooit 100% perfect en volledig…
- Tijd en middelen zijn beperkt, tijdens het doen van onderzoek moeten we soms
lastige keuzes maken
- In deze cursus bediscussiëren we de redenen en consequenties van verschillende
keuzes.
Waar gaat de cursus over?
Blok 1 - Uitgangspunten en ontwerpen van onderzoek:
- Stappen in het onderzoeksproces: de empirische cyclus
- twee onderzoeksstrategieën: kwalitatief en kwantitatief
- Onderzoeksdesign: experimenteel, cross sectioneel, longitudinal, case study,
vergelijkend design
Blok 2 - Kwantitatieve onderzoeksmethoden (dataverzameling)
Blok 3 - Kwalitatieve onderzoeksmethoden
Blok 4 - terugblik en reflectie:
- Politieke en ethische aspecten van onderzoek
- het combineren van kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek (mixed methods)
Opzet en organisatie van de cursus
Deeltoets: vrijdag 13 november, 8:30 - 10:30
- Toetsing van stof cursusweken 1 en 2 (meerkeuzevragen)
Tentamen: vrijdag 18 december, 18:45-21:00
- Toetsing van alle stof (meerkeuzevragen en een paar open vragen)
Beide toetsen worden afgenomen via testvision & online proctoring. Er komt binnenkort een
oefen tentamen op Canvas.
Eindcijfer: deeltoets = 30% tentamen = 70%. Eindcijfer moet 5.5 of hoger zijn
Leerboek: Bryman (2015). Social research Methods (5th edition)
1
, - Niet alles uit het boek is onderdeel van de cursusstof: zie studiehandleiding
Blokjes (boxes) in de hoofdstukken teksten:
- Key concepts: Belangrijk!
- Thinking deeply: Belangrijk!
- Tips and skills: bevat meestal nuttige info
- research in focus: voorbeelden van onderzoek
- research in the news: nog meer voorbeelden
- Student experience: minder belangrijk
- Supervisor tips: minder belangrijk
De vragen zullen niet zijn: waar ging het onderzoek van .. over en wat waren de uitkomsten?
Wel de methodologische aspecten en begrippen die van belang zijn.
Engelse termen worden in het Nederlands vertaald tussen haakjes.
Oefenmateriaal: Komt op canvas, dit is niet verplicht maar wordt wel sterk aangeraden.
Stappen in het onderzoeksproces:
Hoofdstuk 1 in het boek
“As this… research strategies”. (ryman, P.6)
De cyclus van wetenschappelijk onderzoek
1. onderzoeksvraag
2. literatuur bestuderen (literature review)
3. concepten en theorie
4. selectie van onderzoekseenheden (= sampling cases) (ontwerp onderzoek)
5. dataverzameling
6. data-analyse
7. rapportage (writing up)
Wanneer je klaar bent begin je weer opnieuw, onderzoek leidt tot vervolgonderzoek. Je
denkt continu na over de theorie, je zou die in feite ook in het midden van die cyclus kunnen
zetten.
1. Onderzoeksvraag - Heel belangrijk!
- Aanleiding en relevantie
Wetenschappelijk probleem? Of juist focus op de praktijk?
- Type vragen
Exploratory study (verkennend) - Inventarisatie
Descriptive study (beschrijvend)
Explanatory study (verklarend) - Waarom?
Evaluative study (evaluatief) - Hoe effectief..?
Minder belangrijk:
voorspelling
Ontwikkel “good practice”
Empowerment
Vergelijking
- Beïnvloedt alle overige fasen van het onderzoeksproces
Welke literatuur ga je bestuderen?
Onderzoeksdesign (onder andere populatie en sample)
2
, Welke analyses?
Conclusies en aanbevelingen
The messiness of social research (p.13):
Soms moet je weer terug en je onderzoek aanpassen, je moet flexibel zijn en
doorzettingsvermogen hebben.
‘Alledaags’ onderzoek vs wetenschappelijk onderzoek, verschillen:
- Systematisch (vs. intuïtief): bewuste planning, duidelijk onderzoeksproces
- Controleerbaar, transparant (vs ondoorzichtig): uitleg en reflectie over hoe je tot
kennis bent gekomen
- Empirisch bewijs (‘data’) geeft de doorslag (vs, speculatie, eigen ideeën)
2. De rol van theorie in onderzoek
Richting van theorie - ontwikkeling
Deductie = van theorie naar concrete hypothese
Bijv:
Uitspraak 1: Alle mensen zijn sterfelijk
Uitspraak 2: Socrates is een mens
Conclusie: Socrates is sterfelijk
Dus: ‘Hypothesis to be tested’: Socrates is sterfelijk
Deductie is gebaseerd op logische afleiding
Inductie = van specifieke observaties naar theorie
Bijv:
Observatie 1: Alle zwanen die ik eergister zag, waren wit
Observatie 2: Alle zwanen die ik gister zag, waren wit
Conclusie: alle zwanen zijn wit
Inductie en deductie staan tegenover elkaar, onderzoeken hebben vaak beide fases
Iteratieve strategie: waving back and forth between data and theory
Iteratie = herhaling. Na de fases van theoretische reflectie over de gegevens, gaat de
onderzoeker meer gegevens verzamelen om de theorie aan te scherpen.
Inductie-probleem = is niet logisch geldig is.
Samenvattend:
Kennis vergaren via soc-wet. Onderzoek vs ‘common sense’
- Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek is systematisch (volgt een stappenplan),
controleerbaar (transparant) en empirisch (empirisch bewijs geeft doorslag).
- Cyclus van onderzoek: data-analyse, interpretatie, rapportage
Onderzoeksvraag is belangrijk
- Verschillende typen vragen: Verkennend, beschrijvend, verklarend, evaluatief
- Het type vraag beïnvloed het gehele onderzoeksproces
Rol van theorie
- Deductie fase: afleiden van concrete, toetsbare hypotheses op basis van proposities
(theoretische uitspraken)
- Inductieve fase: formuleren van algemene conclusies (theoretische uitspraken) op
basis van empirische observaties
3
, Deel 1: Ontologie en epistemologie
Hoofdstuk 2: social research strategies: kwalitatieve en kwantitatieve benaderingen
Hieruit alles behalve: “key concept 2.3. What is realism?”(p.25)
Filosofische uitgangspunten
- Begrijpen van verschillende benaderingen en fundamentele aannames
- Wees ervan bewust dat je ontologische en epistemologische opvatting jouw keuzes
tijdens het onderzoeksproces beïnvloedt
Fundamentele filosofische aannames, er is veel onenigheid over wat waarheid is. Of je
waarheid kunt vinden.
3. Filosofische uitgangspunten: ontologie en epistemologie
Ontologie (zijnsleer)
Wat is de fundamentele aard van de werkelijkheid? hoe zit de (sociale) werkelijkheid in
elkaar? Wat zijn de eigenschappen van ‘het zijn’?
Hierin heb je al een centrale tegenstelling:
‘Whether social entities can and should be considered objective entities that have a reality
external to social actors. (= objectivisme).
- Denkt dat er een werkelijkheid bestaat die extern is, dat wil zeggen dat het niet in je
hoofd zit maar het bestaat echt. objectieve werkelijkheid
- Het standpunt dat er een wereld/werkelijkheid bestaat, die onafhankelijk is van het
menselijk bewustzijn.
or
Whether they can and should be considered social constructions built up from the
perceptions and actions of social actors (= constructivisme)
- Het standpunt dat er geen wereld / werkelijkheid bestaat, die onafhankelijk is van het
menselijk bewustzijn. De werkelijkheid is een subjectief bouwsel (een ‘sociale
constructie’), dat door individuen of groepen mensen (‘subjecten’) wordt gevormd.
Epistemologie (kennisleer)
How to obtain knowledge of the social world? Hoe kunnen we de wereld om ons heen
kennen? Wat kunnen wij weten?
Karl Popper
Zijn visie sluit aan bij het objectivisme:
Theorieën zijn met elkaar te vergelijken. We kunnen dichter bij ‘de waarheid’ komen door ze
te toetsen aan de ‘harde feiten’ en onjuiste theorieën weg te gooien. Je zou het kunnen zien
als een evolutionair proces, de sterke theorieën blijven over en de minder goede verdwijnen.
Inductieprobleem → oplossing: falsificatie
We hebben niet zo veel aan een bevestigende observatie (“ik zag vandaag weer een witte
zwaan”) maar wel aan een weerlegging (“ik zie nu een zwarte zwaan”).
Je kunt in je conclusie dus niet zeggen dat je theorie wordt bevestigd maar je kunt wel
schrijven dat het niet wordt weerlegd.
4