Samenvatting gezondheid, zorg en wetenschap
H1: Volksgezondheid en gezondheidszorg: van individu naar populatie en
zorgsysteem
Volksgezondheid = De gezondheidstoestand van een bepaalde populatie, in termen van ‘omvang en
spreiding van gezondheid en ziekte in de bevolking’. Om volksgezondheid goed te begrijpen moet je
de begrippen: gezondheid, ziekte en functioneren beter kennen.
3 definities voor gezondheid:
1. Gezondheid is de afwezigheid van ziekte -> maar zieken kunnen ook gezond zijn
2. 1948: een toestand van volledig fysiek, mentaal en maatschappelijk welbevinden, en niet
louter de afwezigheid van ziekte of gebrek -> dan is niemand meer gezond
3. 2010: het vermogen zich aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van de sociale,
lichamelijke en emotionele uitdagingen in het leven (positieve gezondheid) -> teveel naar de
kant van functioneren en te weinig aandacht voor de last van de ziekte.
3 definities van ziekte:
o Medische diagnose (disease): ziekte is hier de aanwezigheid van een aandoening die medisch
aangetoond is.
o Ziektebeleving (ilness): de subjectieve ervaring van ziekte, bijvoorbeeld uitgedrukt als
klachten, beperkingen of onwel bevinden.
o Ziektegedrag (sickness): ziekte verwijst hier naar hoe iemand met zijn ziekte en daaraan
gerelateerde ziektebeleving omgaat.
3 types van functioneren:
o Stoornis: het gedeeltelijk uitvallen van lichamelijke structuren of functies.
o Activiteit beperkingen: niet meer alles kunnen doen door een stoornis
o Participatierestrictie: verminderde deelname van op participatie in de maatschappelijke
activiteiten.
Het model van positieve gezondheid wordt gebruikt voor de classificatie van stoornissen,
activiteitbeperkingen en participatierestricties. De zes onderdelen van positieve gezondheid zijn:
lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, meedoen en dagelijks
functioneren.
Public health = het vakgebied wat zich bezig houdt met het bevorderen van de volksgezondheid. Het
kijkt hoe gezond een land is en anderzijds hoe de gezondheid verbetert kan worden.
Het paradigma van public health:
1. De gezondheid van een populatie is voor het grootste deel te begrijpen uit blootstelling van
die populatie aan ongunstige omgevingsinvloeden (etiologie)
, 2. Om deze omgevingsinvloeden te kunnen waarnemen en begrijpen, moeten we vergelijkingen
maken met populaties die in andere omgevingen leven. (diagnostiek)
3. Om gezondheidsproblemen in een populatie te voorkomen of te verhelpen, moet de
omgeving zo worden ingericht dat die de gezondheid van de populatie zo goed mogelijk
bevordert (therapie)
Etiologie: toename overgewicht verklaard door een toename van fastfood café
Diagnostiek: niet iedereen heeft overgewicht terwijl het wel de zelfde omgeving is, om de invloed
van voedselomgeving op gezondheid te verklaren kan alleen gekeken worden naar populaties met
verschillende voedselomgeving. Dus bijvoorbeeld een ander land, ofwel dezelfde populatie een paar
jaar later.
Therapie: bijvoorbeeld accijns heffen op suikerhoudende dranken en voedingsmiddelen
Zorgsysteem = het geheel van mensen, organisaties en middelen in de gezondheidszorg, gericht op
verbetering, herstel of instandhouding van de gezondheid van individuen en van de bevolking.
Het zorgsysteem van Nederland wordt getypeerd als een systeem van gereguleerde werking, waarbij
bijvoorbeeld zorgaanbieders onderling tot op zekere hoogte concurreren om een aandeel in de zorg,
binnen de regels en wetgeving die door de overheid gesteld zijn. De uitgaven aan de zorg in
Nederland worden betaald vanuit verplichte premies.
Hoe kan het zorgsysteem zo worden bestuurd, georganiseerd en gefinancierd dat het bijdraagt aan
de gezondheid van individuen en de bevolking als geheel?:
o De zorg moet toegankelijk zijn voor iedereen die hier behoefte aan heeft
o De geleverde zorg moet van goede kwaliteit zijn:
o Effectief
o Veilig
o Patiëntgerichtheid
o Betaalbaarheid -> verdringingseffect: stijgende zorguitgaven maken uitgaven voor ander
zaken onmogelijk
, H2: analyse van de volksgezondheid
De staat van de volksgezondheid
Hoe goed het gaat met de volksgezondheid kan worden vastgesteld met de levensverwachting bij
geboorte.
Levensverwachting: het gemiddeld aantal jaren dat een groep mensen mag verwachten te leven.
Vanaf 1970 nam de levensverwachting bij mannen snel toe: dat was het moment waarop een forse
daling van sterfte aan hart- en vaatziekten en verkeersongevallen was.
In de jaren 80 en 90 stagneerde de toename van levensverwachting bij vrouwen. Begin 21 e eeuw
versnelde de toename in levensverwachting opnieuw.
Tussen 2000 en 2010 nam de levensverwachting bij mannen met 3,2 jaar toe en bij vrouwen met 2,1
jaar.
Periode specifieke levensverwachting
Als de levensverwachting is berekend voor een specifiek kalenderjaar, zoals 2019, dat gaat het om
een denkbeeldige groep, namelijk van mensen die hun hele leven lang zouden zijn blootgesteld aan
de leeftijdsspecifieke sterftekansen van 2019.
Berekening van levensverwachting gebeurt op basis van gegevens over sterfte naar leeftijdsgroep. Er
wordt gekeken naar vijfjaarsgroepen (0-4, 5-9 …). Er wordt gekeken van de 100.000 denkbeeldige
mensen hoeveel levensjaren er in totaal geleefd worden en dat wordt dan gedeeld door 100.000.
Cohort specifieke levensverwachting
Deze heeft betrekking op een geboorte generatie bijvoorbeeld alle mensen geboren in 1900. De
sterfte naar leeftijdsgroep kan voor dit cohort worden bepaald in de 20 e eeuw. Je kan dit alleen niet
van tevoren dus bedenken tenzij je voorspeld.
Het percentage vrouwen die de 90 halen was in 1970 3,2% en in 2019 34,3%.
4 fase van de epidemiologische transitie:
1. Epidemieën en hongersnoden: veel infectieziekten, epidemieën en hongersnoden -> tot 1875
2. Afnemende pandemieën: minder infectieziekten, meer hart- en vaatziekten, kanker en
ongevallen -> 1875 - 1925
3. Degeneratieve en “man-made”- aandoeningen: amper infectieziekten, nog meer hart- en
vaatziekten, kanker en ongevallen -> 1925 - 1970
4. Vertraging in degeneratieve aandoeningen: minder hart- en vaatziekten, kanker en
ongevallen -> 1970