In deze samenvatting van de Bestuurlijke Kaart van Nederland heb ik al mijn STUDIE-ERVARING (3+ jaar) gestopt. Ik haal GOEDE CIJFERS en deel dat geluk graag!
Dit is een samenvatting van H1 tot en met H10 van DE BESTUURLIJKE KAART VAN NEDERLAND. Hij is zo informatiedicht en beknopt als mogelijk.
...
Hoofdstuk 1: De bestuurlijke kaart van Nederland.
1.1 wat is openbaar bestuur?
Het begrip ‘openbaar bestuur’ kent een definitieprobleem. – Wat het precies
inhoudt, kan variëren.
Toch kunnen we vanuit verschillende uitgangspunten het openbaar bestuur toch
definiëren:
1. Juridisch – Juridisch gezien horen alle organisaties met een
publiekrechtelijke grondslag tot het openbaar bestuur. Er is sprake van een
publiekrechtelijke grondslag, wanneer het bestaan van een organisatie
wettelijk is vastgelegd (zoals een gemeente is vastgelegd in de
Gemeentewet).
2. Financiering – Hoe wordt de organisatie in leven gehouden? Worden ze
gefinancierd uit contributies, de verkoop van producten/diensten, of uit
algemene middelen (belastingen, premies of overheidssubsidies).
3. Doel- of taakstelling – Richt de organisatie zich op de behartiging van
een algemeen belang (openbaar bestuur) of een deelbelang (private
organisatie)?
Het openbaar bestuur staat niet op zich. Daarom is er ook aandacht voor de
omgeving van het openbaar bestuur. Daarom is er naast de formeel-juridische
organisatie van het openbaar bestuur (OB) ook aandacht voor de relaties met
maatschappelijke instellingen, het bedrijfsleven, belangengroepen en andere
vormen van (georganiseerde) burgergroepen. Voorbeelden hiervan zijn:
- Vakbonden
- Milieuorganisaties
- Dienstverlenende instellingen (ziekenhuizen en culturele stichtingen); die
ook (deels door de overheid gefinancierd worden).
1.2 kenmerken Nederlands openbaar bestuur
Nederland is een constitutionele monarchie; een koning is het staatshoofd,
maar hij wordt gebonden aan (en onschadelijke gemaakt door) de grondwet of
geschreven constitutie.
Nederland is een rechtsstaat; het handelen van de overheid is gebonden aan de
regels van het recht. Ook de overheid mag niet zomaar handelen. - Een
voorbeeld hiervan is het legaliteitsbeginsel; de overheid mag alleen handelen op
basis van bestaande wettelijke bevoegdheden.
Daarnaast beschikken de burgers van een rechtsstaat over grondrechten.
Nederland kent een gedeeltelijke scheiding der machten; de wetgevende,
uitvoerende en rechtsprekende macht zijn in sterke mate onafhankelijk van
elkaar. Ook controleren ze elkaar.
Ten slotte is er in Nederland sprake van een scheiding tussen kerk en staat.
,Parlementaire stelsel
In Nederland kiest de bevolking rechtstreeks het hoogste besluitvormende
orgaan: de Tweede Kamer. De regering is verantwoording schuldig aan de
Tweede Kamer.
De kiesgerechtigden kiezen volksvertegenwoordigers die vervolgens besluiten
nemen. Dit noem je ook wel indirecte democratie. We spreken van directe
democratie wanneer de burgers direct een besluit mogen nemen; zoals bij een
referendum.
Het parlementaire stelsel staat op 2 pijlers:
1. De ministeriële verantwoordelijkheid – de ministers zijn
eindverantwoordelijk, ook voor het optreden van het staatshoofd (de
koning) en voor het doen en laten van de rijksambtenaren.
2. Het vertrouwensbeginsel – er wordt van ministers verwacht dat ze
aftreden wanneer de volksvertegenwoordiging geen vertrouwen meer in
hen heeft.
Het parlementaire stelsel in Nederland is dualistisch. – De
volksvertegenwoordiging is onafhankelijk van de regering en ministers kunnen
geen deel uitmaken van de Staten-Generaal. Ditzelfde geldt voor lagere
overheidsorganen.
Daarnaast valt op dat:
We in Nederland geen bestuurders kiezen.
Het kiesstelsel is gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging; alle
stemmen wegen even zwaar. Ook is er in Nederland geen kiesdrempel.
Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is. – De Rijksoverheid
kan taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden lagere
overheidsorganen opleggen en intrekken.
Door decentraal bestuur wordt er veelvuldig samengewerkt tussen
bestuurslagen.
Nederland kent geen Constitutioneel Hof. Er is dus geen onafhankelijke
rechterlijke macht die wetten toetst aan de grondwet. Er wordt verwacht
dat (vooral) de Eerste Kamer dit doet.
In Nederland kennen we geen juryrechtspraak.
Nederland kent een omvangrijk functioneel bestuur. – De waterschappen
zijn een voorbeeld van een bestuursorgaan dat een beperkt, wettelijk
vastgelegd takenpakket heeft. – Dit staat los van de drie territoriale
bestuurslagen.
Ten slotte wordt Nederlandse wet- en regelgeving veel beïnvloedt door
Europese wetgeving.
Waar komt dit vandaan?
- Uit de Grondwetswijziging van Thorbecke (1848).
- Niet herleidbaar tot een specifieke wet, maar langzaam in de praktijk
ontstaan (zoals: vertrouwensregel, rol van de waterschappen en de
vormgeving van de rechtspraak).
,De Nederlandse bestuursstijl kan worden gekarakteriseerd met 6 “co’s”:
collegialiteit, coalitie, compromis, consensus, coöptatie en coöperatie.
Hoofdstuk 2: De Nederlandse Staat
Ook het begrip staat is lastig te omschrijven. Maar, elke staat kent 4 kenmerken:
1. Een grondgebied (territorium).
2. Een bevolking.
3. Een wettelijke ordening en een bestuurlijke organisatie de wet- en
regelgeving kan handhaven.
4. De staat is erkend door andere staten (soevereiniteit).
Daarnaast is de Staat der Nederlanden een rechtspersoon – dat is trouwens ook
de juridische term voor de Nederlandse overheid. Net zoals een individu is de
staat bevoegd rechtshandelingen te verrichten.
Nederland maakt ook deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden; naast
Nederland behoorden ook Aruba, Curaçao en Sint-Maarten tot het koninkrijk.
Deze drie landen kennen elk een gouverneur die het staatshoofd (de koning)
vertegenwoordigd. Ook kennen we nog 3 bijzondere gemeenten; Sint-Eustatius,
Saba en Bonaire.
Constitutionele monarchie
Zoals eerder al benoemd, is Nederland een constitutionele monarchie. Het
koningschap is vastgelegd in de constitutie; ook de koning is ondergeschikt aan
de wet.
Constitutie = het geheel van elementaire geschreven en ongeschreven regels
met betrekking tot de organisatie van een staat.
Met de grondwetswijziging van Thorbecke, ontstonden nieuwe uitgangspunten
voor de staatsorganisatie. Deze zijn nog steeds te vinden in de Grondwet. – Op
deze 3 uitgangspunten zal nu verder worden ingegaan.
, 2.1 parlementair stelsel
De Nederlandse kiesgerechtigde bevolking kiest het hoogste besluitvormende
orgaan; de Tweede Kamer. Dat kent twee kernprincipes:
1. Ministeriele verantwoordelijkheid – de koning is onschendbaar, de
ministers zijn verantwoordelijk. Zijn leggen verantwoording af over het
handelen en uitingen van de leden van het koningshuis en het
ambtenarenapparaat. Ook op internationaal niveau ligt de bestuursmacht
en verantwoordelijkheid bij de ministers.
2. Vertrouwensregel – het kabinet moet het vertrouwen van de
meerderheid van de Tweede Kamer hebben. Wanneer dit vertrouwen
ontbreekt of wordt opgezegd (met een motie van wantrouwen) dient de
minister af te treden.
2.2 rechtsstaat
Ook de Nederlandse staat is onderworpen aan de regels van het recht. Er is geen
eenduidige definitie van dit begrip; de rechtsstaat kent wel een aantal
kenmerken:
- Al het overheidshandelen is vastgelegd in wetten (legaliteitsbeginsel).
- Er is sprake van een machtenscheiding in de staat (trias politica). Binnen
een staat opereren de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende
macht onafhankelijk van elkaar. Daarnaast controleren ze elkaar. – Zo is
de staatsmacht nooit geconcentreerd bij één persoon of groep.
Toch voldoet Nederland hier niet helemaal aan. – Zo is de regering (de
uitvoerende macht) actief betrokken bij het maken van wetten (de
wetgevende macht).
De Grondwet bepaalt dat wetten door de regering en de Staten-Generaal
worden vastgelegd.
- Het bestaan van vrije en geheime verkiezingen.
- Het bestaan van grondrechten.
- Het bestaan van vrije en onafhankelijke media.
2.3 gedecentraliseerde eenheidsstaat
Decentralisatie = de overdracht van taken en bevoegdheden aan lagere
bestuurslagen.
Eenheidsstaat = samenhang en coördinatie die centraal, van bovenaf wordt
opgelegd.
De verhouding tussen decentralisatie én de eenheidsstaat wordt verduidelijkt in
drie begrippen:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kdijkstra29. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,18. Je zit daarna nergens aan vast.