Probleem 6
1 Onder welke omstandigheden bestaat er aansprakelijkheid o.g.v. onrechtmatige daad?
Inleiding
Kort gezegd zijn er vijf eisen waaraan moet worden voldaan, voordat een beroep op art. 6:162 mogelijk is:
Een onrechtmatige gedraging;
Die kan worden toegerekend;
Er is schade;
Er is een causaal verband tussen de gedraging en de schade;
Er is een relatief verband/doel tussen de geschonden norm en het geschonden belang.
De grondslag van de schadevergoedingsverplichting van 6:162 is de toerekenbare onrechtmatige gedraging van een
persoon.
Wanneer is sprake van ‘onrechtmatig’ gedrag? In lid 2 van art. 6:162 wordt het vereiste van onrechtmatigheid
van de gedraging omschreven.
Er is drietal algemene gronden of criteria, waarop een bepaalde schadeveroorzakende gedraging als onrechtmatig
kan worden aangemerkt:
Inbreuk op een recht;
Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht;
Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer
betaamt.
- Deze laatste is met opzet zo vaag geformuleerd, waardoor de rechter in vrijwel alle gevallen waarin iemand
naar algemeen gedeeld in zich onbehoorlijk jegens een ander heeft gehandeld, die persoon tot
schadevergoeding veroordelen.
Toerekening
Een onrechtmatige gedraging kan aan de dader toegerekend worden als de dader ‘schuld’ heeft.
6:162 en 6:74 lijken op elkaar, maar er is verschil: 6:74 bevat ‘rechtshandeling’.
In lid 3 van art. 6:162 staan 3 punten voor toerekening:
‘Schuld’ als belangrijkste voorwaarde voor toerekening voorop.
- Schuld heeft hier de beperkte betekenis van ‘verwijtbaar’ of ‘vermijdbaar’. Dit veronderstelt uiteraard dat
de dader toerekeningsvatbaar moet zijn.
Wet: als er geen sprake is van schuld, kan er sprake zijn van toerekening van de onrechtmatige gedraging
aan de dader, omdat 6:165 – waarnaar lid 3 met woordje wet verwijst – toerekening ook mogelijk maakt in
gevallen waarin er sprake is van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming (handicap).
Dan is er ‘een oorzaak weke krachtens (…) de in het verkeer geldende opvattingen’ voor rekening van de
dader komt. Ook dan is verwijtbaarheid niet noodzakelijk.
Als aan de voorwaarden is voldaan, is er sprake van een toerekenbare onrechtmatige daad. Deze, wordt aangeduid
met de (technische) term ‘fout’. Zie bijvoorbeeld art. 6:170 (‘fout van een ondergeschikte’).
Relativiteit
Toepassing van het relativiteitsbeginsel – uitgedrukt in art. 6:163 – kan er toe leiden dat ondanks de overtreding van
een wettelijke norm, toch geen aansprakelijkheid wordt aangenomen omdat de overtreden norm niet geacht wordt
de belangen te beschermen die in het concrete geval geschonden zijn.
Strijd met een wettelijke plicht
Hoofdregel
Als bij een schadeveroorzakende gedraging een wettelijke plicht, een wettelijke norm wordt geschonden, dan
betekent dit dat daarmee de onrechtmatigheid van dat gedrag – in de zin van 6:162 lid 2 – in beginsel is gegeven.
Het is algemeen aanvaard dat in beginsel ieder handelen, doen of nalaten, in strijd met een wettelijke plicht
onrechtmatig is.
Voordeel wederpartij: sterke bewijspositie
, De rol van wettelijke strafbepalingen
Er zijn maar weinig uitspraken waarin de rechter oordeelt dat een bepaald schadeveroorzakende gedraging
onrechtmatig is omdat er in strijd met de strafwet is gehandeld. Hoe komt dat?
1. De eerste verklaring is de meest voor de hand liggend: als er sprake is van een duidelijke overtreding van een
wettelijke bepaling, zullen partijen het meestal niet tot een procedure laten komen. De zaak ligt dan
duidelijk.
2. Andere reden is dat voor een misdrijf vaak opzet of een ernstige vorm van schuld vereist is. Zulk bewijs is
moeilijker te leveren dan het bewijs van het feit dat er inbreuk is gemaakt op een (subjectief) recht,
waarmee zou kunnen worden volstaan, of met het bewijzen van de onzorgvuldigheid van de
schadeveroorzakende gedraging.
Nu dat laatste ook voldoende is om tot een veroordeling tot schadevergoeding te komen, ligt het voor de
hand dat men zich de moeite bespaart om het bewijs te leveren dat er sprake is van bijv. een misdrijf.
3. Naarmate de wettelijke norm algemener is geformuleerd of waar de wettelijke norm in feite zelf verwijst
naar ongeschreven verkeersregels, is de overtreding van die wettelijke norm van minder betekenis voor het
uiteindelijke oordeel over de onrechtmatigheid van de gedraging.
De wettelijke norm geeft in dit geval zelf niet aan onder welke omstandigheden er sprake is van een ‘gevaar
op de weg’. Dat moet op basis van de in die specifieke situatie geldende – vooral ongeschreven –
gedragsregels te worden bepaald.
Overtreding van een wettelijk voorschrift ook door de eiser zelf
Als degene die klaagt over het feit dat zijn concurrent de regels overtreedt, dat zelf ook doet, dan heeft hij zich zelf
aan die bescherming onttrokken. Io Vivat-arrest (?)
De rechtsinbreuk
De functie van het criterium ‘inbreuk op een recht’ bij de vaststelling van het oordeel over de onrechtmatigheid van
de gedraging, bestaat in de aanwijzing van bepaalde typen van schadetoebrenging, die op het eerste gezicht
onrechtmatig zijn.
Er zijn hier 3 benaderingen:
1. Inbreuk subjectief recht;
2. ‘Echte’ inbreuk;
3. Toets zorgvuldigheid
Met de toelichting van 6:162 ‘inbreuk op een recht’ wordt ‘indirect’ tot uitdrukking gebracht dat gedrag dat een
inbreuk tot gevolg heeft afkeurenswaardig is en dus meestal als een o.d. gekwalificeerd moet worden.
Het gaat dan om een schending van anders subjectief recht.
Traditioneel onderscheidt hier men 2 groepen:
Absolute vermogensrechten: waaronder het eigendomsrecht en daarvan afgeleide beperkte zakelijke
rechten, maar ook de rechten op wat genoemd wordt de voortbrengselen van de menselijke geest:
octrooirecht, auteursrecht en merkenrecht;
Persoonlijkheidsrechten: recht op lichamelijke integriteit, huisrecht, recht op eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer, etc.
Strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betaamt
Men moet hier terugvallen op maatschappelijk aanvaarde normen over behoorlijk en zorgvuldig gedrag.
Dit onrechtmatigheidscriterium is in praktijk veruit het belangrijkste.
Kenmerkend voor al deze uitspraken is dat ze sterk casuïstisch zijn het zijn uitspraken n.a.v. concrete gevallen,
waarbij het specifieke van de feiten in die concrete situatie bepalend is voor het oordeel van de rechter of er in casu
wel of niet sprake was van ‘onzorgvuldig’ gedrag.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper annedenhartog. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.