Hoorcolleges Pedagogische systemen in de baby- en
kindertijd
Inhoud
Hoorcolleges Pedagogische systemen in de baby- en kindertijd............................................................1
Hoorcollege 1: Introductie..................................................................................................................2
Hoorcollege 2: Bio-ecologisch model en risicofactoren......................................................................3
Hoorcollege 3 : Het gezin als pedagogisch systeem: microprocessen................................................7
Hoorcollege 4: Het biologisch systeem.............................................................................................13
Hoorcollege 5: Het macrosysteem: kenmerken en ontwikkelingen in Nederland............................18
Hoorcollege 6: Relatie tussen meso- en macrosystemen en het gezin.............................................22
Hoorcollege 7: Interventies in het gezinssysteem............................................................................28
Hoorcollege 8: De kinderopvang als pedagogisch systeem..............................................................32
Hoorcollege 9: De school in het ecologische systeem van het kind..................................................36
Hoorcollege 10: Opbrengsten interventies in de vroege kinderjaren...............................................43
Hoorcollege 1: Introductie..................................................................................................................2
Hoorcollege 2: Bio-ecologisch model en risicofactoren......................................................................3
Hoorcollege 3 : Het gezin als pedagogisch systeem: microprocessen................................................7
Hoorcollege 4: Het biologisch systeem.............................................................................................13
Hoorcollege 5: Het macrosysteem: kenmerken en ontwikkelingen in Nederland............................18
Hoorcollege 6: Relatie tussen meso- en macrosystemen en het gezin.............................................22
Hoorcollege 7: Interventies in het gezinssysteem............................................................................28
Hoorcollege 8: De kinderopvang als pedagogisch systeem..............................................................32
Hoorcollege 9: De school in het ecologische systeem van het kind..................................................36
Hoorcollege 10: Opbrengsten interventies in de vroege kinderjaren...............................................43
1
,Hoorcollege 1: Introductie
James Watson (1878-1958) behaviorisme = al het gedrag dat wij vertonen hebben wij ook aangeleerd
gekregen, dus ook ongewenst gedrag is ooit aangeleerd.
Benjamin Spock (1976) permissieve opvoedstijl = zelf nadenken, zelfvertrouwen geven aan ouders.
Iedereen ontwikkelt zich door een complex samenspel van verschillende factoren, die geordend zijn
is systemen:
Biologische systemen (genen, hersenen, hormonen, lichaam)
Pedagogische systemen (gezin, familie, school, buurt, vrienden)
Chronosysteem (ontwikkelingen in samenleving > economisch, sociaal, cultureel, politiek)
Fysische omgeving (huisvesting, veiligheid, kwaliteit, voeding)
Toeval!
>>> Hierdoor moeilijk om de ontwikkeling te voorspellen
Waar gaat opvoeding over?
jongeren ‘’ontpoppen’’ van rups tot vlinder ( de brein moet zich nog verder ontwikkelen) >
biologie
goed communiceren (elkaars taal leren spreken) > interacties
structuur bieden, feedback geven, sturen, leren denken > begeleiden en ondersteunen
respect hebben, normen en waarden > culturele overdracht
opvoeding is in de laatste jaren veranderd > tijdgeest
>> Opvoeding draagt bij tot welke persoon je je ontwikkelt, maar het is niet de enige factor!
Wat is pedagogiek?
Het is een wetenschap en zij besturen opvoeding, onderwijs, hulpverlening aan kinderen en
jeugdigen met het oog op verbetering van de praktijk
Pedagoog Van IJzendoorn (2002) Empirisch analytische benadering:
Empirisch: kennis ontstaat door het systematisch verzamelen van gegevens en deze via
statische methoden analyseren
Analytisch: reductie, de hele werkelijkheid is te complex om te onderzoeken
Onderzoek moet repliceerbaar zijn (herhaalbaar)
2
, Theorie en kennis moet falsificeerbaar zijn (de theorie moet verwerpen kunnen worden door
er onderzoek naar te doen)
Niet normatief: de empirisch-analytische pedagogiek schrijft niet voor hoe de opvoeding
eruit moet zien > alleen onderzoek doen, geen oordeel. (bezwaren tegen definities maken)
Empirisch-analytische pedagogiek: op systematische wijze pedagogische handelingen, methoden,
programma’s, therapieën uitproberen en kijken of er sprake is van een pedagogisch effect =
handelingswetenschap
>>> geen normatieve uitspraken (oordelen)
vroeger normatieve pedagogiek (filosofisch > vragen stellen)
>> De reden hiervan: Martinus. J. Langeveld (1905-1989) (normatieve pedagogiek)
‘Het kind begrijpen, zoals het is’ > zonder theorieën (onbevooroordeeld) kijken naar de wereld en het
kind.
Langeveld hechtte veel waarde aan het normatieve kader van de pedagogiek: ‘zelfverantwoordelijke
zelfbepaling’ > Een kind moet zich leren ontwikkelen als een mondige burger (duidelijke opdracht)
De Winter: ‘hoopgevende sociale pedagogiek’
Meer aandacht aan de groei, minder aan problemen
Minder individueel en meer sociaal > grote maatschappelijke opvoedingsvraagstukken
Jeugd ontwikkelt zich het best in rijke sociale netwerken
>>> belang opvoedingsidealen (normatief)
Hoop = ‘leren zien van mogelijkheden tot verbetering’
‘’wij hebben een enorme neiging tot van alles wat ‘niet normaal’ is een probleem te maken’’
Pedagogiek: normatief (Langeveld) empirisch-analytisch (van IJzendoorn)
Contouren van de ‘hoopgevende sociale pedagogiek’:
Handelingsperspectieven cultiveren
Onderbreken van impulsieve oordelen en verlangens ‘pedagogisch onderbreken’
Optimisme voorleven
Participatie bevorderen
Hoorcollege 2: Bio-ecologisch model en risicofactoren
Het bio-socio-ecologische model:
“Het misverstand opvoeding” > the nurture assumption
De volgende stellingen zijn juist
Sterke effecten van erfelijkheid op uiteenlopende menselijke eigenschappen
Slechts heel kleine effecten van de gedeelde omgeving (gezin, klas)
Met genetica kan je schatten hoe groot de invloed is van de erfelijkheid, school, klas, gezin.
G x E = genen x omgeving
Gedragsgenetica onderzoek met tweelingen en adoptiekinderen:
Eeneiige (monozygotische) tweelingen
- In verschillende gezinnen opgevoed
3
, - In hetzelfde gezin opgevoed
Twee-eiige (dizygotische) tweelingen
Adoptiekinderen en hun biologische niet-verwante broertjes en zusjes (nul correlatie) > als ze
toch op elkaar lijken in persoonlijkheidskenmerken, dan kan je zeggen dat dat een effect is
van de gedeelde omgeving.
Spoetnikeffect > satelliet in een baan om de aarde door de Russen > Amerika reageert met
pedagogisch programma: brede stimulering van de ontwikkeling van de arme (merendeels zwarte)
bevolking.
Massaal programma Head Start op grote schaal uitgezet. Kinderen gaan een paar dagen per week
een halve dag naar een peuterspeelzaal, met als doel het IQ verhogen en taalvaardigheid. Niet
professioneel uitgevoerd. Head Start faalt, nauwelijks effecten op IQ die blijvend zijn.
>>> Arthur Jensen: Head Start kon niet slagen, want intelligentie (‘g-factor’ = genral intellegence of
genetica) is zo erfelijk bepaald dat het niet wezenlijk veranderbaar. Nature vs. nurture
Genetica & intelligentie: een politiek geladen debat
Sir Cyril Burt: beschuldigd van het vervalsen van tweelinggegevens om de erfelijkheid van
intelligentie te bewijzen.
Harvard-psychologen Herrnstein & Murray: The bell-curve > waarom sociale ongelijkheid
rechtvaardig is, want ze hebben te maken met aangeboren intelligentie.
Alle kinderen hebben (qua IQ) profijt van adoptie, maar alleen de kinderen die in een hoge sociale
klasse worden geadopteerd groeien door tot een IQ van honderd. Dit zegt dus dat de omgeving
invloed heeft op de ontwikkeling (dit is het niet eens met Arthur Jensen)
Bezwaren tegen het genetisch model: (de bovenstaande onderzoeken)
Geen ‘inhoudelijke’ theorie over manier waarop de genen (=genotype) omgezet worden in
intelligentie (IQ), persoonlijkheid, politieke voorkeur, gedrag… (=fenotype)
Afwijkende bevindingen:
- Er is een sterk effect van adoptie op het gemiddelde IQ, de schoolprestaties enz.
intelligentie neemt dus toe door adoptie.
- Gemiddeld IQ van een populatie stijgt (Flynn-effect)
- Minder sterk effect van erfelijkheid in deelpopulaties met een lagere sociaaleconomische
status
Het ‘Flynn-effect’: stijging van het gemiddelde IQ van een populatie (over de jaren heen) met circa
1.3 SD (17 IQ-punten) in een periode van 30 jaar (=zeer sterk effect!) > deed onderzoek bij de keuring
van de militaire dienst en had de normering, ook aan het eind van de dienst.
Verklaringen?
Verandering van de ‘genenpool’ (de genen van de maatschappij) niet waarschijnlijk (de
periode is te kort) > de biologie evolutie gaat veel langzamer dan de culturele revolutie.
Stijgend IQ ook gevonden van de ene op de andere generatie (vaders en zonen). Het
milieueffect was heel verschillend.
Waarschijnlijker:
Toegenomen educatie, toegenomen complexiteit van de beroepen, en veranderingen in het
curriculum (wat je leert) op school > dus omgeving is veranderd
4