KT1 college ‘Beroepsoriëntatie’
-
KT1 college ‘Gezondheid’
• Definitie gezondheid (M. Huber);
‘Gezondheid als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de
sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven.’
• 6 dimensies van positieve gezondheid;
lichaamsfuncties: medische waarnemingen, fysiek functioneren, klachten en pijn, energie.
mentale functies en -beleving: cognitief functioneren, emotionele toestand,
eigenwaarde/zelfrespect, gevoel controle te hebben, zelfmanagement en eigen regie, veerkracht
spiritueel/existentiële dimensie: zingeving/meaningfulness, doelen/idealen nastreven,
toekomstperspectief, acceptatie
kwaliteit van leven: kwaliteit van leven, geluk beleven, genieten, ervaren gezondheid, lekker in je
vel zitten, levenslust, balans
sociaal maatschappelijke participatie: sociale en communicatieve vaardigheden, betekenisvolle
relaties, sociale contacten, geaccepteerd worden, maatschappelijke betrokkenheid.
dagelijks functioneren: basis Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), instrumentele ADL,
werkvermogen.
• Scoringsinstrument voor gezondheid;
Bij het scoringsinstrument van positieve gezondheid wordt er gekeken naar de 6
dimensies. Deze dimensies worden beoordeeld en gecombineerd waardoor er een
spinnenweb ontstaat die de gezondheid kenmerkt.
KT1 college ‘Infectiepreventie’
• Vertellen wat een infectieziekte is en waardoor deze veroorzaakt wordt.
Infectieziekte= ziekte veroorzaakt door een micro-organisme dat zich in de weefsels of op het
oppervlak van slijmvliezen van de gastheer vermenigvuldigt.
Micro-organismen:
Bacterie (bv E.Coli)
Virus (bv koortslip door herpes virus)
Schimmel (bv candidea, schimmelinfectie)
Protozoën (b.v. malaria parasiet)
• Uitleggen wat de infectieketen is.
De 6 stappen van de infectieketen:
Verwekker/ ziektekiem
Besmettingsbron, exogeen = bron in de mens, dier of omgeving
endogeen= via micro-organisme in eigen flora
Porte de sortie, micro-organisme kunnen door excreten, secreten of het
bloed de besmettingsbron verlaten. Bijv niezen, hoesten.
Besmettingsweg, direct= door druppels, lucht etc.
indirect= door vectoren, muskieten, vlooien etc.
Porte d’entree, huidletsel zorgt voor een ingang voor micro-organisme,
net als de luchtwegen en het maagdarmkanaal.
Gevoelige gastheercel, door verminderd immuunsysteem loop je een groter risico.
,• Vertellen wat een kruisinfectie is.
Kruisbesmetting= wanneer iemand wordt besmet met micro- organismen via andere zorgvragers,
medewerkers, stof of apparatuur is er sprake van een kruisbesmetting.
Wanneer deze besmetting een infectie als gevolg heeft wordt er gesproken van een kruisinfectie.
• Vertellen wat de algemene voorzorgsmaatregelen zijn en wat het belang is van het opvolgen van
deze richtlijnen.
Algemene voorzorgsmaatregelen;
Maatregelen die bij alle patiënten moeten worden genomen.
Voorkomen van overdracht van micro-organisme van/naar patiënten en medewerkers.
Alle medewerkers betrokken bij direct patiëntenzorg.
Handhygiëne
Persoonlijke hygiëne bij medewerkers; voorkomen ongelukken, melding infectieuze
aandoeningen medewerker.
Persoonlijke beschermingsmiddelen: niet steriele handschoenen, masker, schort, oog/-
gezichtsbescherming.
Het belang van opvolgen infectiepreventie:
Voorkomen dat zorgvragers een infectie oplopen.
Voorkomen dat zorgverleners een infectie oplopen.
Zorginstellingen moeten zich aan de richtlijnen houden.
• Uitleggen wat onder handhygiëne wordt verstaan en wat de 5 momenten van handhygiëne zijn.
Handhygiëne= één van de belangrijkste preventieve maatregel om overdracht van micro-organismen
naar (andere) personen, voorwerpen en etc. te voorkomen.
Handen wassen Handen desinfecteren
Handen zichtbaar vervuild Bij optisch schone handen, heeft de voorkeur
Bij blootstelling aan sporenvormende bacteriën Snellere effectievere en betere manier
Bij patiënten waar mogelijk het norovirus is
gediagnostiseerd
Handen die in contact zijn geweest met
patiëntenvocht, -materiaal.
Na toiletgebruik
Na niezen of hoesten
5 momenten van handhygiëne:
, • Vertellen welke persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) er zijn en wat het belang hiervan is.
Aantekeningen;
Isolatievormen:
Contactisolatie; men ligt alleen op een kamer en wordt behandeld met handschoenen en
schort, het besmettingsgevaar is hoog.
Druppelisolatie; u kunt andere besmetten via druppels, u ligt alleen op een kamer en wordt
behandeld met mond- en neusmaskers.
Aerogene isolatie; besmetting via de lucht, ligt op een gesloten kamer met dubbele deur,
verpleging draagt mond- en neusmasker.
Strikte isolatie; besmetting via lucht, druppels en besmette voorwerpen, gesloten kamer met
dubbele deur, verpleging geheel beschermd.
Reinigen= het verwijderen van zichtbaar vuil.
Steriliseren= het doden of inactiveren van alle micro-organisme.
Desinfecteren= verminderen van aantal micro-organisme.
KT1 college ‘Klinisch redeneren en het verpleegkundig proces’
• Geef aan wat de kern van verplegen inhoudt.
De volgende kenmerken vormen gezamenlijk de kern van verplegen:
Dient een specifiek doel; het doel van verplegen is het bevorderen van gezondheid, herstel,
groei en ontwikkeling, en het voorkomen van ziekte, aandoening of beperking.
Omvat een specifieke manier van interveniëren; verpleegkundige interventies zijn gericht op
het versterken van het zelfmanagement van mensen, voorzover mogelijk.
Vindt plaats in een specifiek domein; het specifieke domein van verplegen is dat van de
unieke reacties op en ervaringen van mensen met gezondheid, ziekte, kwetsbaarheid of
beperkingen, in welke omgeving of omstandigheid zich zij ook bevinden.
Is gericht op de persoon als geheel; verplegen is gericht op de persoon als geheel in zijn of
haar context met zijn of haar leefwijze.
Is gebaseerd op ethische waarden verplegen is gebaseerd op ethische waarden, waarin
respect voor de waardigheid, de autonomie en de uniciteit van mensen centraal staat.
Betekent commitment aan partnerschap; verpleegkundigen werken in partnerschap met
patiënten, hun naasten en andere mantelzorgers, en in samenwerking met andere
professionals in een multidisciplinair team.