Praktijkgericht onderzoek: opzetten, uitvoeren, analyseren en rapporteren.
H1. Onderzoeksperspectieven en –methoden
Wat kenmerkt (goed) onderzoek? Er wordt van goed onderzoek gesproken als er sprake is van de
volgende vijf voorwaarden of kenmerken:
- Betrouwbaarheid: de mate waarin een onderzoek precies en nauwkeurig is
- Validiteit: de mate waarin de resultaten van een onderzoek geldig zijn.
- Repliceerbaarheid: de mate een onderzoek herhaalbaar is.
- Objectiviteit: dat het onderzoek onafhankelijk van de opvattingen van de onderzoeker is
uitgevoerd.
- Ethisch verantwoord: dat de uitvoering van het onderzoek zelf en de resultaten daarvan noch
direct noch indirect schadelijk mogen zijn voor de betrokkenen bij het onderzoek.
Naast deze specifieke criteria voor een goed onderzoek is het voor een onderzoeker van belang om
alle onderzoeksfasen te doorlopen en hier openlijk verantwoording over af te leggen op schrift en/of in
een verbale terugkoppeling van het onderzoek. Bovendien moet de onderzoeker bij elke fase kunnen
aangeven hoe hij deze stappen heeft doorlopen en waarom hij bepaalde keuzes heeft gemaakt.
Voor het doen van onderzoek is het van belang het verschil tussen fundamenteel en praktijkgericht
onderzoek in de gaten te houden. Het verschil tussen beide soorten onderzoek zit niet in de gebruikte
methoden of technieken, maar in het doel van het onderzoek. Fundamenteel onderzoek is in eerste
instantie gericht op het verkrijgen van (meer) theoretisch inzicht, rekening houdend met de criteria die
hiervoor genoemd zijn, om op die manier meer kennis te verkrijgen en/of theorievorming te verbeteren
rond een bepaald thema. Voor praktijkgericht onderzoek gelden de genoemde voorwaarden ook, maar
hiernaast heeft praktijkgericht onderzoek tot doel de praktijk te verbeteren. Het gaat erom een
probleem op te lossen. De achterliggende reden voor dit soort onderzoek is dus veel minder theorie-
of kennisgestuurd, maar altijd praktijkgestuurd. Dit in tegenstelling tot fundamenteel onderzoek, dat
eerder gericht is op het opstellen of uitbreiden van theorie of kennis.
Wat is de toegevoegde waarde van onderzoek? Die ligt besloten in de vijf genoemde kenmerken.
Want als u een betrouwbaar, valide repliceerbaar, objectief, ethisch verantwoord en ofwel
kennisgericht, ofwel praktisch georiënteerd onderzoek hebt uitgevoerd, zijn de resultaten preciezer,
meer geldig, controleerbaar, objectiever, ethischer en theoretisch of praktisch meer relevant dan
wanneer u een onderzoek dat niet aan deze criteria voldeed had uitgevoerd. Fundamenteel onderzoek
voegt iets toe aan de kennis van iemand, praktijkgericht onderzoek lost een probleem op. Ene
belangrijke eis aan praktijkgericht onderzoek is dus dat het bruikbaar moet zijn.
Een perspectief is een manier van kijken. Het is niet zo dat het ene perspectief superieur is aan het
andere. Wel is het ene perspectief voor een bepaald vraagstuk meer geëigend of beter passend dan
het andere. Dit betekent dat u de onderzoeksvraag zo specifiek mogelijk moet formuleren opdat u het
best passende perspectief voor het onderzoek kunt kiezen. Historisch gezien zijn er twee brede
wetenschapsfilosofische perspectieven op onderzoek te onderscheiden:
- Inductie: op grond van specifieke waarnemingen tot een algemene theorie komen.
- Deductie: op grond van een algemene theorie tot een specifieke verwachting of
veronderstelling komen.
Ook kunnen er twee wetenschapsfilosofische stromingen onderscheiden worden die wat specifieker
zijn dan de twee hoofdperspectieven:
- Empirisch-analytische (positieve) stroming: in deze stroming staat het verzamelen van feiten
op basis van zintuiglijke waarnemingen centraal.
- Interpretatieve (fenomenologische en hermeneutische) stroming: in deze stroming gaat de
onderzoeker niet af op de door onderzoek vastgestelde feiten, maar bestudeert hij eerder de
ervaringen van mensen.
Empirisch-analytische Interpretatieve stroming
stroming
Visie op de wereld Wereld is extern en objectief Wereld is sociaal geconstrueerd en
subjectief
Wat wordt er Objectieve, kwantitatieve Subjectieve meningen
gemeten? feiten
Onderzoeksvoorbeeld Een vragenlijststudie naar de Twintig interviews met sleutelfiguren
tevredenheid en motivatie van binnen een organisatie
de medewerkers
, In de onderzoeksliteratuur wordt een onderscheid gemaakt tussen twee centrale
onderzoeksmethoden:
- Kwantitatieve onderzoeksmethode: onderzoek gericht op beschrijven of toetsen, dat in
meetbare eenheden of getallen is uit te drukken.
- Kwalitatieve onderzoeksmethode: vaker exploratief onderzoek, dat niet in meetbare eenheden
uitgedrukt wordt, maar waarin rijke, diepgaande informatie verzameld wordt.
Vaak gebruiken empirisch-analytisch opgeleide onderzoekers een kwantitatieve onderzoeksaanpak,
terwijl interpretatief opgeleide onderzoekers vaker een kwalitatieve onderzoeksaanpak gebruiken. De
keuze voor ene bepaald ontwerp of bepaalde methode moet echter afhangen van de
onderzoeksvraag en welke data u wilt gaan verzamelen.
Een onderzoekstechniek die dikwijls in
kwantitatief onderzoek wordt gebruikt, is de
surveymethode, ook wel enquête- of
vragenlijstonderzoek genoemd. In kwalitatief
onderzoek wordt vaak van interviews
gebruikgemaakt. Verder verschillen
onderzoekstechnieken in de mate waarin ze
algemeen of specifiek zijn. Gemiddeld genomen
zijn interviews specifiek van aard, want ze zijn
gericht op de geïnterviewde persoon. Een
theoretisch onderzoek probeert eerder generieke
verbanden te leggen of voorspellingen te doen
voor grote groepen mensen dan een casestudie
of interview en is daarom algemener. Etnografie
bestudeert de cultuur en manier van leven van
een bepaalde samenleving op beschrijvende wijze. Vignetstudies zijn studies waarin onderzoekers
cases voorgeleggen waarin ze een situatie schetsen aan de hand van bepaalde kenmerken.
Wetenschapsfilosofisch Positivisme (empirisch- Interpretivisime
perspectief analytisch) (fenomenologisch
hermeneutisch)
Veelgebruikte Kwantitatief Kwalitatief
onderzoeksmethode
Passende Deskresearch, Deskresearch, interviewstudies,
onderzoekstechnieken vragenlijstonderzoek, secundaire focusgroepen, casestudies,
data, casestudies, experiment, experiment, observatie.
simulatie
Een veelvoorkomende onderzoekstechniek binnen praktijkgericht onderzoek is deskresearch. Hierbij
verzamelt de onderzoeker informatie over de te onderzoeken onderwerpen. Een verschil tussen een
casestudy en een experiment is dat het onderzoek bij de eerste zo veel mogelijk in de natuurlijke
omgeving en bij de tweede zo veel mogelijk geïsoleerd plaatsvindt. Een ander verschil is dat in het
experiment het aantal variabelen dat de onderzoeker onderzoekt zeer beperkt is, terwijl in een
casestudy het aantal variabelen uitgebreid is, soms zelfs meer dan het aantal onderzoekseenheden.
Bij een casestudy verzamelt de onderzoeker data van een of meerdere cases om deze te kunnen
beschrijven.
H2. De empirische en praktijkgerichte onderzoekcyclus
De empirische cyclus voor theoriegestuurd onderzoek is in Nederland ontwikkeld door De Groot. De
volgende onderzoeksfasen volgen elkaar hierin op: waarnemen, proberen en evalueren op het
resultaat. Belangrijk hierbij is dat er in dit type onderzoek altijd een kennisprobleem als uitgangspunt
geldt. Volgens Korzilius zijn er 5 fasen te onderscheiden in de empirische cyclus:
- Observatie: u observeert of verkent het object van onderzoek om tot de eerste verwachtingen
rond het object te komen.
o Tussenfase: Inductie (op basis van vele specifieke observaties komen tot een
algemene theorie/hypothese).
- Theorie bestuderen en hypothese(n) opstellen: u zoekt en bestudeert relevante literatuur om
zodoende algemene verwachtingen of hypothesen te kunnen formuleren waarmee het
kennisprobleem kan worden opgelost.