HOOFDSTUK 1: VERANDERING EN AGOGIEK
Veranderen
Veranderen: anders maken
Mensen veranderen en ontwikkelen zich. Het is belangrijk dat mensen veranderen omdat de
omgeving om je heen verandert en omdat je de kwaliteit van je leven beter wil krijgen. Het is
belangrijk dat iemand met je meewerkt en je ondersteunt, dat is het werkgebied van de
agogiek. Je begeleid iemand in het veranderproces. Soms wordt je gedwongen om te
veranderen, maar je bepaald zelf hoe je daarmee omgaat.
Het is belangrijk dat je als een professional omgaat met de cliënt. Jij hebt als agoog
professionele beïnvloeding, jij hebt er kennis over. Als professional houdt je afstand, je hebt
geen persoonlijke band met de cliënt. Mensen moeten het door de verandering op een of
andere manier beter krijgen. Veranderen speelt zich af in het sociale domein, als iets goed
gaat krijg je meer zelfvertrouwen en voel je je beter. Een kind kan bijv. veel moeite hebben
met lezen omdat hij dyslexie heeft, hij is daardoor vaak gefrustreerd en krijgt er driftbuien
van. Na een maand gaat het lezen vooruit omdat hij heeft geoefend, hij voelt zich hierdoor
beter en hij heeft minder driftbuien, zijn gedrag is positief verandert. Veranderen kan een
bewust en een onbewust proces zijn.
Bewust veranderen: dat je leerdoelen opstelt, je gaat bewust een verandering aan.
Onbewust veranderen: als je een ruzie hebt, denk je achteraf na wat je anders had kunnen
doen, dan ben je onbewust aan het veranderen.
Je kan op verschillende manier veranderen:
Fysieke verandering = je verandert je uiterlijk
Psychosociale verandering = dat je vanbinnenuit verandert
Technologische verandering = de technologie om je heen verandert
Bij agogiek gaat het vooral om de psychosociale verandering
Kenmerken agogie
Agein: leiden/voeren
Agogiek: de leer van het doen, het veranderen van mensen.
Directe voorwaarden:
Psychosociale veranderen: een verandering van binnenuit, dat uit zich sociaal en dat
heeft invloed op de omgeving
Beïnvloeding vindt beroepsmatig plaats
De verandering is doelgericht, systematisch, bewust, vrijwillig en niet wederzijds (de
verandering vindt alleen plaats bij de cliënt ( de cliënt moet veranderen), niet bij jou
als hulpverlener).
Bij agogiek gaat het vooral om (jong) volwassene
,Kenmerken agogie
Je wil dat iemand het veranderproces eigen maakt (iemand vanuit hun eigen kracht
laten veranderen), het bevorderen van het zelfregulerende vermogens van mensen.
Internaliseren: het eigen maken van de verandering, de cliënt moet dat leren, omdat
de cliënt dat zelf wil. De agoog helpt mensen om zich kennis, waarden, normen en
gedragingen eigen te maken.
Zodra je het hebt over iets moeten, dan werkt dat tegenovergesteld. Je moet iemand
niet dwingen om te veranderen, iemand moet dat zelf willen. Iemand moet zelf inzien
dat verandering noodzakelijk is om beter in het leven te staan en om gelukkiger te
zijn.
Je maakt een afspraak, Bijv. je gaat de komende weken aan dit doel werken.
De dialoog (het gesprek aangaan) staat centraal. Je gaat als hulpverlener een
gesprek aan met je cliënt.
Oplossen van problemen op sociaal gebied.
De persoon moet niet altijd veranderen, je moet ook aandacht geven aan de situatie,
kijk naar de omstandigheden. Een drugsverslaafde kan afgekickt zijn, maar hij kan in
zijn omgeving nog steeds drugs of alcohol aangeboden krijgen.
Niveaus van psychosociaal functioneren
Psychosociaal functioneren kan in verschillende vormen plaatsvinden zoals: Individueel, in
een groep, een organisatie of grotere samenlevingsverbanden. Het psychosociaal
functioneren is verdeeld in drie niveaus:
1. Micro = cliënt/kleine groep
2. Meso: organisatie/kleine samenlevingsverbanden (buurt)
3. Macro: bijvoorbeeld de maatschappij/grote samenlevingsverbanden
Beroepen en velden
beroepen waarin agogisch werk centraal staat: sociaal werken, maatschappelijk werker,
opbouwwerker, psychotherapeut etc. (je bent acuut bezig met agogiek)
Beroepen die een agogisch aspect in zich dragen: verpleegkundige, arts, leraar etc. (ze zijn
niet bewust bezig met een veranderingsproces)
Verandering nader bekeken
Je hebt twee manieren van veranderen:
1. Je kunt een oud kenmerk veranderen (vervangen)
Bijvoorbeeld: ouders zijn streng tegen het kind, de ouders moeten leren om niet
streng te reageren maar om met het kind te praten. De ouders leren om met een
andere manier met het kind te communiceren
2. Je kunt een nieuw kenmerk aanleren (toevoegen)
Bijvoorbeeld: een kind met autisme leert hoe hij iemand moet begroeten want hij wist
niet hoe hij zich moest voorstellen. Je leert het kind nieuwe vaardigheden aan.
, Agogisch werk is eerder procesgericht dan productgericht. Je bent meer bezig met het
proces naar het gewenste resultaat toe, hoe de cliënt iets eigen maakt. De cliënt moet
accepteren wat er aan de hand is, dan kun je vooruit om te veranderen. Uiteindelijk werk je
naar een bepaald doel toe maar het is het belangrijkste hoe je naar dat doel toe werkt.
Soorten verandering
Incidentele verandering: een verandering in een specifieke situatie, duurt kort. Bijvoorbeeld:
er is een hongersnood en ik stuur een voedselpakket op. Het heeft maar even effect want ze
krijgen 1 maaltijd, de dag erna hebben ze geen maaltijd.
Structurele verandering: een verandering van langdurige tijd. Als je iedere dag tegen een
kind zegt dat hij zijn bord op moet ruimen dan leert het kind zich aan dat hij zijn bord iedere
keer op moet ruimen (je brengt structuur aan).
Vijanden van verandering
Verantwoordelijkheid werkt tegen verandering, mensen schuiven vaak hun
verantwoordelijkheid af op een ander. Het is belangrijk dat je verantwoordelijk bent voor een
situatie want dan kan je pas veranderen. Maar ook vanzelfsprekendheid werkt tegen
verantwoordelijkheid, het is vanzelfsprekend dat ik zo reageer…. De cliënt vindt het normaal
dat hij zo reageert op een situatie.
HOOFDSTUK 2: INDIVIDUELE VERANDERING NADER BEKEKEN
Stellingen: