Statistiek hoorcollege 1
• Wie doen onderzoek?:
- Universiteiten/Hogescholen
- KNAW: Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen
- CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek
- TNO: Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek
- Onderzoeksafdelingen van (particuliere) bedrijven
- Docenten, artsen, zorgprofessionals
• Waarom statistiek voor logopedisten?:
- Logopedisten kunnen bepalen of iemand een afwijkende spraak/taal/stem/gehoor heeft
- Keuze voor het meetinstrument/test. Meetinstrumenten: bijv. articulatietest, taaltest,
fonetogram, audiogram.
- Interpretatie. Normwaarden geven aan wat wel/niet afwijkende scores zijn, maar hoe te
interpreteren?
- Toepassing. Observatietechnieken: vaardigheidslessen, ‘klinisch(e) blik/oor’.
• Tests bevatten een handleiding:
- Instructie voor afname van test
- Beschrijving van de ontwikkeling van de test
- Beschrijving van de normering van de test
- Normtabellen met standaardscores
• Deze handleiding moet je kunnen hanteren:
- Waarde/toepasbaarheid van de test beoordelen
- Individuele scores omzetten in standaardscores
• Onderscheid tussen 2 typen onderzoeken: zuiver wetenschappelijk/fundamenteel onderzoek
en toegepast/praktijkgericht onderzoek
• Zuiver wetenschappelijk / fundamenteel onderzoek:
- Het onderzoek draait om een bijdrage te leveren aan de wetenschap
- Vooral het vormen van nieuwe theorie op een vakgebied
- Bv: Prof. Verlinde - Alternatieve theorie zwaartekracht of delen in het heelal
• Toegepast / praktijkgericht onderzoek:
- Onderzoek waarbij problemen altijd voorkomen uit een bepaalde situatie die zich in de praktijk
voordoet. Vervolgens wordt daar met de praktijk naar een oplossing gezocht en is de uitkomt
van dat onderzoek ook weer bruikbaar voor de praktijk
- Werkt therapie A beter dan therapie B bij deze cliëntengroep?
• Soorten statistiek: inductieve/toetsende statistiek en beschrijvende statistiek
• Inductieve / toetsende statistiek:
- Uitgaande van steekproefgegevens kan je conclusies trekken die algemeen gelden
- Scoren mannen slechter dan vrouwen?
- Scoort de school slechter dan het landelijk gemiddelde?
• Beschrijvende statistiek:
- Ordening van gegevens, stand van zaken, overzicht
- Aantal leerkrachten met/zonder stemproblemen
- Aantal mannen/vrouwen met/zonder stemproblemen
, • Kwantitatief onderzoek:
- Het gaat om de meetbare waarde van iets
- Hoeveel..?
- Hoe vaak..?
- Signi cant meer / minder…?
• Meetbare gegevens kwantitatief onderzoek:
- Score op een test / instrument
- Waarde van iets
- Aantal keren dat iets voorkomt
- Toetsende statistiek
• Kwalitatief onderzoek:
- Het gaat over de kwaliteit van iets
- Het gaat meer om een oordeel/gevoel wat je daarmee in kaart brengt
- Hoe verloopt…?
- Hoe denken mensen over..?
- Wat motiveert studenten om…?
• Meetbare gegevens kwalitatief onderzoek
- Ervaringen
- Meningen / oordelen
- Beschrijvende statistiek
• Is het een kwalitatief oordeel of een kwantitatief oordeel?:
1. Zijn voorstelling heeft dagelijks 10.000 bezoekers
2. Zijn voorstelling is succesvol
3. Het boek is in 42 talen vertaald
4. Het boek kan een internationale bestseller worden
5. Het kind heeft een afwijkende score op de taaltest
6. Het kind is niet gelukkig, omdat hij niet kan zeggen wat hij wil
- 1= kwantiteit, 2= kwaliteit, 3= kwantiteit, 4= kwaliteit, 5= kwantiteit, 6= kwaliteit
Object en variabelen
• Een directeur van een middelbare school merkt dat veel leerkrachten ziekteverzuim hebben
vanwege stemklachten. Hij wil dit onderzoeken op zijn school en nodigt een logopedist uit.
- Vragen: 1. bij wie/ wat wordt er iets gemeten? En 2. wat wordt er gemeten bij … ?
- Antwoorden: 1= leerkrachten, 2= stemklachten
- De leerkrachten noemen we de objecten van het onderzoek
- Bij stemklachten kunnen we zeggen: er zijn wel/geen stemproblemen of de ernst van het
stemprobleem. Stemklachten zijn dus de variabele
- Objecten: zijn de dragers van de kenmerken (hoeven niet altijd mensen te zijn, ook bv huizen)
- Variabele: eigenschappen die aan objecten kunnen worden toegeschreven
• Discrete variabele:
- Variabele waarbij tussen 2 denkbare meetwaarden van de onderliggende variabele niet altijd 2
andere meetwaarden denkbaar zijn
- De meetwaarden verspringen als het ware stapsgewijs
- Denk aan opleidingsniveau, we hebben hbo en universiteit, maar daar zit niks tussen in. Je doet
dus of hbo of uni.
• Continue variabele:
- Variabele waarbij tussen elke 2 denkbare meetwaarden van de onderliggende variabele in
principe altijd weer andere meetwaarden denkbaar zijn.
- Denk aan 30 kilo en 31 kilo, daar zitten tussenstappen in, 30.1, 30.2, 30.3, etc.
fi
,• Meetniveau’s:
- Het bepalen van het meetniveau is van belang, omdat het gebruik van bepaalde statistische
maten hiervan afhankelijk is.
• Kwalitatieve variabelen: niet telbaar (discrete variabelen)
- Nominaal: de waarde is een naam/categorie
- Bv: diersoorten, provincies, beroep, kleur, kwaliteit
- Dichotoom: slechts 2 mogelijke categorieën. Bv: man/vrouw, ja/nee
- Ordinaal: categorieën in een rangorde
- Bv: rangen in het leger, 5-puntsschaal, opleidingsniveau (mavo>havo>vwo)
- Volgorde mag niet veranderd worden!
-
• Kwantitatieve variabelen: telbaar (continue variabelen)
- Interval: geen vast nulpunt (het is wel door de mens vastgesteld)
- waarden kan je niet zomaar optellen (thee van 60 graden bij thee van 40 graden is niet
…………opeens 100 graden
- Bv: IQ, graden Celsius, dB
-
- Ratio: intervallen met een absoluut nulpunt
- je kan rekenen met de getallen (aardappelen van 5 kilo bij aardappelen van 10 kilo =
……….aardappelen van 15.kilo
- Bv: gewicht, lengte, frequentie, snelheid, leeftijd
, • Oefening meetniveaus
1. Hoge, midden, lage inkomens
2. Graden Fahrenheit
3. Nationaliteit
4. Leeftijd
- 1= ordinale variabele, 2= interval variabele, 3= nominale variabele, 4= ratio variabele
• Afhankelijke- en onafhankelijke variabele
- (Wat beinvloed wordt = afhankelijke variable)
- Wat is het e ect van therapie X op de taalvaardigheid?
- Is het aantal museumbezoekers op zondag anders dan doordeweeks?
• ^Wat beïnvloedt wat?
- Therapie X (onafhankelijke variabele) De taalvaardigheid (afhankelijke variabele)
- Dag van de week Aantal museumbezoekers
- Onafhankelijke variabele Afhankelijke variabele
• ^Wat is het meetniveau van de variabelen?:
- Therapie X Nominaal
- De taalvaardigheid Afhankelijk van hoe je gaat meten (kwalitatief/kwantitatief)
- Dag van de week Nominaal
- Aantal museumbezoekers Ratio
• Wat weet je nu:
- Verschil fundamenteel / praktijkgericht onderzoek
- Verschil kwalitatief / kwantitatief onderzoek
- Verschil beschrijvende statistiek / toetsende statistiek
• Variabelen zijn:
- Continu, discreet, kwalitatief, kwantitatief
• Variabelen hebben een meetniveau:
- nominaal, dichotoom, ordinaal, interval, ratio
• Variabelen hebben een positie in een onderzoeksmodel:
- Afhankelijke- en onafhankelijke variabelen
ff