Psychologie leerdoelen
Hoofdstuk 1
Belangrijke perspectieven ter verklaring van menselijk gedrag kennen en
begrijpen
Biologisch:
Neuraal perspectief: Al het gedrag en alle ervaringen zijn product van het zenuwstelsel, hoe
brengt het zenuwstelsel deze tot stand? Kan van het onderzoeken van individuele neuronen
zijn of zelfs bepaalde gebieden in het brein (veld neuroscience)
Fysiologisch perspectief: de manier waarop hormonen en drugs invloed uitoefenen op ons
brein om gedrag en ervaring te veranderen (veld: biopsychologie).
Genetisch perspectief: genen leveren de codes aan voor de bouw van het gehele lichaam,
inclusief het brein. Verschillen tussen individuen in genen kunnen verschillen in het brein
veroorzaken en daarmee ook in ervaringen en gedrag (veld: gedragsgenetica).
Evolutionair perspectief: de basis van de biologische machinerie onderliggend aan gedrag en
ervaringen is het resultaat van evolutie en natuurlijke selectie (veld: evolutionaire psychologie).
Dus wat is het voordeel van deze ontwikkeling t.o.v. de reproductie?
Effecten van ervaring en kennis
Leer perspectief: gedrag en ervaringen kunnen veranderd worden door leren: ze kunnen
worden beïnvloed door voorafgaande ervaringen (veld: leerpsychologie/gedragspsychologie)
Cognitief perspectief: het verklaren van gedrag en ervaringen op basis van cognitieve
informatie die een persoon heeft (gedachten, overtuigingen, geheugen), sommige informatie is
bewust, andere informatie onbewust (veld: cognitieve psychologie). Ervaring verandering in
kennis verandering in gedrag
Sociaal perspectief: hoe gedrag en ervaringen worden beïnvloed door anderen en de gedachten
over anderen, hun fysieke, voorgestelde of vermoedelijke aanwezigheid (veld: sociale
psychologie). De gedachten van een invidu op het gebied van potentiële sociale consequenties
die van invloed zijn op zijn of haar gedrag
,Cultureel perspectief: de algemene gebruiken en overtuigingen van een sociale groep die van
invloed zijn op het gedrag en de ervaringen van een individu (veld: culturele psychologie)
Ontwikkelingsperspectief: verschil in gedrag en ervaringen verklaren door leeftijd en de
typische psychologische ontwikkelingen die daarbij komen kijken (veld:
ontwikkelingspsychologie).
De verschillende perspectieven zijn complementair, ze vullen elkaar aan, ze moeten niet
worden gezien als losse gebieden.
,Hoofdstuk 2
De verschillende methodes kennen en begrijpen om het gedrag te onderzoeken
Experiment: een onderzoek waarbij de onderzoeker bewust een van de onafhankelijke
variabelen verandert en kijkt naar de veranderingen die die teweegbrengen bij de afhankelijke
variabelen. Alle andere variabelen moeten constant gehouden worden
Correlatieve studie: de onderzoeker manipuleert de variabelen niet, maar observeert of meet 2
of meer bestaande afhankelijke variabelen om relaties tussen die 2 te vinden, ze identificeren
relaties tussen variabelen maar niet de directe oorzaak-gevolg tussen de 2.
Beschrijvende studie: het beschrijven van een individu of meerdere individuen zonder te
beoordelen op relaties tussen variabelen, bijvoorbeeld het beschrijven van hoeveel mensen aan
een bepaalde aandoening lijden.
Bijbehorende begrippen kennen, o.a.: onafhankelijke en
afhankelijke variabele, binnen-proefpersonen design, tussen-
proefpersonen design, correlatie
Observatie: een objectieve constatering
Theorie: een idee of conceptueel model die observaties verklaren en voorspellingen geeft over
nieuwe observaties die misschien ontdekt worden
Hypothese: voorspelling over nieuwe observaties op basis van een theorie
Onafhankelijke variabele: de variabele die getest wordt
Afhankelijke variabele: de variabele waar de onafhankelijke variabele effect op heeft
Binnen-proefpersonen design: de proefpersonen worden getest in elke omstandigheid van de
onafhankelijke variabele (experiment)
Tussen-proefpersonen design: er worden groepen gevormd waartussen de manipulaties van
omstandigheden worden verdeeld, iedere groep ontvangt dus 1 soort manipulatie. Hierbij is het
belangrijk dat groepen random worden gevormd
Correlatie: samenhang, relatie tussen 2 variabelen
Laboratorische setting: de proefpersonen worden naar een plek gebracht die speciaal
klaargezet is voor het onderzoek, de onderzoeker heeft controle over de omstandigheden
Veld studie: de onderzoeker heeft geen controle over de omstandigheden
Hawthorne effect: het verbeteren van gedrag door het idee bekeken te worden
, Verschillende vormen van data-verzameling kennen en begrijpen
Self-report: mensen worden gevraagd om hun eigen gedrag/mentale staat te beoordelen of te
omschrijven
Introspectie: een vorm van self-report, de persoonlijke observatie van iemands gedachten,
percepties en gevoelens
Observationele methoden: alle procedures waarbij onderzoekers observeren en het gedrag
opnemen
Tests: onderzoeker presenteert problemen, opdrachten of situaties waarop de proefpersoon
moet reageren
Naturalistisch observeren: de onderzoeker onderbreekt het gedrag van het individu niet
Betrouwbaarheid en validiteit van meetinstrumenten begrijpen
Betrouwbaarheid: heeft te maken met meetfouten, niet bias. Iets is betrouwbaar als het
overdoen van het onderzoek dezelfde resultaten geeft onder gelijke omstandigheden.
Interobserver betrouwbaarheid: hetzelfde gedrag is zowel door de eerste observant als bij de
tweede observant geconstateerd, dit kan worden bereikt door een operationele definitie: het
precies beschrijven van hetgeen dat je wilt meten
Face validiteit: de meting is valide als het meet wat het hoort te meten, het meten van
duimlengte is niet gerelateerd aan personaliteit en dus niet valide
Criterion validiteit: je relateert je scores aan een meer directe index (criterion), bijvoorbeeld het
koppelen van intelligentie aan succes
A: onbetrouwbaar en niet valide
B: zeer betrouwbaar, maar niet valide (je meet niet wat je hoort te meten)
C: Betrouwbaar en valide