Consumentengedrag H1
Consumentengedrag: Als het gedrag dat een consument vertoont bij het zoeken naar, kopen,
gebruiken, evalueren en het zicht ontdoen van producten, diensten en ideeën. Dit bevat fysieke
mentale acties.
Er zijn net zoveel consumenten als mensen, elke consument is anders. Consumenten gedrag bevat
producten, diensten en ideeën.
Ideeën: Activiteiten of informatie uitingen voor niet commerciële doeleinden die de consument
aangeboden worden zoals de campagnes van de overheid voor orgaandonatie of huiselijk geweld.
Een consument kan een product kopen en een idee overnemen dan gedraag je je volgens het idee.
De Customer Activity Circle
Pre aankoopfase: behoefte bepalen informatie zoeken
Aankoopfase: informatie gebruiken
Post aankoopfase: evalueren en afdanken
Duurzaam consumentengedrag
Circulair consumentengedrag: productkeuze en gebruik waarbij producten of onderdelen van
producten zo bruikbaar een waardevol mogelijk blijven.
R ladder: hoe hoger het gedrag op de lijst van circulariteitsstrategieën staat, hoe circulairder de
strategie is.
1. Refuse & rethink: bepaalde schadelijke producten niet meer kopen of er een alternatief voor
bedenken. Bijv. geen plastic verpakte voorgesneden groente. Dit is het hoogst op de ladder.
2. Reduce: zuiniger omgaan met producten, zoals verwarming lager zetten.
3. Re use: producten hergebruiken, bv spullen verkopen marktplaats.
4. Repair: producten repareren ipv vervangen, bv schoenmaker.
5. Recylce: Verwerken en hergebruiken van materialen, bv afval scheiden.
6. Recover: terugwinnen van energie uit materialen
,Soorten beslissingsgedrag:
- Routinematig beslissingsgedrag: als je eenmaal een goede kaasboer hebt, hoef je niet als er
weer kaas gekocht moet worden alle kaaswinkels langs. Je weet waar je het gaat kopen.
- Afwisselingsgericht koopgedrag: een consument wil niet elke dag sperziebonen eten ook al
zijn ze makkelijk verkrijgbaar, goedkoop en weet hij dat hij het lust.
- Situatie bepaald: als de consument onder tijdsdruk staat, neemt hij niet uitgebreid de tijd.
- Impulsief koopgedrag: zonder enige afleiding wordt het product gepakt en meegenomen.
- Heuristieken (vereenvoudigde beslissingsregels): consument koopt dezelfde iPad als een
vriend die tevreden is.
- Ervaringen/routinegedrag: als een consument naar dezelfde kapper gaat, wil die niet meer
door een ander geknipt worden.
Er zijn 2 soorten mentale processen die verantwoordelijk zijn voor de verwerking van informatie tot
keuze.
Onbewust beslissen
Onbewuste beslissingen leiden vaak tot de beste keuzes.
Consumentengedrag staat niet op zichzelf. Het vindt plaats in een context (omgeving) door een
persoon (consument) en met betrekking tot een object (product of dienst, reclame uiting, ander
aspect uit de markt.)
, Gedragssenario: de combinatie van consument, object en context.
Context: kan gedacht worden aan meerdere omgevingen.
- Macro-omgeving: cultuur en sociale omgeving die invloed hebben op groepen consumenten.
- Meso-omgeving: subcultuur waar de consument bij hoort.
- Micro-omgeving: concrete situatie waarin de consument zich bevindt dat invloed heeft op
het gedrag, vb thuis voor de tv op de bank.
Object: het product, de dienst of het idee waarover de consument een beslissing moet nemen,
inclusief alle bijbehorende marktuitingen. Ook de winkelomgeving of website, belangrijkheid en
functie. Het object is wel beïnvloedbaar door de marketeer, maar de context niet.
Informationeel product: oplossende functie, levensmiddelen
Transformationeel product: waarde toevoegende functie, snoep/kleding
Optimizers: nemen alleen genoeg met de beste keus en dat kost tijd.
Satisficers: goed is genoeg, kiezen alleen het noodzakelijke, weinig tijd
Andere factoren die bepalen hoe consumenten beslissingen nemen:
1. De betrokkenheid van de consument bij een product
Dit wordt bepaald door hoe belangrijk de beslissing is. Hoe groter de impact van een
verkeerde beslissing, hoe meer motivatie om er tijd en moeite aan te besteden.
2. De kennis van of ervaring met het product
Een consument die veel van laptops weet, zal anders informatie verzamelen dan een
consument die er geen verstand van heeft.
3. De beschikbare middelen (tijd & geld)
Een consument die geen tijd maar wel geld heeft maakt andere keuzes dan iemand die wel
tijd heeft maar geen geld.
Industrieel koopgedrag: als de consument een organisatie is, zoals een school of ziekenhuis, hierbij
gaat het om de behoefte en het budget van de organisatie.
Consumenten worden regelmatig
door aanbieders gevraagd op sociale
media om mee te denken
voor producten. Zo wordt de
consument gezien als co-creater.