Blok 1 Samen opvoeden
1.1 Het ouderperspectief
Wanneer is iemand een goede ouder en wordt een kind goed opgevoed? Dagelijks baseren
jeugdprofessionals hun handelen op deze antwoorden, maar de rechtvaardigheid hiervan ontbreekt.
Daarom zouden niet de normen van je jeugdprofessionals leidend moeten zijn in hun relatie met
ouders, maar de behoefte van ouders zelf. Dat houdt in dat professionals luisteren naar ouders zelf
om vanuit hun perspectief te kijken. Een goede jeugdprofessional durft te luisteren naar ouders zelf,
ook als ouders hulp nodig hebben.
Kinderen zijn gebaat bij normale opvoeding en normale aandacht. Tegenwoordig weten we niet meer
wat wel en niet normaal is, in de zin van gewoon goed genoeg. Wat normaal opvoeden is schijnen we
ook niet meer te weten. René Diekstra is bezig met het canon van het kind, dit is een verzameling
aan basale feiten uit de wetenschap waar ouders hun opvoeding op af moeten stemmen. Hij vindt
dat ouders wetenschappelijke kennis nodig hebben om een kind op te kunnen voeden.
Wat ouders wel of niet nodig hebben en wat goed is voor de kinderen, wordt steeds vaker door
anderen bepaald dan de ouders zelf. Goed genoeg ouderschap is niet langer goed genoeg, opvoeden
doe je namelijk niet zomaar, maar met een maatschappelijk doel, zodat de hele samenleving straks
tevreden is. Wanneer er een signaal komt dat dit bij een ouder niet lukt, staat er gelijk een
professional klaar om het over te nemen.
Alice van der Plas zegt dat ouders zelf min of meer groot geworden kinderen zijn die met vallen en
opstaan een min of meer gelukkig kind grootbrengen. Ze willen het allerbeste, maar maken het
zelden waar. Ongehoorzaamheidsdialoog: ouders en kinderen zijn voortdurend in dialoog om de
juiste aanpak te vinden en dat gaat gepaard met trekken, duwen, ruziën en redeneren. Het wordt ook
wel ruis in huis genoemd en het kan snel uit de hand lopen, wanneer er steun uit de omgeving
uitblijft en de belasting toeneemt.
Er is nog een ander ideaal dat een rol speelt in het denken van professionals over goed ouderschap.
Van der Plas noemt het de nostalgische paradijsfantasie: in het paradijs ben je als kind altijd omringd
door een maximaal responsieve moeder die zich geheel in dienst stelt van haar kind om wie haar
leven draait. Zo zit het leven alleen niet in elkaar, ouders hebben hun eigen hangups, verplichtingen
en bezigheden naast het ouderschap.
Het normale leven is al moeilijk genoeg, maar tegenwoordig wordt dit ook gezien als een risico: het
leven zelf, in een gezin is al een bedreiging voor de veiligheid van kinderen. Tegelijkertijd zijn de
opvattingen wat schadelijk is voor kinderen in de laatste jaren erg verruimd. Roken in het bijzijn van
kinderen, vuile kleren worden tegenwoordig al bestempeld met de term kindermishandeling. Elke
ouder is een risico ouder, tot het tegendeel bewezen is.
1.2 Onderwijs en opvoeding in een (groot)stedelijke omgeving
Jane Addams was een stadssocioloog die in haar publicatie The spirit youth and the city streets
waarschuwde voor de verleidingen en morele gevaren van het opgroeien in de stad. Zij beschouwde
de stad niet als een toevallige context en wilde weten hoe de stedelijke omgeving het opgroeien en
de ontwikkeling van kinderen en jongeren beïnvloedde en andersom.
, In Nederland woont 70% van de bevolking in stedelijk gebied. Dit is de norm in ons land. Milner
definieert het begrip stedelijk op drie niveaus:
- Extensive urban: metropolen met meer dan een miljoen inwoners.
- Emergent urban: grote steden met minder dan een miljoen inwoners.
- Characteristics: verstedelijking op kleine schaal.
In deze steden is er een grote diversiteit aan bewoners. Opgroeien in zo’n stad betekent opgroeien in
een wereld vol verschillen. In de grootstedelijke context wordt bovendien de zogenoemde
diversification of diversity goed zichtbaar: er bestaan niet alleen verschillen tussen de verschillende
minderheden, maar ook de leden binnen deze groepen laten onderling grote verschillen zien. Dit is
dus geen diversiteit, maar superdiversiteit.
Er zijn 3 inhoudelijke domeinen binnen urban Education:
- Diversiteit jeugd
- Diversiteit ouders
- Diversiteit omgeving
Superdiversiteit jeugd:
Kinderen en jongeren in de stad laten grote verschillen zien in etnische, culturele, religieuze en talige
identiteit. Die verschillen blijken voorspellers van leerprestaties, probleemgedrag en schooluitval.
Leerlingen in de stad doen het over het algemeen minder goed dan leerlingen in de rest van het land.
De grote verschillen tussen kinderen in grote steden verklaren waarom sommige leerlingen vanuit
hun thuissituatie meer afstand ervaren tot school, waar veelal een andere taal wordt gesproken en
een eigen cultuur met regels heerst. Goed je best doen op school wordt soms gezien als acting white,
iets waarmee je jezelf buiten de eigen groep plaatst.
Superdiversiteit van ouders:
In de grootstedelijke context verloopt de samenwerking tussen ouders, school en het pedagogisch
werkveld soms moeizaam, doordat professionals te maken krijgen met ouders met verschillende
sociale en culturele achtergronden en verwachtingen die uiteenlopen. Zo kan er een kloof zijn tussen
school- en thuiscultuur in achterstandswijken. Het betrekken van ouders bij school draagt in sterke
mate bij aan het schoolsucces van kinderen in de grote stad, zowel in de voorschoolse periode als in
de basisschool en het voortgezet onderwijs.
Samenwerken met diverse professionals in de rijke omgeving van de stad:
Bij de definiëring van urban education moeten we ook de unieke dimensies van de grootstedelijke
omgeving betrekken. We maken hierbij een onderscheid tussen het tweede en het derde leefmilieu.
Het eerste leefmilieu is het gezin. Het tweede leefmilieu omvat kinderopvang, onderwijs, jeugdzorg
en andere pedagogische sectoren, kortom de institutionele context met de diverse professionals die
daarin werken. Het derde leefmilieu omvat de vrijetijdsbesteding, die zich afspeelt in de wijk.
Wat betreft het tweede leefmilieu kenmerkt de grote stad zich door een zeer hoge concentratie van
pedagogische instellingen en professionals. Er is dan ook sprake van een rijke en soms ook complexe
sociale omgeving. Deze professionals werken soms samen en dit vraagt veel discipline om een
interprofessionele samenwerking plaats te laten vinden.
Het derde leefmilieu is in de stad erg rijk. Er zijn talloze mogelijkheden om te sporten, cultuur te
snuiven of bij clubs aan te sluiten. De verbindingen tussen thuis, kindcentra, scholen en de lokale
community zijn gericht op verschillende doelen: de academische loopbaan van jongeren, gezondheid
en welzijn, burgerschap en sociale ontwikkeling. Ze zijn erop gericht om het pedagogisch netwerk