Duck & McMahan + HC M&C summary
1. AN OVERVIEW OF COMMUNICATION
Communicatie en relaties zijn verbonden. Communicatie is het transactionele gebruik van
symbolen, beinvloed, gebruikt en begrepen in de context van relaties.
Communication is symbolic: verbaal/non-verbaal, een representatie van iets anders (tekens
staan voor iets specifics, wat mensen niet veranderen). Symbolen hebben geen directe
connectie met hetgeen dat zij representeren. Over displays geen controle, over signals wel.
Geen relatie tussen betekenis en symbool, bijv; ‘je laat me blozen’ niet iconisch.
Communication requires meaning: symbolen zorgen voor betekenis die blijft ontwikkelen.
Sociale constructie: de manier waarop symbolen betekenis krijgen in een sociale context,
wanneer zij gebruikt worden, dit kunnen meerdere betekenissen zijn (hangt af van fysieke/
relationele/situationele context). Een boodschap wordt verzonden via een ‘medium.’
Communication is cultural: creert verwachtingen, normen en waarden.
Communication is relational: elke boodschap laat zien hoe de zender en ontvanger van de
boodschap verbonden zijn. Relaties creeren betekenissen door communicatie.
Communication involves frames: om niet-iconische symbolen te begrijpen. De basis van
kennis wat zorgt voor achtergrond informatie over een situatie. Omdat mensen het eens zijn
over de basis van een situatie, of de culturele aannames die gepaard gaan met de interactie
en de eerdere relationele context -> een ‘communicatie frame’ tekent een grens rondom het
gesprek en trekt aandacht naar specifieke dingen. Hangt af van het perspectief.
Communication is presentational and representational: Representatie: communicatie
verklaart feiten en verspreidt informatie. Presentatie: communicatie gaat ook over een
specifiek perpectief op feiten en gebeurtenissen.
Communication is a transaction: transactionele natuur; een boodschap overbrengen,
informatie uitwisselen, communicatie als een transactie.
Constitutive approach to communication: communicatie can iets creeren wat er nog niet
was, bijv. een afspraak/contract/identiteit.
Doelen communicatie: verzoeken, informeren, sharing -> wederkerigheid
2. IDENTITIES, PERCEPTIONS AND COMMUNICATION
Identiteiten: symbolische creaties gebaseerd op persoonlijke rollen, hoe mensen zichzelf zien
en hoe zij gezien worden.
Perceptie: proces van actief selecteren, organiseren, opvatten en het evalueren van
informatie, activiteiten, situaties, mensen en de andere dingen uit onze wereld.
Basic assumptions of identity construction: een echte ik bestaat niet; verschillende moods,
situaties, relaties etc. culturele groepen informeren mensen over de goede manier om
identiteiten te vormen in verschillende relaties. Mensen doen een identiteit, ze zijn het niet.
Processes of perceptions/forming identity: gebaseerd op relaties en cultuur; identiteit is
perceptie en zijn geen feiten -> het is beperkt; je merkt niet alles altijd. Stap 1 is selecteren:
Selective exposure; het idee dat je je meer open stelt voor normen en waarden die
overeen komen met jouw ideeen.
Selective perception; het idee dat je ook meer focust en zoekt naar deze normen.
Selective retention; het idee dat je vaker dingen nadoet waar je het in principe mee
eens bent.
, Stap 2 is organiseren, interpreteren en evalueren:
Schemata; mentale gebieden die gebruikt worden om informatie te organiseren, vooral door
het sorteren en in verband leggen met al vernomen informatie.
- Prototype; het beste voorbeeld van iets.
- Personal constructs; persoonlijke manieren van de wereld begrijpen.
Transacting identities, relational and social: gaat over communicatie en je gedragen op
bepaalde manieren die cultureel geassocieerd worden met deze. Soorten sociale rollen:
Front region: een frame waarin je je beste gedrag moet vertonen.
Back region: een frame waarin je meer jezelf kunt zien, niet publiekelijk gewenste gedrag.
Transacting identities, self-disclosure: self-description: info over jezelf die iedereen weet.
Self-disclosure: het vertellen van persoonlijke info, die bijna niemand weet.
Mensen voelen zich vereerd om dit te weten, of je vertelt te veel info die zij niet leuk
vinden, of het boeit ze niet. Goede vrienden weten dit van je.
Self-disclosure gebeurt door verhalen te vertellen -> gebaseerd op hoe jij wil dat anderen je
zien. Je wordt een ‘jij’ doordat anderen jou op een bepaalde manier behandelen door
communicatie.
Transacting identities, other people: symbolic self: de ‘ik’ die wordt gevormd door interactie
met anderen. Symbolic interactionism: in hoeverre sociale invloeden effect hebben op een
individu. Attitude of reflection: nadenken over hoe jij eruit ziet vanuit iemand anders zijn
perspectief. Jij behandelt jezelf op de manier hoe anderen jou behandelen.
Altercasting: hoe taal een identiteit bij iemand kan vormen en hoe deze die kan afwijzen.
3. VERBAL COMMUNICATION
Het gebruik van taal om een connectie te maken met iemand. Syntax betekent hoe een zin in
elkaar zit en hoe woorden worden gebruikt. Woorden hebben allemaal een eigen mening in
bepaalde contexten.
Verbal communication is symbolic: taal bestaat uit symbolen. Symbolen kunnen gekozen
worden om voor ideeen te staan, maar dit gebeurt alleen door ze te gebruiken, types:
1. Denotative; standaard betekenis van een woord.
2. Connotative; ondertoon geassocieerd met een woord, 2e betekenis; sarcasme.
Polysemy: meerdere betekenissen kunnen gegeven woorden aan 1 woord. Door frames,
contexten en cultuur vinden we welke erbij hoort en de bijbehorende lading van een woord.
Verbal communication is relational: het beinvloed relaties, en andersom. Je zegt geen ‘ik
houd van je’ tegen een vreemdeling. Hoe verbonden je met iemand bent, hoe makkelijker
het is om zijn/haar taal te begrijpen.
Conversational hypertext: onderliggende boodschappen in communicatie, die alleen een
geinformeerde luisteraar begrijpt.
Verbal communication is cultural: communicatie beinvloed cultuur, en andersom. Gedeelde
betekenissen. Je leert wat mag in een cultuur door communicatie; cultuur beinvloed de
betekenissen gegeven aan een woord. Gender woorden spelen hierin ook een grote rol.
Verbal communication and frames: hoe moeten mensen communiceren. Relaties/cultuur/
fysieke locaties zijn frames. De vorm van taal is ook belangrijk; formeel (high code),
informeel (low code). Frames kunnen veranderen tijdens interactie.
Accommodation: wanneer mensen hun manier van spreken veranderen om de status van
een relatie aan te duiden. 2 types: convergence (dichterbij iemand komen) en divergence
(verder van iemand zijn stijl van spreken weg gaan).