Samenvatting sportwereld voor het HBO
Hoofdstuk 1 wat is sport?
Het dubbelkarakter van sport
Sport kan op twee manieren gedefinieerd worden:
1. Essentialistisch er wordt vooral gezocht naar het wezen (de essentie) van
sport. In de essentialistische benadering van sport zijn vragen van belang als:
• Wat is het eigene van sport? (= te ontdekken door op zoek te gaan naar de
intrinsieke kenmerken van sport)
• Waarin onderscheidt sport zich van andere maatschappelijke instituties
en activiteiten, zoals arbeid, onderwijs en kunst?
2. Instrumenteel sport is vooral een middel om andere, buiten de sport
gelegen doelen te realiseren. Bijvoorbeeld het opvoeden van jongeren en om
allochtonen te integreren, maar ook om gezond te zijn en nieuwe vrienden te
ontmoeten.
De twee aspecten van sport – het wezen en het gebruik ervan – noemen we het
dubbelkarakter van sport.
Het wezen van sport
Werkdefinitie van sport:
Sport is een vaardigheidsspel gericht op het bereiken van een bepaald doel,
waarbij fysieke kwaliteiten van mensen worden getest in wedstrijdvorm en
waarbij gespeeld wordt volgens regels, binnen institutionele kaders.
De harde kern van sport wordt gevorm door physical games: fysieke spelvormen
met een wedstrijdkarakter. Verschillende kenmerken uit de definitie zijn:
a. Sport is een vaardigheidsspel
Om te kunnen sporten moet een mens beschikken over een aantal
vaardigheden, vooral bewegingsvaardigheden.
Vaardigheid = het vermogen om een bepaalde handeling bekwaam uit te
voeren of een probleem juist op te lossen.
Bij sport gaat het vooral om fysieke vaardigheden die een sporter zich eigen
kan maken door veel te oefenen (training) en door (wedstrijd)ervaring op te
doen. Door sport te zien als een vaardigheidsspel sluiten we kansspelen uit.
,b. De sporter probeert een bepaald doel te bereiken
Een tweede kenmerk is dat elke sport gericht is op een bepaald doel,
bijvoorbeeld: meer doelpunten scoren dan de tegenstander.
Doelgerichtheid van sport wordt het intrinsieke doel genoemd. Het heeft met
de sport zélf te maken en niet met het motief waarom mensen een sport
beoefenen, zoals geld verdienen, sociale contacten, gezondheid en plezier.
Dit worden extrinsieke doelen genoemd.
c. Sport heeft een fysiek karakter
Het fysieke karakter van sport houdt in dat de sportactiviteit een beroep doet
op de lichamelijke vermogens van mensen. Elke menselijke activiteit is per
definitie een lichamelijke activiteit (zelfs ademen). Als we bij sport spreken
over een lichamelijke activiteit, bedoelen we dat het lichamelijke aspect
dominant is. Vanuit dit perspectief is voetbal sport en worden activiteiten als
schaken en dammen uitgesloten als sport.
Maar we bedoelen nog iets anders met de overweging dat sport ‘lichamelijke
activiteit’ is, namelijk dat het bij sport vooral gaat om beweging. De
bewegingshandelingen bij sport zijn een doel op zich. Het gaat er immers om
een bewegingsprobleem op te lossen in een competitieve context. Bij
‘gewone’ bewegingshandelingen in het dagelijks leven, zoals op de fiets naar
de winkel gaan om boodschappen te doen, ligt het doel buiten de
bewegingshandeling.
Er zijn twee vormen van bewegen:
1. Verplaatsend bewegen het lichaam of bepaalde voorwerpen
verplaatsen. Bij sport wordt een beroep gedaan op de
bewegingsvaardigheden van de mens.
2. Niet-verplaatsend bewegen schaken en dammen. Bij deze activiteiten
gaat het er immers niet om een bewegingsprobleem op te lossen, waar
een bepaalde bewegingsvaardigheid voor nodig is.
d. Bij sport is er sprake van testen in wedstrijdvorm
Een wezenlijk kenmerk van sport is competitie. Bij dit aspect van sport wordt
vaak naar het begrip spel verwezen. In het Engels heeft ‘spel’ twee
betekenissen: game en play.
PLAY
• Speelse houding (spelend sporten, spelend studeren etc.)
• Vrijheid en belangeloosheid
• Geen extrinsiek doel (geld verdienen)
• Het staat niet vast welke middelen gebruikt worden in het spel
, GAME
• Wel sprake van intrinsieke en/of extrinsieke doelen
• Kent regels en het gebruik van middelen staat vast
Agonale games
Vaardigheidsspel waarin duidelijk het element van strijd en competitie is
verwerkt.
Conclusie:
Sport kan gezien worden als spel, maar dan vooral in de betekenis van
game: een gereguleerd spel, met vaststaande middelen, met een
intern doel dat gekenmerkt wordt door competitie en het oplossen van
bewegingsproblemen.
e. Elke sport heeft regels
Sport en regels zijn onlosmakelijk verbonden met elkaar. Regels maken een
sport tot juist die unieke sport en daarom worden ze constituerende regels
genoemd.
De constituerende regels van sport zijn:
• Regels over wie de wedstrijd wint
• Regels over de bewegingstechnieken die gehanteerd mogen/moeten
worden
• Regels over middelen die gebruikt mogen/moeten worden
• Regels over de ruimte en de tijd waarbinnen de sport beoefend
mag/moet worden
Regels kunnen obstakels, een verbodskarakter, beperkingen en ook
mogelijkheden bevatten.
Obstakel: hindernissen (letterlijk)
Verbodskarakter: bokser mag niet onder de gordel van de tegenstander stoten
Beperking: buitenspelregel bij voetbal
Mogelijkheden: de verdedigende partij kan ‘op buiten spel’ spelen, maar de
aanvallende partij kan via tactische middelen buitenspel omzeilen.
, f. Bij sport is altijd sprake van institutionalisering
Institutionalisering = sport heeft een bepaalde verspreiding en
organisatiegraad nodig.
Sportorganisatie = een –vaak min of meer hiërarchisch – gestructureerd
samenlevingsverband dat bewust tot stand is gebracht om een bepaald
doel of bepaalde doelen te bereiken.
Kenmerkend voor een organisatie:
1. Arbeidsverdeling waarbij taken en bevoegdheden worden
onderscheiden en toegewezen
2. Coördinatie is noodzakelijk om als geheel te blijven functioneren.
In iedere (sport)organisatie zijn 3 soorten structuren te onderscheiden:
1. Een machts- en gezagsstructuur
Elk deel en elke functionaris binnen de organisatie staan in een bepaalde
verhouding tot het centrale gezag. Het bestuur van een sportvereniging of
een sportbond vormen het centrale gezag. De rest van de organisatie is
daaraan ondergeschikt. Vanuit de top van de vereniging/bond vindt
delegatie van besluitvorming en bevoegdheden plaats.
2. Een taakstructuur
Bepaalde functieverdeling binnen in een organisatie (wedstrijdzaken,
personeelszaken etc.)
3. Een middelenstructuur
Elke organisatie heeft middelen waarover de participanten kunnen
beschikken om de doeleinden van de organisatie te realiseren
(trainingsmateriaal, accommodaties etc.)
De sportfamilie
De harde kern van sport wordt gevormd door physical games: fysieke spelvormen
met een wedstrijdkarakter. In een brede definitie van sport zou de harde kern van
sport aangevuld kunnen worden met twee andersoortige activiteiten:
1. Non-physical games
Spelvormen met als kenmerken vaardigheden, een doel, competitie, regels en
institutionalisering, maar zonder fysieke activiteit in de zin van verplaatsend
bewegen bridge, dammen
2. Physical activities
Bewegingsactiviteiten, zonder competitie-element fitness, spinning
Voor veel mensen die deze activiteiten doen, spelen motieven als schoonheid
en gezondheid een rol.