Tentamen Inleiding Sociologie
Leerdoelen
- Sleutelbegrippen sociologie benoemen en uitleggen
- Belangrijkste perspectieven benoemen, uitleggen en bekritiseren
- Sociologische theorieën toepassen op hedendaagse vraagstukken rondom cohesie,
ongelijkheid, identiteit en modernisering
Wat is sociologie?
- Studie va patronen in individuele keuzes, bestuderen van hoe mensen met elkaar samenleven,
het samenzijn én individualiteit binnen een sociale context.
- Studie van sociale verandering
- Onderbouwd door theorieën
- Ruime variatie van zorgvuldig uitgekozen observaties, poogt om deze observaties theoretisch
te begrijpen en verklaren
Sociologische verbeeldingskracht – C. Wright Mills
De complexe en interactieve relatie tussen individuele ervaringen en publieke zaken.
• Micro > relaties met individuen
• Meso > organisaties, instituties, subculturen
• Macro > Nationaal en internationaal niveau, landen en overheden
*Samenlevingen worden meer individualistisch en vergeten daarom vaak de gevolgen op meso en
macro niveau
Onderscheid in problemen > Persoonlijk vs. Publieke
Persoonlijke problemen; verbonden aan individu en hebben direct impact op het individuele milieu
Publieke zaken; overstijgen het individu en zijn directe omgeving > worden door meerdere groepen
gevoeld en zijn vaak en ‘bedreiging’ en zijn niet persé te verklaren vanuit individuele kenmerken
Voorbeeld:
Een individu is werkeloos, dat heeft nadelige gevolgen voor het individu. Maar er zijn meerder
individuen werkeloos in de samenleving. Zij zorgen met elkaar voor problemen. Dit raakt de hele
samenleving. Zo wordt een persoonlijk probleem een publieke zaak.
Hoofdvragen in de sociologie
• Ongelijkheidsvraagstuk (wie krijgt wat?)
• Cohesievraagstuk (wat verbindt en scheidt mensen?)
• Rationaliserings/Moderniseringsvraagstuk (hoe rationeel handelen mensen en instituties?)
• Identiteitsvraagstuk (wie zijn wij?).
Kijken naar de vraagstukken middels verschillende perspectieven, maar dat alleen is niet genoeg. Met
een perspectief alleen kan je een vraagstuk of probleemstelling niet verklaren, daar zijn toetsbare
theorieën voor nodig.
• Bij de perspectieven moet je afvragen op welk niveau deze zich richt (micro meso macro)?
• Gaat het om conflict of consensus?
• Is er sprake van agencies of structures. Dat wil zeggen in welke mate heeft het individu
handelingsvrijheid?
,Perspectieven - Uitgebreid
Functionalisme (Durkheim) “Samenleving als functioneel geheel” MESO EN MACRO
De samenleving als complex sociaal systeem waarvan alle afzonderlijk onderdelen samenhangen en
samenwerken om stabiliteit en solidariteit in de samenleving te produceren.
Alle rollen zijn anders maar zijn nodig om de samenleving draaiende te houden.
> Durkheims idee van sociale organisatie, samenleving owrdt bij elkaar gehouden door solidairteit
Mechanische solidariteit > minimale vorm van individualisme waarbij individu wordt opgenomen
door het collectief
Organische solidariteit > duidelijke scheiding van arbeid, veel differentie maar wel sprake van
cohesie omdat groepen van elkaar afhankelijk zijn
In een moderne samenleving is het arbeidsproces zeer gedifferentieerd. Individuen hebben gespecialiseerd en
geschoold werk. Van al de arbeid die verricht moet worden in een samenleving om deze te laten draaien voeren
individuen een heel specifiek deel uit. Ieder is afhankelijk van elkaar. De mensen in zo'n samenleving vormen
als het ware één lichaam waarin elk orgaan zijn taak uitvoert. Dit noemt Durkheim organische solidariteit. Dit
zet hij tegenover mechanische solidariteit. In eenvoudige samenlevingen is men minder afhankelijk van elkaar
maar niettemin is er een zekere solidariteit. In deze situatie zijn mensen gelijkwaardiger wat betreft hun plaats in
het arbeidsproces en autonomer. De metafoor van de machine voor een dergelijke arbeidsdeling ligt voor de
hand. Een machine is minder gecompliceerd dan een organisme.
Individu is dan ook meer een ‘pion’ of een schakel in de keten dan een ‘denkend persoon’
Centrale vraag; Wat is de functie van sociale verschijnselen?
Alles heeft dus een functie, iedereen vervult wel een rol, zowel gewenst als ongewenst (Merton);
• Manifeste functies; bedoelde gevolgen van sociaal verschijnsel (sociaal feit)
• Latente functies; onbedoelde, maar positieve gevolgen van sociaal verschijnsel (sociaal feit)
• Disfunctie; onbedoelde en negatieve gevolgen van sociaal verschijnsel (sociaal feit)
Voorbeeld van Merton en de functie van arbeid (division of labour)
Manifest: Productie van goederen en diensten, verwerven inkomen
Latent: Tijdstructurering, Sociale contacten, Zingeving, Status/Identiteit, Psychologisch welbevinden
Disfunctie: Psychologische stress
Kritiek op Functionalistisch perspectief, onder anderen van Merton:
• Eenzijdige nadruk op consensus, te rooskleurig
• Eenzijdige nadruk op stabiliteit, niet realistisch
• Reductionistisch, versimpeling van sociale verschijnselen en hoe belangrijk deze zijn voor
functioneren van samenleving
Het sociale systeem
Sleutelbegrippen
Tandwielen staan voor
• Sociale werkelijkheid instituten, groepen,
subculturen en
• Sociale structuur individuen die de
• Sociale functies samenleving draaiende
• Cohesie en consensus houden
• Samenleving als samenwerkend lichaam Religie speelt volgens
• Rollen in de samenleving > gebaseerd op Durkheim hierbij een
belangrijke rol
verwachtte normen en waarden
• Socialisatieprocessen
• Sociale controle
• Deviantie
• Solidariteit!! Komt vooral terug in
gedeelde normen en waarden in de
sameneving
,