Het RAAS-systeem
Bloeddruk(RR) is de druk die het bloed uitoefent op de vaatwand. Door de bloeddruk komt het bloed
in het hele lichaam, dus bij alle organen. Je hebt de systolische bloeddruk en de diastole bloeddruk.
- Systolische bloeddruk (bovendruk): ten tijde van het samentrekken van het hart, waarbij de
bloeddruk op zijn hoogst is.
- Diastolische bloeddruk (onderdruk): wanneer het hart weer ontspant daalt de bloeddruk, het
laagste punt is de diastole.
De ideale bloeddruk is 120/80. Een bloeddruk boven de 140/90 noemen we hypertensie. Een
bloeddruk onder de 90/60 noemen we hypotensie.
De bloeddruk heeft voornamelijk te maken met de perifere weerstand, de diameter van het bloedvat
en daarbij vasoconstrictie en vasodilatie. Daarnaast heeft het te maken met de cardiac output, het
hartminuut volume, hoeveelheid bloed wat het hart per minuut wegpompt. Dit kun je berekenen
door de hartslag frequentie (slagen per minuut) x slagvolume (volume per slag) te doen.
Er zijn in het lichaam 3 regelmechanismen, die ervoor zorgen dat een lage bloeddruk hoger wordt.
1. Zenuwstelsel + bloedvaten (snelste systeem):
Het zenuwstelsel regelt in samenwerking met de bloedvaten de bloeddruk, doormiddel van
baroreceptoren (drukreceptoren). Bij een te lage bloeddruk wordt de sympaticus aangezet,
waardoor de hartslagfrequentie omhoog gaat. De sympaticus zorgt ook voor vasoconstrictie.
Dit zorgt weer voor een hogere cardiac output, dus een stijging van de bloedruk.
2. Hersenen (langzamer systeem):
De hersenen kunnen de bloeddruk regelen vanuit de hypofyse, hier wordt het anti-diuretisch
hormoon gemaakt (ADH), betekent het anti-plashormoon. Je gaat meer vocht vasthouden,
waardoor de bloedvolume stijgt. Hierdoor stijgt de bloeddruk ook weer.
3. Nieren (langzamer systeem):
De nieren kunnen op twee manieren kijken hoe het staat met de bloeddruk.
- In de kleine bloedvaatjes richting de nieren (afferente arteriolen), hierin zitten ook
baroreceptoren die de druk kunnen meten.
- Ook zal er door een verminderde bloeddruk, minder vocht naar buiten worden geperst, er
wordt minder voorurine gemaakt.
De baroreceptoren en minder voorurine zorgen ervoor dat de nieren renine gaan
uitscheiden.
Renine is het eerste stofje uit het RAAS-systeem. RAAS staat voor, Renine Angiotensine
Aldosteron Systeem.
Renine zet angiotensinogeen om in angiotensine 1, in de longen wordt angiotensine 1, door
het stofje ACE, omgezet in angiotensine 2.
Angiotensine 2 heeft de volgende functies:
- Zorgt voor vasoconstricitie, waardoor diameter kleiner wordt, perifere weerstand hoger
wordt en bloeddruk dus stijgt.
- Het zorgt voor de uitscheiding van aldosteron in de bijnieren. Aldosteron haalt natrium uit
de voorurine, waardoor er meer natrium in het lichaam blijft. Daarmee gaat er dus ook meer
water het lichaam in, meer bloedvolume = bloeddruk stijgt.
- Zorgt voor een dorstprikkel, waardoor je meer gaat drinken. Je bloedvolume stijgt, dus ook
je bloeddruk.