Boek: Ontwikkelingspsychologie 2
Hoofdstuk 1 lichamelijke en cognitieve ontwikkeling tijdens de vroege volwassenheid
De vroege volwassenheid kent belangrijke ontwikkelingsprocessen. Die beginnen aan het einde van
de adolescentie (rond het 20e levensjaar) en lopen door tot het begin van de middelbare leeftijd
(rond het 40e levensjaar).
Lichamelijke ontwikkeling en zintuigen.
In de meeste opzichten zijn de lichamelijke ontwikkeling en rijping aan het begin van de vroege
volwassenheid, rond het 20e jaar voltooid. De hersenen blijven zowel in omvang als in gewicht
doorgroeien tot ze ergens tijdens de vroege volwassenheid hun top bereiken. Vervolgens zullen de
hersenen in de latere fases in volume afnemen. Toga, Thompson & Sowell beweren dat de prefrontale
cortex zeker bij mannen slechts gemiddeld op 25 jaar volledig is gerijpt, met alle gevolgen voor de
ontwikkelingstaken zoals studeren en werken in deze levensfase. Executieve functies zijn die
mogelijkheden die wij hebben om onszelf te organiseren en te plannen. De gevoeligheid van deze
zintuigen begint pas na de 40e of 50e verjaardag af te nemen.
Motoriek, fitheid en welzijn: gezond blijven.
Ook bij ‘gewone’ mensen zijn de psychomotorische vermogens tijdens de vroege volwassenheid op
hun best. De reactietijd is korter, de spierkracht is groter en de oog-handcoördinatie is beter dan in
enige andere leeftijdsfase.
In de sombere statistieken van de mortaliteit is de leeftijd van 35 een belangrijke mijlpaal. Vanaf dat
moment zijn ziekten en aandoeningen- voor het eerst sinds de kindertijd- belangrijkere
doodsoorzaken dan ongelukken.
Secundaire veroudering: lichamelijke aftakeling veroorzaakt door omgevingsfactoren of individueel
gedrag.
Eten, voeding en overgewicht: een zwaarwegende zorg
Melk en andere bronnen van kalk zijn belangrijk omdat ze helpen osteoporose te voorkomen, maar
mensen krijgen relatief snel voldoende kalk binnen. Tijdens de adolescentie levert een slecht dieet
niet altijd direct problemen op. tieners kunnen heel wat junkfood en vet verstouwen omdat ze zo
enorm snel groeien. Het verhaal verandert echter wanneer ze de vroege volwassenheid bereiken.
Omdat de groeisnelheid dan afvlakt moeten jongvolwassenen het aantal calorieën dat ze als
adolescent innamen gaan verminderen.
Overgewicht, gedefinieerd als een lichaamsgewicht dat twintig procent boven het gemiddelde ligt
voor iemand met een bepaalde lengte, neemt alsmaar toe.
Anorexia is vooral een vrouwenziekte, maar 5% is man. In het handboek wordt hierbij onderscheid
gemaakt in twee typen anorexia nervosa:
1. Beperkende type: tijdens de huidige episode van anorexia nervosa is betrokkene niet
geregeld bezig met vreetbuien of laxeren.
2. Vreetbuiten/ purgerende type: tijdens de huidige episode van anorexia nervosa is betrokkene
geregeld bezig met vreetbuien of purgerende maatrelen. ( zelfopgewekt braken)
Stress en coping: omgaan met de uitdaging van het leven.
Hoe goed ieder mens met stress kan omgaan (coping) is afhankelijk van een gecompliceerd
samenspel tussen lichamelijke en psychologische factoren.
,Onderzoekers op het nieuwe vakgebied van de psychoneuro- immunologie waarin onderzoek wordt
gedaan naar de relatie tussen de hersenen, het immuunsysteem en psychologische factoren, hebben
ontdekt dat stress verschillende gevolgen kan hebben. Het meest rechtstreekse gevolg is meestal een
biologische reactie die optreedt als bepaalde hormonen, die worden uitgescheiden door de bijnieren
een versnelde hartslag, verhoogde bloeddruk, meer transpiratie en zweten veroorzaken.
Als er constant stress gerelateerde hormonen afgescheiden, verslechtert de conditie van hart,
bloedvaten, en andere lichaamsweefsels. Het vermogen om ziektekiemen te bestrijden neemt af,
waardoor de betrokkene gevoeliger wordt voor ziektes. Dus zowel acute stressoren (onverwachte,
eenmalige gebeurtenissen) als chronische stressoren (langdurig en aanhoudende gebeurtenissen)
kunnen potentieel belangrijke gevolgen hebben.
Oorzaken van stress.
Volgens de psychologen Arnold Lazarus en Susan Folkman doorlopen mensen een aantal stadia
waarin ze bepalen of ze wel of geen stress ervaren.
Primaire inschatting is de eerste stap: de betrokkene beoordeelt de gebeurtenis om te bepalen of de
gevolgen positief, negatief of neutraal zijn.
Dan volgt een secundaire inschatting. Dit is het antwoord van de betrokkene op de vraag: kan ik dit
aan? Het is een inschatting of zijn coping vaardigheden en hulpbronnen voldoende zijn om de
dreiging die de potentiële stressor inhoudt het hoofd te kunnen bieden.
Stress varieert met de inschatting van de betrokkene, en die inschatting varieert met het
temperament van de betrokkene en met de omstandigheden.
Gevolgen van stress.
De fysiologische arousal ( prikkeling) die optreedt wanneer het lichaam probeert de stress het hoofd
te bieden, leidt tot een slijtageslag die op de lange termijn allerlei negatieve gevolgen kan hebben. Als
de stress groot genoeg is, kan er ernstige schade ontstaan. Bovendien kan het immuunsysteem het
geheel van organen, klieren en cellen dat ons lichaam verdedigt tegen ziekte- beschadigd raken door
stress.
Stress kan dus de oorzaak zijn van psychosomatische aandoeningen, medische problemen die worden
veroorzaakt door de interactie tussen psychologische, emotionele en lichamelijke problemen.
Stress hanteren.
Sommige mensen passen probleemgerichte coping toe. ze proberen een stressvol probleem of een
stressvolle situatie het hoofd te bieden door de situatie rechtstreeks te veranderen, waardoor die
minder stress oproept. Andere mensen passen emotiegerichte coping toe, waarbij ze hun emoties
bewust proberen te reguleren.
Coping: poging om de dreiging die tot stress leidt te beheersen, te reduceren of te leren verdragen.
Defensieve coping heeft te maken met onbewuste strategieën die de ware aard van een situatie
verdraaien of ontkennen. Defensieve coping is een manier om het werkelijke probleem te vermijden
of te negeren.
Cognitieve ontwikkeling
Postformeel denken.
Ontwikkelingspsycholoog Giesela Labouvie- Vief meent dat de aard van het denken wel kwalitatief
verandert tijdens de vroege volwassenheid. Ze denkt dat jongvolwassenen de paradoxen van de
samenleving leren hanteren door de met behulp van analogieën en metaforen met elkaar te
vergelijken. Postformeel denken is denken dat verder gaat dan Piagets foremele operaties. In plaats
van denken te baseren op puur logische processen met absoluut goede en absoluut foute
antwoorden, houdt postformeel denken rekening met het feit dat de hachelijke situaties, waarin
volwassenen terecht kunnen komen soms op relativerende wijze moeten worden opgelost. Bij
dialectisch denken is er ruimte voor de mogelijkheid dat zaken niet altijd helder af te bakenen zijn, en
, dat antwoorden op vragen niet altijd absoluut goed of fout zijn, maar dat er soms onderhandeld
moet worden. Kortom, postformeel en dialectisch denken houden rekening met een wereld waar
soms geen duidelijk onderscheid is tussen goede en foute oplossingen van problemen, een wereld
waarin je voor het beantwoorden van complexe menselijke vragen soms niet genoeg hebt aan logica
alleen.
Schaie’s stadia van ontwikkeling.
Schaie ging verder waar Piaget was gestopt en stelt dat het denken van volwassenen zich volgens een
vast patroon van stadia ontwikkeld:
- Verwervend stadium: volgens Schaie’s eerste stadium van cognitieve ontwikkeling omvat de
gehele kindertijd en adolescentie de belangrijkste ontwikkelingstaak, die bestaat uit het
verwerven van informatie.
- Uitvoerend stadium: stadium waarin jongvolwassenen de verworven kennis toepassen op
specifieke situaties die te maken hebben met het bereiken van lange termijndoelen op het
gebied van carriére, gezin en bijdrage aan de maatschappij.
- Verantwoordelijke stadium: stadium waarin mensen van middelbare leeftijd zich vooral
bezighouden met hun persoonlijke situatie, inclusies het beschermen en verzorgen van
partner, gezin en carriére.
- Ondernemende stadium: periode tijdens de middelbare leeftijd waarin mensen de zaken
breder gaan bekijken, waarin ze meer betrokken raken bij de wereld.
- Reïntegratief stadium: periode tijdens de ouderdom waarin de aandacht vooral gericht is op
zaken die persoonlijke betekenis hebben.
In zijn triarchische theorie over intelligentie stelt Sternberg dat intelligentie uit drie belangrijke
componenten bestaat: een componentiële, een experimentele en een contextuele component.
Componentiële aspect van intelligentie (analyse van date om problemen op te lossen met behulp van
eerder geleerde informatie)
Experimentele aspect van intelligentie (hoe eerdere ervaringen gebruikt worden bij probleem
oplossen; het vermogen om om te gaan met nieuwe situaties)
Contextuele aspect van intelligentie ( hoe intelligentie wordt gebruikt om aan de eisen van de realiteit
te kunnen voldoen; praktische intelligentie)
Een reden waarom mensen tijdens de vroege volwassenheid productiever zijn dan later, is misschien
dat de creativiteit na de vroege volwassenheid onderdrukt wordt door een situatie die psycholoog
Sarnoff beschrijft als vertrouwdheid leidt tot rigiditeit. Daarmee bedoeld hij dat hoe meer mensen
over een onderwerp weten, des te kleiner de kans is dat ze op dat terrein creatief zullen zijn.
Praktische intelligentie: volgens Sternberg intelligentie die voornamelijk verworven is door het
observeren en kopiëren van andermans gedrag.
Emotionele intelligentie: geheel van vaardigheden di een accurate inschatting, evaluatie, uitdrukking
en regulering van emoties mogelijk te maken.
Creativiteit: ongewone manieren om responsen of ideeën te combineren.
Aanpassingsreactie in het eerste jaar: cluster van psychologische symptomen waaronder
eenzaamheid, angst, neiging tot terugtrekken en depressie, die samenhangt met de overgang van
middelbare school naar het hoger onderwijs, waar eerstejaars studenten aan kunnen lijden.
Welwillend seksisme is een vorm van seksisme waarbij vrouwen in stereotypen en beperkte rollen
worden gedwongen die op het eerste gezicht positief lijken.