Fundamenten van de psychologie
Marc Brysbaert
Hoofdstuk 1 (min 1.5 en 1.6), 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10.
De inhoud van deze samenvatting is afkomstig uit dit boek. Er zijn wel enkele voorbeelden of kleine
verduidelijkende verdiepingen toegevoegd.
Mijn manier van samenvatten is vrij begripsmatig.
Jjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjj
j
,1 Wat is psychologie?
Jjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjj
j
Psychologen proberen door systematische observatie van meetbare kenmerken (het gedrag) inzicht
te krijgen in de processen die niet rechtstreeks te observeren vallen (de interne processen). Wat nog
niet observeerbaar is, kan dat met nieuwe technieken en methoden en meer ervaringen en goede
inzichten in de onzichtbare processen wel worden.
Psychologie: Is een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij de gedragsevidentie
gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen.
Ontwikkelingen die de psychologie mogelijk gemaakt hebben zijn de filosofie in het Oude
Griekenland, val van het Romeinse Rijk – opkomst Rooms-katholieke Kerk, Wetenschappelijke
Revolutie.
1. Plato en Aristoteles in de Klassieke Oudheid: Stelden zich vragen over het universum en de positie
van de mens daarin. De antwoorden hierop zaten in de mens, die als enige wezens een rede hebben.
Plato vond observatie niet zo belangrijk, want daarmee zie je alleen de zichtbare wereld, terwijl de
onzichtbare wereld van onveranderlijke, ideale vormen (zoals de menselijke ziel) de ware, ideale
wereld vormden volgens hem. Aristoteles vond observatie belangrijker dan Plato, maar was er ook
van overtuigd dat ware kennis niet op observatie gebaseerd kan zijn. Hij was overtuigd van axioma’s
en demonstraties, waaruit volgens hem kennis kon worden afgeleid met behulp van de menselijke
rede.
Axioma’s: Onwrikbare uitgangspunten.
Demonstraties: Het door de menselijke ziel intuïtief herkennen van axioma’s als zelfevident.
2. Val Romeinse Rijk – opkomst Rooms-katholieke Kerk: Geschriften van Plato en Aristoteles werden
vertaald in een kerkelijke leer. God werd gekoppeld aan de waarheid, dus werden geschriften van
kerkvaders de meest betrouwbare informatiebron. In de Renaissance werd teruggezocht naar oude
Griekse handschriften en islamitische commentaren daarop (want in de westerse wereld was na de
middeleeuwen weinig kennis hierover over).
3. Wetenschappelijke revolutie: In Europa in de 16e en 17e eeuw ontstond de overtuiging dat ware
kennis is gebaseerd op systematische observatie en actief ingrijpen in de wereld. Factoren die hieraan
hebben bijgedragen zijn vermindering van de macht van de kerk, herwaardering van handel en
handenarbeid, uitvinding van boekdrukkunst, ontdekkingsreizen en confrontatie van westerse wereld
met de islamitische en Chinese beschavingen, oprichting van universiteiten, en periode van relatieve
welvaart. Versnellende factor was de Copernicaanse revolutie waarin de hypothese ontstond (door
Nicolaus Copernicus) dat de aarde om de zon draaide ipv andersom, wat door Galileo Galilei
geobserveerd kon worden door de uitvinding van de telescoop. Die inzichten zijn door Isaac Newton
verder uitgewerkt, mbv wiskundige formules, waarmee de fysica (natuurwetenschappen) begonnen.
Ook is in de wetenschappelijke revolutie van de Juliaanse naar de Gregoriaanse kalender overgestapt.
Volgens Snow ontstonden door dit allemaal twee tegengestelde culturen die weinig van elkaar
weten: de klassieke, humanistische en de nieuwe, natuurwetenschappelijke; volgens de eerste is het
ideaal om de bestaande cultuur en kunst te bestuderen en uit te breiden, volgens de tweede moet de
volledige samenleving heringericht worden op basis van wetenschappelijke inzichten.
Jjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjj
j
De eerste natuurwetenschappelijke studies over het menselijke functioneren rolden uit het inzicht
dat de menselijke waarneming niet altijd meteen volledig en gedetailleerd was.
‘De persoonlijke fout’: (Duitsland). Uit metingen door astronomen bleek dat zij – en zo ook de andere
,mensen – van elkaar verschilden in (tijd bij) waarnemingen. Vanaf dit inzicht werd gewerkt met een
‘persoonlijke fout’ per persoon, en met ontwikkelingen in apparatuur voor juistere metingen.
‘De snelheid van informatietransmissie in de zenuwen: (Duitsland – Hermann von Helmholtz). Door
de snelheid van zenuwimpulsen in de zenuwvezels te meten, kon de snelheid van
informatieoverdracht worden bepaald. Dit was niet oneindig (zoals men eerst dacht), maar 30 meter
per seconde (ongeveer 100 km per uur).
Het onderzoek van Donders: (Nederlandse oogarts). Als vervolg op bovenstaande veronderstelde hij
dat alle mentale handelingen een zekere verwerkingstijd nodig hadden en dacht hij na over manieren
om deze ‘fysiologische tijd’ te meten. Een apparaat hielp hem de tijd te meten, terwijl hij in drie
contexten (met het aanbieden van auditieve stimuli als ka, ke, ki, ko en ku en dan de verschillen te
meten). Zijn onderzoek is het begin geweest van de mentale chronometrie.
Mentale chronometrie: Een techniek waarbij men de psychologische processen in
informatieverwerking probeert te achterhalen door te kijken naar de reactietijd die mensen nodig
hebben om bepaalde taken uit te voeren.
Jjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjj
j
De evolutietheorie kwam op.
Evolutietheorie: (Darwin). Belangrijk voor het ontstaan van de psychologie. Stelt dat levende wezens
het resultaat zijn van een aanpassingsproces aan veranderende omstandigheden, en dat
eigenschappen die goed in de omgeving passen de overlevings- en voortplantingskansen van het
individu vergroten. Is overtuigd van genetische variatie en survival of the fittest. De theorie kwam uit
observaties op de Galapagos-eilanden, waarbij de snavels op het soort voedsel aangepast leken.
Genetische variatie: Verschijnsel binnen de evolutietheorie, dat stelt dat binnen elke soort
aangeboren individuele verschillen bestaan, waardoor niet iedere eigenschap bij ieder individu
evenveel aanwezig is.
Survival of the fittest: In de voortdurend veranderende omgeving hebben individuen met de best
passende eigenschappen de grootste kans op overleven.
Over het algemeen is de psychologie uit filosofie ontstaan. In de 15 e – 16e eeuw gingen zij kritisch
denken, in plaats van alleen terug te kijken naar klassieke filosofen en kerkvaders. Ze bedachten dat
er een volledig andere onderzoeksmethode moest worden gebruikt, of kwamen met nieuwe ideeën.
Hierdoor kwam er meer aandacht voor de mens zelf dan voor het gehele universum. Het kwam
uiteindelijk in verschillende opleidingen aan bod.
Descartes: Ging uit van dualisme, rationalisme, nativisme en had een mechanische kijk op de wereld.
Franse filosoof en wiskundige uit Nederland.
Dualisme: Stelt dat mensen bestaan uit lichaam én geest, en dat deze onderdelen onafhankelijk van
elkaar zijn. De geest heeft volgens deze visie een vrije wil (dus volgt niet uit natuurwetten) en is de
kern van het menselijke denken. Het lichaam is slechts omhulsel van de geest. Sluit aan bij
beschouwingen van Plato en de katholieke Kerk.
Rationalisme: Stelt dat ware kennis gebaseerd is op de rede, die mbv logica nieuwe informatie afleidt
uit de bestaande.
Nativisme: Stelt dat de mens aangeboren kennis heeft, als uitgangspunt van alle andere kennis. Lijkt
ook op Plato, Aristoteles en katholieke Kerk.
Universum als machine die wiskundig beschreven kan worden: Het menselijke lichaam kon
wetenschappelijk bestudeerd worden, omdat God de machine had gecreëerd en laten werken en het
menselijke lichaam daarvan onderdeel was en dus te maken had met natuurwetten. Deze visie was
een inspiratiebron voor Newton.
Empirisme: Tegenbeweging van het nativisme en rationalisme, uit Engeland. Stelt dat de inhoud van
, de geest niet wordt gevormd door aangeboren ideeën en afgeleide inzichten, maar via zintuiglijke
ervaringen die met elkaar geassocieerd worden. John Locke stelde dat menselijke kennis voortkwam
uit ervaringen met externe, voelbare voorwerpen en niet vanuit aangeboren ideeën. Hij stelde dat
hogere kennis voortkomt uit associaties van (eenvoudige) ideeën.
Uiteindelijk groeide psychologie uit tot nieuwe wetenschap, vanuit verschillende volgende
ontwikkelingen.
1. Eerste laboratorium voor psychologie (Wundt): Wundt definieerde de wetenschappelijke
psychologie als een alliantie tussen de fysiologie die informatie geeft over de levensfenomenen die we
met onze zintuigen kunnen waarnemen, en de psychologie waarbij de persoon naar zichzelf kijkt van
binnenuit.
Introspectie: Kijken naar eigen bewustzijn van binnenuit. Wundt onderscheidde Innere
Wahrnehmung (= filosofen dachten na over eigen psychische functioneren) en Experimentelle
Sebstbeobachtung (= proefpersoon voert herhaaldelijk een proef uit in gestandaardiseerde situaties,
en dient te reageren met eenvoudige, kwantificeerbare antwoorden). Dat eerste vond Wundt geen
toelaatbare vorm van introspectie, dat tweede wel.
Structuralisme: Wundt zijn perspectief leek hier deels op. Een psychologische stroming die dmv
introspectie de structuur van het bewustzijn probeert te ontdekken. Edward Titchener veronderstelde
dat een complex proces in stukken kon worden gedeeld, namelijk sensaties, beelden (ervaringen van
voorwerpen die er niet werkelijk zijn) of gevoelens.
2. Binet – Toegepaste psychologie: Hij stelde vast dat het grote brein niet paste bij de praktijk,
waarna hij met Theodore Simon een intelligentietest ontwikkelde, om te kijken welke kinderen extra
onderwijs nodig hadden.
3. Functionalisme – vertaling naar Amerikaanse context: Amerikaanse leerlingen van Wundt
creëerden laboratoria in de VS, waardoor die een dominante positie hebben gekregen. Interesse in
individuele verschillen om praktische problemen op te lossen. Functionalisme was beïnvloed door de
evolutietheorie; het menselijke denken evolueerde op dezelfde manier als diersoorten. William James
was een belangrijke persoon voor deze stroming en beschreef mentale processen als een stream of
consciousness.
Stream of consciousness: Een voortdurend veranderende stroom van gedachten en gevoelens.
4. Behaviorisme – psychologie wetenschappelijker maken: Psychologie ging gebruikmaken van
onderzoeksmethoden zoals bij andere natuurwetenschappen, omdat gedrag via directe observatie
bestudeerd kan worden en in een biologische, evolutionaire context van belang is omdat het de
voortplantings- en overlevingskansen bepaalt. John Watson achtte de focus op gedrag van belang.
Behaviorisme stelt dat enkel observeerbaar, meetbaar gedrag het onderwerp kan zijn van
psychologisch onderzoek en theorievorming. Observatie in plaats van introspectie. Het is geïnspireerd
op het positivisme. Drie ideeën die het behaviorisme overnam van het positivisme zijn: 1. theorieën
moeten gebaseerd worden op directe, herhaalbare observaties – operationele definitie was
noodzakelijk, 2. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen onafhankelijke en afhankelijke
variabelen (behaviorisme is hierdoor de S-R-psychologie), 3. Een wetenschappelijke theorie bestaat
uit het beschrijven van een precieze relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen, liefst
als wiskundige wet.
Positivisme: Beweging die beweerde dat de natuurwetenschappen de beste manier waren om de
wereld te begrijpen en kennis te genereren.
Operationele definitie: Concept geformuleerd in termen van de gebruikte meetprocessen en zo
concreet mogelijke begrippen.
Onafhankelijke variabelen: Karakteristieken van de situatie, die op de persoon of het dier inwerken
en die door onderzoekers gemanipuleerd kunnen worden.