Inhoudsopgave
H1 Introduction ....................................................................................................................................... 2
H2 Motivation and Emotion in Historical perspective ............................................................................. 6
H4 Physiological Needs.......................................................................................................................... 12
H3 The Motivated and Emotional Brain ................................................................................................ 20
H6 Psychological Needs ......................................................................................................................... 30
H5 Extrinsic Motivation and Internalization .......................................................................................... 37
H8 Goal Setting and Goal Striving.......................................................................................................... 43
H13 Parenting and the Facilitation of Autonomy and Well-Being in Development .............................. 48
H9 Mindsets........................................................................................................................................... 50
H11 The Self and Its Strivings ................................................................................................................ 55
Paper: Parent Praise to Toddlers Predicts Fourth Grade Academic Achievement via Children’s
Incremental Mindsets............................................................................................................................ 61
H12 Nature of Emotion: Six Perennial Questions .................................................................................. 62
H10 Personal Control Beliefs ................................................................................................................. 71
,H1 Introduction
Motivatie is een toestand in ons die verandering verlangt, een verandering in onszelf of een
verandering in de omgeving.
De studie van motivatie en emotie is een gedragswetenschap. De term wetenschap geeft aan dat
antwoorden op motiverende vragen objectief, op data gebaseerd, empirisch bewijs vereisen dat is
verkregen uit goed uitgevoerde en collegiaal getoetste onderzoeksresultaten.
Om de aard van zoiets als prestatiemotivatie te begrijpen en uit te leggen hoe het werkt, moet een
theorie over prestatiemotivatie twee dingen doen. Ten eerste moet het de relaties identificeren die
bestaan tussen in de natuur voorkomende, waarneembare verschijnselen. Ten tweede moet het
verklaren waarom deze relaties bestaan.
De studie van motivatie draait om het geven van de best mogelijke antwoorden op twee
fundamentele vragen: (1) Wat veroorzaakt gedrag? en (2) Waarom varieert gedrag in intensiteit?
1. Wat veroorzaakt gedrag? Het is nuttig om deze ene algemene vraag uit te breiden naar vijf
specifieke vragen.
1.1 Waarom begint gedrag?
1.2 Waarom blijft gedrag, als het eenmaal begonnen is, in de loop van de tijd behouden?
1.3 Waarom is gedrag gericht op sommige doelen, maar weg van andere?
1.4 Waarom verandert gedrag van richting?
1.5 Waarom stopt gedrag?
2. Waarom varieert gedrag in intensiteit? Een andere manier om dezelfde vraag te stellen zou
zijn: waarom is het verlangen de ene keer sterk en veerkrachtig, maar de andere keer zwak
en kwetsbaar?
De studie van motivatie heeft betrekking op de interne processen die gedrag zijn energie, richting en
volharding geven.
• Energie impliceert dat gedrag kracht heeft, dat het relatief sterk, intens en winterhard of
veerkrachtig is.
• Richting houdt in dat gedrag een doel heeft, dat het gericht is op of geleid wordt naar een
bepaald doel of bepaalde uitkomst.
• Volharding houdt in dat gedrag uithoudingsvermogen heeft, dat het zichzelf in stand houdt in
de loop van de tijd en in verschillende situaties.
2
, • Behoeften zijn omstandigheden binnen het individu die essentieel en noodzakelijk zijn voor
het in stand houden van het leven en voor het koesteren van groei en welzijn.
• Cognities verwijzen naar mentale gebeurtenissen, zoals gedachten, overtuigingen,
verwachtingen, plannen, doelen, strategieën, beoordelingen, attributies en het zelfconcept.
• Emoties zijn complexe maar gecoördineerde gevoelens-opwinding-doel-expressieve reacties
op de belangrijke gebeurtenissen in ons leven. Emoties genereren en synchroniseren snel en
vrijwel automatisch vier onderling verbonden aspecten van ervaring tot een verenigd geheel,
gegeven een belangrijke levensgebeurtenis:
1. Gevoelens: subjectieve, verbale beschrijvingen van emotionele ervaringen.
2. Opwinding: lichamelijke mobilisatie om met situationele eisen om te gaan.
3. Doel: motiverende drang om op dat moment iets specifieks te bereiken.
4. Expressie: non-verbale communicatie van onze emotionele ervaringen met anderen.
Door deze vier ervaringsaspecten tot een samenhangend geheel te genereren en te synchroniseren,
stellen emoties ons in staat adaptief te reageren op de belangrijke gebeurtenissen in ons leven.
De motiverende kracht van prikkels en beloningen is terug te voeren op de dopamine-ontlading die
optreedt in je subcorticale brein wanneer je de levering van een gewaardeerde beloning verwacht.
Het is dus de dopamine-ontlading en de cognitieve verwachting van een aankomend voordeel
(interne processen), niet de extrinsieke beloning zelf, die gedrag stimuleert, stuurt en in stand houdt.
Invloed is het sociale proces waarin de een de ander vraagt zijn of haar gedrag of gedachte (houding,
mening) te veranderen. Wat motivatie doet, is de persoon voorzien van de energie en richting die
nodig is om deel te nemen aan en om te gaan met de omgeving op een open, adaptieve,
probleemoplossende manier.
Er zijn vijf veelbetekenende manieren waarop je de motivatie kunt achterhalen (of meten) als je iets
ziet:
1. Gedrag
1.1 Inspanning: inspanning tijdens een taak. Percentage van de totale gebruikte capaciteit.
1.2 Volharding: de tijd tussen het moment waarop gedrag voor het eerst begint en het
eindigt.
1.3 Latentie: de tijdsduur die een persoon wacht om aan de slag te gaan met een taak nadat
hij voor het eerst een opdracht krijgt gelegenheid daartoe.
1.4 Keuze: wanneer er twee of meer handelwijzen worden aangeboden, waarbij de voorkeur
wordt gegeven aan één handelwijze boven de ander.
1.5 Waarschijnlijkheid van reactie: Aantal (of percentage) keren dat de persoon een
bepaalde daad uitvoert. Doelgerichte reactie gegeven het totale aantal mogelijkheden
daartoe.
1.6 Gezichtsuitdrukkingen: gezichtsbewegingen, zoals het rimpelen van de neus, het optillen
van de bovenlip en het verlagen ervan het voorhoofd (bijvoorbeeld een
weerzinwekkende gezichtsuitdrukking).
1.7 Lichamelijke gebaren: Lichamelijke gebaren, zoals van houding veranderen en het
opzettelijk bewegen van de benen, armen en handen (bijvoorbeeld een gebalde vuist).
3
, 2. Betrokkenheid
3. Psychofysiologie: de term psychofysiologie verwijst naar het proces waarbij psychologische
toestanden (motivatie, emotie) stroomafwaartse veranderingen in iemands fysiologie
veroorzaken. Psychofysiologie is de studie van de interactie tussen lichamelijke en mentale
toestanden. Hormonale veranderingen veroorzaken veranderingen in het hele lichaam
(bijvoorbeeld een verhoogde hartslag, bloeddruk, ademhalingsproblemen en zweten).
4. Hersenactivaties: hersenactivaties liggen ten grondslag aan elke motiverende en emotionele
toestand. Veranderingen in hersenactivaties zijn vergelijkbaar met veranderingen in gedrag,
betrokkenheid en psychofysiologie, aangezien ze de opkomst en ondergang en het behoud
van motiverende toestanden markeren.
5. Zelfrapportage: mensen kunnen hun motivatie doorgaans zelf rapporteren, zoals in een
interview of op een vragenlijst. Zelfrapportages kunnen nuttig en informatief zijn, maar ze
moeten altijd worden ondersteund en geverifieerd op basis van het gedrag, de
betrokkenheid, de psychofysiologie en de hersenactiviteit van de persoon.
Wanneer mensen worden geconfronteerd met een voortdurend veranderende stroom van kansen en
bedreigingen, hebben mensen de middelen nodig om corrigerende maatregelen te nemen.
Motivaties en emoties dienen als middelen voor dergelijke corrigerende maatregelen. Motivatie en
emotie veranderen als reactie op veranderingen in de omgeving, en dit vermogen om te veranderen
stelt mensen in staat te functioneren als complexe adaptieve systemen. Concluderend, mensen met
een goede motivatie en emotie passen zich over het algemeen aan en gedijen, terwijl mensen met
motivatie en emotionele tekorten over het algemeen spartelen en lijden.
4