Myrna
Kneppers
Management
&
Organisatie
1.1
Tentamenstof:
Organisatie
en
Management
(Marcus)
-‐
Hoofdstuk
1
-‐
Hoofdstuk
2
-‐
Hoofdstuk
3.1
t/m
3.4
-‐
Hoofdstuk
4.5
-‐
Hoofdstuk
5.1
&
5.5
-‐
Hoofdstuk
6.1
t/m
6.3
Hoofdstuk
1
(Ontstaan
van
het
vakgebeid,
persoonlijkheden)
Leerdoelen:
-‐ Kennis
hebben
over
enkele
denkrichtingen
en
persoonlijkheden
uit
de
geschiedenis
van
de
organisatiekunde
-‐ Inzicht
hebben
in
de
hedendaagse
ontwikkelingen
van
het
vakgebied
organisatiekunde
-‐ Een
relatie
leggen
tussen
de
denkrichtingen
en
persoonlijkheden
en
de
betekenis
hiervan
voor
de
wijze
waarop
hedendaagse
organisaties
zijn
gestructureerd.
Ontstaan
van
management
en
organisatie
-‐ “Behoefte
om
op
en
gestructureerde
wijze
na
te
denken
over
en
vat
te
krijgen
op
organisaties
en
wat
erin
gebeurt.”
-‐ Ontstaan
door
groei
van
de
economie,
technologische
ontwikkelingen,
complexer
en
groter
worden
van
het
bedrijfsleven.
(Grote
bedrijven,
Samsung,
Apple,
Google)
-‐
wereldmachten
-‐
innovaties
Multinational:
bedrijf
dat
in
het
hele
land
gevestigd
is
Multinationale
ondernemingen:
Shell,
Philips,
Heineken
Belangrijke
personen
&
denkrichtingen
(in
de
geschiedenis
van
de
organisatiekunde
(figuur
1.2
boek))
Naam
+
stroming
weten
, Myrna
Kneppers
Periode
voor
de
industriële
revolutie
(uitbreiden
van
macht!)
(400
v.
Chr.
–
1900
na
Chr.)
Arbeidsverdeling
>
wat
zijn
de
kwaliteiten
van
bepaalde
personen?
Mensen
inzetten
op
de
kwaliteiten
die
ze
beheersen.
-‐ Start
bij
de
oude
wijsgeren!
(Plato,
Aristoteles)
-‐ Machiavelli
(1469-‐1527,
filosoof,
diplomaat
en
schrijver)
boek:
Il
Principe
(De
vorst);
inhoud
gaat
vooral
over
behouden
en
uitbreiden
van
macht
-‐ Adam
Smith
(1723-‐1790),
grondlegger
van
de
moderne
economie
boek:
An
inquiry
into
the
nature
and
causes
of
the
wealth
of
nations;
productieve
arbeid
de
bron
van
welvaart
en
door
arbeidsverdeling
kan
de
productiviteit
sterk
worden
verhoogd
Kenmerken
industriële
revolutie
(17-‐19
eeuw):
massaproductie,
grote
industrieën,
grote
steden
met
alleen
maar
industrie
waar
het
alleen
maar
om
de
productie
ging.
Het
ging
niet
om
de
mensen,
maar
om
de
productie.
-‐ machine
power
for
human
labor
-‐ large
organizations
need
management
-‐ agriculture,
textile
manufacturing,
power,
steam
ships
1.
Scientific
Management
-‐
Taylor
(rond
1900)
Taylor:
grondlegger
van
een
meer
systematische
benadering
van
bedrijfsvoering.
Hoofdpunten
van
Scientific
Management
(Taylorisme)
zijn:
1. Wetenschappelijke
analyse
van
werkzaamheden
en
uitvoeren
van
bewegingsstudies
2. Vergaande
taakverdeling
en
training
van
arbeiders
3. Hechte
en
vriendschappelijke
samenwerking
tussen
leiding
en
arbeiders
4. Bedrijfsleiders
verantwoordelijk
voor
analyseren
van
en
zoeken
naar
werkmethoden
en
het
scheppen
van
arbeidsvoorwaarden
5. Juiste
man
op
de
juiste
plaats
door
zorgvuldige
selectie
6. Invoeren
van
prestatiebeloning
met
als
doel
te
komen
tot
lagere
productiekosten
Achtbazenstelsel
Taylor
Aparte
functionaris
voor
de
productieafdeling:
-‐
tijd
en
kosten
-‐
werkvoorbereiding
en
uitgifte
-‐
technische
leiding
-‐
werkinstructie
-‐
onderhoud
-‐
personeelsbeheer
-‐
bewerkingen
-‐
kwaliteitscontrole
Verschillende
denkbeelden
Frederick
Taylor
–
Scientific
management
(rond
1900)
Een
bedrijfsleider
moet
zich
niet
opstellen
als
slavendrijver
maar
een
brede
te
visie
hebben
op
zijn
taak
in
de
organisatie
die
bestaat
uit
plannen,
coördineren,
toezicht
uitoefenen
en
het
controleren
van
resultaten.
(Theorie)
Enkele
hoofdpunten:
-‐ Voor
industriële
ondernemingen
-‐ Een
hechte
vriendschap
leiding/werknemer
-‐ Juiste
man,
juiste
plek
-‐ Prestatiebeloning
Voordelen
van
Taylor:
efficiency,
planning,
technieken,
functieomschrijvingen,
proces
beschrijvingen,
resultaatafspraken
Zwakte:
wel
verhogingsefficiency,
maar
geen
verbetering
loon
noch
de
sociale
positie
van
de
lagere
werknemers
ten
opzichte
van
de
bazen.
Strikt
rationeel
en
richt
zich
enkel
op
individuele
productie
medewerker
(terwijl
de
mens
een
sociaal
beest
is)
, Myrna
Kneppers
2.
General
Management-‐theorie
-‐
Fayol
(rond
1900)
-‐ Fayol
zijn
bijdrage
was
nadrukkelijk
gericht
op
de
gehele
organisatie.
Dit
in
tegenstelling
tot
Taylor
die
zich
vooral
richtte
op
de
productieafdeling
-‐ General
Management-‐theorie
legt
verbanden
tussen
de
managementgebieden
en
de
managementtaken
Grondbeginselen
van
het
management
van
Fayol
1. Verdeling
van
arbeid
2. Autoriteit
3. Discipline
4. Eenheid
van
gezag
5. Eenheid
van
richting
6. Ondergeschiktheid
van
individuele
belangen
aan
het
algemene
belang:
Het
algemene
belang
van
de
organisatie
gaat
voor
het
belang
van
de
individu.
7. Vergoeding
8. Centralisatie:
met
verschillende
vakgebieden
een
eindresultaat
halen
9. Hiërarchie
10. Volgorde
11. Rechtvaardigheid
12. Stabiele
invulling
van
arbeid
13. Initiatief
14. Teamgeest
Henry
Fayol
(
±1900)
-‐
General
Management
Theorie
Hij
was
de
eerste
in
Europa
die
een
samenhangend
stelsel
van
opvattingen
ontwikkelde
over
de
wijze
waarop
organisaties
in
hun
geheel
bestuurd
zouden
moeten
worden.
Door
zijn
invloed
kwam
er
meer
aandacht
voor
taken
van
de
manager
Enkele
hoofdpunten:
-‐ Theorie
van
het
algemene
management
-‐ Bedoeld
als
onderwijsmodel
-‐ 6
managementgebieden
-‐ Besturing
managers
gebieden
belangrijkst
Human
relations
-‐ Max
Weber
-‐ Elton
Mayo
-‐ Human
relations
Revisionisme
McGregeor,
Blake
&
Mouton,
Likert,
Herzberg