Samenvatting Grondslagen 1
Bron 1: Landelijk opleidingsdocument HS 1, 2, 3 (bouwsteen 1, 3, 5) en 4.4
Maatschappelijke ontwikkelingen in het sociaal domein:
- Verschuiving verzorgingsstaat naar participatiesamenleving
- Nadruk op ‘positieve gezondheid’ en zelfregie
De overheid heeft de afgelopen jaren een terugtrekkende beweging gemaakt: deregulatie en
decentralisatie. Dit was te zien in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, Zorgverzekeringswet,
Jeugdwet, Participatiewet, Wet op passend onderwijs en de Wet Langdurige Zorg. De ontwikkelingen
werken op verschillende manieren door in sociaal werk:
- Het bevorderen van participatie aan de samenleving door zoveel mogelijk mensen krijgt steeds
meer nadruk. Het motto is: minder mensen in instellingen met specialistische hulp, meer mensen
die in hun eigen omgeving blijven functioneren en die dus blijven participeren, ondersteund door
hun eigen netwerk. Sociale cohesie en participatie worden gezien als waardevolle doelen op
zichzelf.
- Het bevorderen van eigen kracht Het gaat erom mensen te stimuleren en kinderen
ontwikkelingskansen te bieden en ze alleen waar nodig te ondersteunen om hun mogelijkheden te
(her)ontdekken, te waarderen en in te zetten. Belangrijke begrippen in dit verband zijn
empowerment, maatschappelijke participatie, burgerinitiatieven, activeren in buurten en wijken,
community development, pedagogische civil society.
- Een grotere nadruk op efficiëntie en kostenbewustzijn is ook een belangrijke ontwikkeling. Dat wil
zeggen: meer nadruk op signalering en preventie, op snelle (lichte) hulp bij zorg- of
ondersteuningsvragen, op hulp via 1 loket, op zorg en ondersteuning die nauw aansluit op iemands
persoonlijke situatie.
- Professionals sociaal werk moeten een plek innemen in het lokale speelveld. Veel
verantwoordelijkheden en middelen zijn overgedragen naar gemeenten. Dit betekent meer invloed
van lokaal sociaal beleid, lokale prioriteiten en lokale organisatiewijzen op het sociaal domein en
sociaal werk.
- Sociale technologie doordringt ook het sociaal domein. Dit brengt vraagstukken met zich mee rond
privacy en veiligheid, online aanwezigheid, communicatie en scholing. Sociaal werk richt zich op de
sociale betekenis van deze vraagstukken. In de beroepspraktijk van sociaal werk draagt sociale
technologie bij aan efficiënte dienstverlening, signaleren, voorkomen, communiceren,
interveniëren en organiseren.
Sociaal Werk= normatieve professie en vormt de toetssteen voor het professioneel handelen van
professionals
Normatief + relatief: er bestaat geen absoluut optimaal sociaal functioneren dat leidt tot absolute sociale
kwaliteit, ieder heeft een eigen mening over wat goed is.
Discretionaire ruimte= normatief, professionals realiseren waarden die in het geding zijn
Sociaal functioneren=het deelnemen van mensen aan het maatschappelijk leven en op de ruimte en
mogelijkheden die deze biedt om mensen om deel te nemen
De kernfunctie sociale instituties is het bevorderen van sociale samenhang, inclusiviteit en participatie
(sociale kwaliteit/welzijn). Deze vormen dan ook de graadmeters van het sociaal functioneren. Sociale
verbondenheid is een menselijke behoefte, die samen met autonomie en vertrouwen in het eigen kunnen
het sociaal functioneren bepaalt. Sociale kwaliteit gaat behalve over het individueel welzijn en gedrag, ook
over iemand fysieke en mentale vermogens tot maatschappelijke participatie. Er zijn 3 sociale contexten:
1. De primaire leefomgeving (gezin, residentiële omgeving: dagelijkse thuisomgeving van mensen)
Relationele autonomie (leren, het vermogen van mensen om zich te verhouden tot anderen):
, o Mensen willen zelf richting geven aan hun handelen (zelfregie, autonomie, zingeving)
o Mensen willen participeren (sociale verbondenheid)
2. Netwerken (formele en informele netwerken, familie, vrienden, school, subcultuur)
Netwerk= gelaagde en normatieve werkelijkheid, die het gedrag en welbevinden van individuen
bepaalt (familie, school, verenigingen, cultuurgemeenschappen, instelling
Belangrijke aspecten netwerken:
o Openheid (inclusie, samenredzaamheid en diversiteit)
o Innovatieve vermogen (nieuwe doelen realiseren, ontwikkeling)
o Producerend vermogen (development)
Het bevorderen van sociaal functioneren van mensen en hun netwerken is een voorwaarde voor
het versterken van eigen kracht en participatie.
3. Gemeenschappen
Lossere/complexere/omvangrijkere verbanden (verschillende lokale gemeenschappen of
communities: straat, wijk, gemeente, land). De mate van rechtvaardigheid,m rechtsgelijkheid,
kansengelijkheid en veiligheid in een gemeenschap is mede bepalend voor het functioneren van
mensen en netwerken.
Ill structured domain= sociaal domein met unieke combinaties en interacties van samenstellende factoren
Raakvlakken van het sociaal domein:
- Gezondheidszorg
- Educatieve domein
- Juridisch domein
- Veiligheidsdomein
- Economisch domein
Organisatorische contexten sociaal werker: werken in de wijk, in dienst van een instelling, residentiële
instelling, zelfstandig ondernemer, andere verbanden. Kerntaken en kwalificaties sociaal werker:
Hierbij kan gedacht worden aan de
maatschappelijke opdracht en de
internationale definitie van sociaal werk
(universele rechten), kernwaarden van
het beroep (empowerment, participatie,
inclusie, rechtvaardigheid en diversiteit)
, Methodisch werken: doelgericht,
systematisch/planmatig en reflectief
handelen.
Politieke stromingen/standpunten over
het sociale domein, de geschiedenis van
het sociale beleid in Nederland, de
samenhang (geschiedenis
verzorgingsstaat + ontwikkeling
participatie-samenleving) en de
internationale ontwikkelingen.
De doelgroep jeugd is de groep kinderen van 0 tot 23 jaar, waarbij de levensfase wordt gekenmerkt door
ontwikkeling en groei. Het sociaal werk bevordert en benut de ontwikkeling naar het volwassen sociaal
functioneren om jeugdigen te laten opgroeien tot een autonoom functionerende en participerende
volwassene. Onderscheiding van andere profielen:
Het werk richt zich specifiek op jeugdigen en hun naaste omgeving.
Veiligheid van kinderen en gezinnen is een belangrijk aandachtspunt.
Professionals sociaal werk - jeugd moeten in hun werk rekening houden met het Inter- nationale
Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), de Jeugdwet (een speciale wet die voorgaat ten
opzichte van algemene wetten als de WMO en de Participatiewet) en de richtlijnen jeugdhulp en
jeugdbescherming. In bepaalde gevallen zijn ook het Kwaliteitsregister Jeugd, het Kwaliteitskader
Jeugd en de beroepscode voor professionals in jeugdhulp van belang.
Jeugdigen zijn maar 1 keer en kortdurend jong. Daarom hebben jeugdinterventies altijd urgentie.
Eigen aan opgroeien is de wereld verkennen. Grenzen opzoeken en risico’s nemen ho- ren daar bij.
Ook veroorzaken jeugdigen soms overlast. Dit vereist van de professional sociaal werk – jeugd een
goede balans tussen ruimte geven en in toom houden.
Professionals sociaal werk - jeugd hebben behalve met de belangen van de jeugdige ook altijd te
maken met de belangen van de ouders of voogd. Zij moeten omgaan met deze soms strijdige
belangen.
Contexten sociaal werk- jeugd: ondersteuning/ontplooiing, preventie, jeugdhulp, jeugdbescherming en
jeugdreclassering. 3 taakgebieden professioneel handelen van professionals sociaal werk – jeugd:
1. Bevorderen van het sociaal functioneren van mensen en hun sociale context.
Ondersteuning en ontplooiing vindt plaats op basis van vrijwillige deelname van ouders en kind. Bij
secundaire preventie worden problemen in een vroeg stadium opgespoord en direct verholpen. Er
wordt geïntervenieerd als de veiligheid van kinderen en gezinnen in het geding zijn en/of de kansen
op groei, ontwikkeling en opvoeding in gevaar zijn.
2. Versterken van de organisatorische verbanden waarbinnen sociaal werk plaatsvindt.
3. Bevorderen van de eigen professionaliteit en de ontwikkeling van het beroep.
Bron 2: Sociaal werk in de WMO bijlage 1 en 2
De verschuiving in de samenleving gaat van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving.
Participatiesamenleving= mensen nemen meer verantwoordelijkheid voor het eigen welzijn en dat van
hun medemensen, waarbij ze niet voor elk probleem een oplossing of
voorziening van de (lokale) overheid of het (professionele) maatschappelijke
middenveld verwachten
Wmo= Wet Maatschappelijke Ondersteuning, samenlevingsvisie met een krachtige
sociale structuur, zelfredzaamheid, maatschappelijke betrokkenheid en eigen
verantwoordelijkheid