Samenvatting tentamen psychopathologie
Inhoudsopgave
SAMENVATTING TENTAMEN PSYCHOPATHOLOGIE...................................................................................................1
FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN DE RECHTSPRAKTIJK.................................................................................................2
HOOFDSTUK 1: PSYCHIATRISCHE STOORNIS EN DIAGNOSTIEK..................................................................................................2
HOOFSTUK 4: PSYCHOTISCHE STOORNISSEN.......................................................................................................................3
HOOFDSTUK 9: VERSLAVINGSSTOORNISSEN.......................................................................................................................5
HOOFDSTUK 10: PARAFIELE STOORNISSEN........................................................................................................................7
HOOFDSTUK 13: PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN: 191-206................................................................................................9
HOOFDSTUK 14: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS: 209-217..................................................................................................11
HOOFDSTUK 15: ADHD/ADD.....................................................................................................................................12
HOOFDSTUK 16: VERSTANDELIJKE BEPERKING (VB)...........................................................................................................13
HOOFDSTUK 18: HET GEDRAGSONDERZOEK PRO JUSTITIA..................................................................................................14
HOOFDSTUK 19: TOEREKENINGSVATBAARHEID EN TOEREKENEN...........................................................................................17
HOOFDSTUK 21: RECHTSPOSITIES IN DE GEDWONGEN ZORG................................................................................................18
HOOFDSTUK 22: ZORG IN STRAFRECHTELIJK KADER...........................................................................................................19
HOOFDSTUK 24: FORENSISCHE BEHANDELSETTING EN VOOR VOLWASSENEN............................................................................20
HOOFDSTUK 26: FORENSISCHE ZORG EN INTERVENTIES......................................................................................................20
HOOFDSTUK 28: BEHANDELING VAN ZEDENDELINQUENTEN: 441-454...................................................................................20
LEERBOEK FORENSISCHE PSYCHIATRIE....................................................................................................................23
HOOFDSTUK 8: BLZ 143..............................................................................................................................................23
HOOFDSTUK 14: TOEREKENINGSVATBAARHEID.................................................................................................................25
HOOFDSTUK 15: AUTISMESPECTRUMSTOORNISSEN OP VOLWASSEN LEEFTIJD...........................................................................26
HOOFDSTUK 18: VERSLAVING EN CRIMINALITEIT...............................................................................................................26
WERKEN IN GEDWONGEN KADER............................................................................................................................29
HOOFDSTUK 3: HET KADER VAN HET WERKVELD...............................................................................................................29
HOOFDSTUK 4: JURIDISCHE KADERS EN EXTRAMURALE SANCTIEMODALITEITEN.........................................................................30
HOOFDSTUK 11: ZEDENDELINQUENTEN..........................................................................................................................32
HOOFDSTUK 12: LVB.................................................................................................................................................32
HOOFDSTUK 16: PROBLEMATISCH MIDDELENGEBRUIK........................................................................................................33
HOOFDSTUK 18: PSYCHIATRISCHE STOORNISSEN...............................................................................................................34
1
,Forensische psychiatrie en de rechtspraktijk
Hoofdstuk 1: psychiatrische stoornis en diagnostiek
Psychiatrische stoornissen= stoornissen in de psychische functies van de hersenen en gaan gepaard met
psychische klachten en verschijnselen (symptomen). Psychiatrische ziekten worden
gekenmerkt door psychische klachten en verschijnselen, maar er zijn ook psychische
ziekten met lichamelijke klachten of verschijnselen. De persoon als geheel is echter
ziek, niet de geest of het lichaam.
Ziek vs gezond: er moet sprake zijn van lijdensdruk en/of sociaal disfunctioneren
Waardeaspect: sociale en culturele normen bepalen of psychische klachten en verschijnselen
worden beschouwd als psych-ziekte, psychiatrie is nooit waardevrij
Psychiatrische ziekte= ziekte met psychische klachten en/of verschijnselen die gepaard gaat met
significante lijdensdruk of beperkingen in het sociaal functioneren
De hersenen zorgen ervoor dat het individu zich aanpast aan de eisen van de omgeving. Gedrag/gericht
handelen begint dus bij de waarneming, dan het geheugen en wordt dan gewaardeerd of beoordeeld.
Neurologische functies: functies van de hersenen die op 1 plek zijn aan te wijzen (reflexen, zintuigen)
Psychische functies:
- Cognitieve functies: denken; opnemen, verwerken en reproduceren (bewustzijn, aandacht,
oriëntatie, geheugen, oordeelsvermogen, realiteitsbesef, ziektebesef en
ziekte-inzicht, intelligentie, waarneming, denken)
- Affectieve functies: voelen; gevoelsleven en willen (stemming, affect)
- Conatieve functies: motivatie en gedrag (executieve functies, psychomotoriek, motivatie, gedrag)
Psychiatrische stoornis= stoornis in de cognitieve, affectieve en/of conatieve functies, die gepaard gaat
met significante lijdensdruk of beperkingen in het sociaal functioneren
Doel psychiatrische diagnostiek:
1. Het vaststellen of er sprake is van een stoornis (anamnese)
2. Zo ja, welke stoornis (onderzoek)
3. Wat de mogelijke oorzaken zijn (anamnese)
4. Wat de aangewezen behandeling is
Uit de doelen valt af te lezen uit welke onderdelen de psychiatrische diagnostiek bestaat. Bestaat vooral uit
2 delen: anamnese (het vragen naar psychiatrische klachten en mogelijke oorzaken) en het eigenlijke
onderzoek (vaststellen van psychiatrische symptomen).
Meetinstrumenten: bijv. vragenlijsten, vragen stellen, ROM: Routine Outcome Monitoring,
intelligentietests en tests om de persoonlijkheid vast te stellen, labonderzoek.
Psychiatrische diagnose: heeft als doel het verklaren en begrijpen van de toestand van de betrokkene om
een doeltreffende behandeling te kunnen kiezen, twee types diagnoses:
- Syndroomdiagnose of descriptieve diagnose, alleen beschrijvend en geen info
over de redenen en mechanismen van ontstaan
- Structuurdiagnose of diagnostische formulering, beschrijft behalve symptomen
ook waardoor het syndroom is ontstaan (biopsychosociaal model)
Etiologie= oorzaken en factoren waardoor het syndroom is ontstaan beschreven
De classificatie is gebaseerd op de beschrijving van het syndroom, de oorzaken, het ziekteproces en de
prognose van het ziektebeeld. De huidige psychiatrische classificatiesystemen berusten vooral op
syndroomdiagnoses, omdat de bovengenoemde zaken nog niet met zekerheid kunnen worden gezegd.
Categoriale classificatie= gaat uit van een kwalitatief onderscheid tussen gezondheid en ziekte (0
overlap)
Dimensionale classificatie= ziekte is een uitsluitend kwantitatief afwijkende variant van gezondheid
(ziekte op een continuüm: onder of boven een afgesproken grenswaarde is er
sprake van een stoornis)
2
,DSM= Diagnostic and statistical manual of mental disorders, geeft uitsluitend
betrouwbare classificaties
De scheiding tussen lichamelijk en psychisch is kunstmatig.
Aanleg= nature
Opvoeding= nurture
Het ontstaan van een stoornis ligt aan zowel nature factoren als nurture factoren. Naast een evt. stoornis
kunnen ook contextuele factoren medebepalend zijn bij het gedrag, ook de eigenschappen van de
betrokkene zelf hebben invloed op hoe een stoornis zich manifesteert. Gedrag wordt dus vrijwel nooit
door 1 factor bepaald.
Psychiatrische stoornis= stoornis in de cognitieve, affectieve en/of conatieve functies, die gepaard gaat
met significante lijdensdruk of beperkingen in het sociaal functioneren
Een DSM-classificatie is alleen een systeem om een stoornis onder te brengen in een groep met
vergelijkbare kenmerken. Het kan echter mogelijk zijn dat bij een individu sprake is van een stoornis,
waarbij de kenmerken niet onder een DSM-classificatie vallen. Om de stoornis vast te kunnen stellen is
gedragskundige info nodig en medewerking van de betrokkene. Wanneer het niet gaat om welke stoornis
aanwezig is maar om de vraag of er sprake is van een stoornis, is kennis van de subjectieve klachten niet
altijd noodzakelijk. Hiervoor is alleen nodig dat een stoornis in 1 van de psychische functies wordt
vastgesteld en beperkingen veroorzaakt in het sociaal functioneren.
Hoofstuk 4: Psychotische stoornissen
Psychose/psychotische stoornis= wanneer de eigen waarneming en denkbeelden onvoldoende getoetst
worden aan de werkelijkheid
Symptomen psychose: hallucinaties, waandenkbeelden en verward denken
Wanneer er geen sprake is van lijden of van beperkingen in het functioneren, wordt er niet gesproken van
een psychiatrische stoornis. Heeft meerdere oorzakelijke factoren. Fasen:
1. Werkelijkheid wordt anders beleefd
2. Betrokkene krijgt de overtuiging dat anderen hem steeds in het vizier houden
3. Paranoïde waan, door de overtuiging dat hij voortdurend in de gaten wordt gehouden
Symptomen:
Hallucinatie= betrokkene is overtuigd van het werkelijkheidskarakter van wat hij of zij waarneemt.
Er is geen corresponderende zintuigelijke stimulus aanwezig. Indeling zintuigen:
1. Akoestische hallucinaties: auditieve hallucinaties, horen stemmen/geluiden
2. Visuele hallucinaties: betrokkene ziet zaken die er niet zijn
3. Olfactorische hallucinaties: ruiken geur die anderen niet ruiken
4. Haptische hallucinaties: gewaarwordingen op de huid
Waan= betrokkene heeft een denkbeeld waarvan hij vast is overtuigd en dat niet wordt
gecorrigeerd ondanks voldoende bewijs voor de onjuistheid ervan. Kunnen worden
onderscheiden aan de hand van het centrale thema van de waan:
- Paranoïde wanen= betrokkene is ervan overtuigd dat hij benadeelt,
achtervolgd of vergiftigd wordt
- Betrekkingswanen= betrokkene is ervan overtuigd dat gebeurtenissen
speciaal betrekking op hem hebben
- Beïnvloedingswanen= betrokkene heeft de overtuiging dat zijn denken of
gedrag van buiten hemzelf worden bestuurd
- Somatische wanen= overtuiging dat hij lijdt aan een ernstige ziekte of dat
bepaalde lichaamsdelen zijn afgestorven
- Schuld, zonde, armoede, wereldondergangswanen: overtuiging dat hij zijn
plichten heeft verzaakt en anderen onrecht heeft
aangedaan, straf voor zijn zonden, niets meer bezit en
3
, de wereld ten onder gaat (vooral bij ernstige
depressieve stoornis)
Verward denken: logische samenhang tussen gedachten ontbreekt (incoherentie: betrokkene is
helemaal niet meer te volgen; uiting van cognitieve desorganisatie)
Schizofrenie= een van de ernstigste psychiatrische stoornissen, kan zich presenteren
met verschillende symptomen
Symptomen:
- Hullucinaties en wanen
- Onsamenhangend spreken
- Bewegingsstoornissen
- Gedesorganiseerd gedrag
- Negatieve symptomen: de afwezigheid van normale psychische functies, zoals het ontbreken van
emotionele reacties en initiatiefloosheid
Schizofrenie begint tussen de 16e en 35e levensjaaren komt bij 0,5-1% voor.
Kenmerken schizofrenie:
- Psychotische dimensie: hallucinaties en wanen
- Desorganisatiedimensie: verward denken, maar ook:
Perseveratie= voortdurend herhalen bepaalde thema’s/zinnen
Tangentieel denken: antwoorden hebben weinig relatie met
gestelde vraag
Neologismen= betrokkene hanteert zelfbedachte woorden
Echolalie= laatste zinnen of worden van de gesprekspartner
worden steeds herhaald
Desorganisatie motorische beweging: katatonie
- Negatieve symptomendimensie: initiatiefverlies, anhedonie (betrokkene kan nergens meer van
genieten), inhoudelijk arm
Twee of meer symptomen zijn vereist. Er moet altijd sprake zijn van wanen, hallucinaties of
onsamenhangend spreken, minstens gedurende een maand. Bijkomende stoornissen:
- Depressieve stoornissen
- Suïcidepogingen
- Alcohol- en middelenmisbruik
- Kortere levensverwachting
Ontstaan schizofrenie: genetische en omgevingsfactoren (zuurstofgebrek bij bevalling, cannabisgebruik en
stress door migratie naar een ander land, afwijking in de structuur van de hersenen, doorschieten
oogbeweging, te veel aan dopaminerge activiteit in de hersenen; dopaminehypothese)
Dopaminehypothese= dopamine/neurotransmitter speelt een rol bij signaaloverdracht tussen de
neuronen in de hersenen. Bij drugsgebruik kunnen gezonde mensen
psychotische symptomen krijgen en schizofrenen nemen dan juist af
Beloop schizofrenie: kan in jaren ontwikkelen maar ook in maanden
o Prodromale fase= periode waarin er nog geen volledig psychotisch
beeld bestaat met wanen en hallucinaties
Behandeling: medicatie en rehabilitatie, cognitieve gedragstherapie, lichamelijke
functioneren en bevorderen gezonde levensstijl
Moeilijke aan medicatie: voorschrijven antipsychotische medicatie is moeilijk te motiveren bij
betrokkenen als er een ziektebesef ontbreekt, ook kan medicatie vergeten
worden door cognitieve stoornissen (depotantipsychotica: spuiten in spieren)
Omgevingsfactoren spelen ook mee in mogelijke achteruitgang in het functioneren, daarom wordt ook aan
sociaal en maatschappelijk functioneren gewerkt.
Waanstoornis= betrokkene heeft een gesystematiseerde waan en het gedrag is behoudens =
het waangerelateerde gedrag, ongestoord
4