2, CELLEN EN WEEFSELS
Plasmamembraan (celmembraan) is een omhulsel van de cel en bestaat uit:
Dubbele laag met vetachtige moleculen (Fosfolipiden- hydrofiele kop &
Hydrofobe staart)
Cholesterol zorgt voor stabilisatie en flexibiliteit van het membraan
Membraaneiwitten, afhankelijk van hun functie, zitten in en rondom het
celmembraan
Transport van stoffen, cel in of uit
Geleiden van water via kanaaltjes
Ontvangen signalen buiten cel of doorgeven in de cel (receptoren)
Celkern (nucleus), hierin is DNA in opgeslagen. Celkern is nodig voor het delen. DNA is
nodig voor het vormen van eiwitten. Zonder celkern hebben cellen beperkte levensduur (VB: rode bloedcellen)
Cytoplasma, stroperige vloeistof waarin organellen zich bevinden. Zonder de organellen
heet het cytoplasma cytosol
Organellen:
- Mitochondriën, energiefabrieken van de cel. M.b.v. zuurstof kunnen ze suikers,
vetten en eiwitten omzetten in ATP.
- Ribosomen, maken eiwitten door het mRNA te vertalen naar opbouw eiwitten
- Endoplasmatisch reticulum (ER), vormt een netwerk van holten en kanalen die
verbonden zijn aan het membraan van de celkern
Ruw endoplasmatisch reticulum (RER), verpakt eiwitten die door ribosomen worden
gemaakt
Glad endoplasmatisch reticulum (GER), maken en afbreken van vetten en het
omzetten van schadelijk naar onschadelijke stoffen.
- Golgi-apparaat, stapel platte zakjes, gevormd door membranen. Eiwitten uit ER
worden hier verder bewerkt, verpakt en getransporteerd
- Lysosomen, worden geproduceerd door golgi-apparaat. Kleine blaasjes met
daarin verteringsenzym. Schoonmaak organel
- Peroxisomen, kleine blaasjes, die enzymen bevatten voor verschillende
stofwisseling die in de cel belangrijk zijn vooral antigifting (nieren en lever)
- Cytoskelet, Vezels en buisjes van eiwitten die een cel stevigheid, vorm en
beweeglijkheid geven. (Tentstokken van tent die vorm, geheel en stevigheid
geven)
- Centriool, spelen belangrijke rol in de celdeling. Cilinder vormig organel. twee
centriolen vormen samen een centrosoom
, Trilhaartjes: Uitsteekseltjes van celoppervlak. Doorheen en weer zwiepen, Kunnen
ze stoffen langs het cel oppervlak verplaatsen.
Zweepstaart is een lange uitsteeksel van de staart. Alleen spermacel heeft zweep
staart.
Mircrovili zijn uitsteeksels van het plasmamembraan.
Soorten cellen
- Cellen die weefsels met elkaar verbinden
- Fibroblast, dit bindweefsel laat wonden dicht gaan. Fibrogeen fibroblast.
- Rode bloedcel (Erytrocyt), Het vervoeren van zuurstof van longen naar andere
lichaamsdelen, schijf vorm en kuiltje in het midden voor extra oppervlak voor
zuurstof hechting. Hemoglobine is het eiwit die zuurstof op kan nemen.
- Cellen die organellen bedekken en bekleden.
- Dekcel (Epitheel), Platte tegels machtige vorm die zorgt dat ze tegen elkaar
aanplakken. Tegen elkaar aanplakken is Bescherming ziekteverwekkers, lekkage
etc.
- Cellen, die zorgen voor beweging in organen en lichaamscellen.
- Skelet- hart- en gladde spiercellen; langwerpig, liggen in groepen en hebben
soms meerdere kernen. Kunnen krachtig in- en uittrekken.
- Cellen die voedingsstoffen opslaan.
- Vetcel(adipocyt), in cytoplasma ligt druppel vet opgeslagen, hierin zit energie.
- Cellen die ziekte bestrijden.
- Witte bloedcellen zoals macrofaag doen aan fagocytose (veel lysosomen)
macrofagen die bacteriën ‘opeten’
- Cellen die signalen ontvangen en doorgeven.
- Zenuwcel (neuron), Lange uitlopers waar signalen mee opgevangen kunnen
worden.
- Eicel, grote cel, vrouwelijk.
- Zaadcel, zweep staart, mannelijk.
Lichaamsweefsels
Weefsel: Een groep cellen met dezelfde bouw en functie die een samenhangend geheel
vormen. Derde niveau lichaam.
4 belangrijkste soorten weefsels:
1. dekweefsel. (Epitheel)
2. Bindweefsel, voor ondersteuning en verbinding.
3. Spierweefsel.
4. zenuwweefsel aansturing spieren en bepaalde hormoon organen.
Als je twee of meer van de bovenstaande weefsels hebt, heb je een orgaan.
2