Bestuursrecht – Probleem 1:
1. Waarom kan niet iedereen te allen tijde beroep instellen bij de bestuursrechter?
2. Wat is een belanghebbende?
3. Wat is een bestuursorgaan?
4. Los de casus op zie schrift
LD1:
Het begrip belanghebbende wordt gehanteerd ter afbakening van degenen aan wie allerlei andere rechten en bevoegdheden
toekomen, en dan met name in de procedure ter voorbereiding van een besluit.
LD2:
In het algemeen geldt dat de aard van het besluit een belangrijke invloed heeft op de omvang van de kring van personen die het
recht hebben hun stem te laten horen. Hoe meer belangen bij een besluit zijn betrokken, hoe groter de kring van
belanghebbenden.
De volgende 3 elementen zijn in de definitie van belanghebbende in de zin van art 1:2 lid 1 Awb te onderscheiden:
1. Belang: het gaat om de vraag of hij van een besluit een feitelijk effect ondervindt. Dat wijziging in iemands rechtspositie
niet vereist is, neemt niet weg dat het belang wel reëel moet zijn.
2. Aan iemand toekomen (‘degene’): de in het privaatrecht erkende rechtssubjecten kunnen belanghebbende zijn, zoals
natuurlijke personen en rechtspersonen zoals bedoeld in art. 2:1-2:3 BW. En bestuursorganen kunnen belanghebbende
zijn bij besluiten van andere bestuursorganen. Ook maatschappen en vennootschappen onder firma vallen hieronder.
3. Rechtstreeks betrokken: door het besluit moet er ook verandering in iemand belangenpositie komen. Hier is de aard van
het besluit belangrijk.
Verschillende belanghebbenden:
Normadressaat (van een persoonsgerichte beschikking):
Degene wiens rechtspositie door zo’n individueel besluit (beschikking) wordt bepaald is belanghebbenden. Hij is de
geadresseerde van de norm die door de beschikking wordt gesteld. Zowel natuurlijke personen, rechtspersonen en
bestuursorganen als andere entiteiten kunnen normadressaten zijn. Bij persoonsgerichte beschikkingen kunnen er ook nog
andere belanghebbende zijn, zij worden derde-belanghebbenden genoemd. Bij andere besluiten dan persoonsgerichte
beschikkingen is er geen bepaalde normadressaat en zal altijd aan de hand van de opera-criteria moeten worden bepaald wie
een belang heeft dat rechtstreeks is betrokken bij het besluit.
OPERA-criteria:
Een natuurlijk persoon, rechtspersoon of andere entiteit die geen normadressaat is van een door een besluit gegeven norm,
heeft slechts een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang als voldaan is aan alle volgende criteria:
- Eigen belang: iemand kan alleen voor zijn eigen belangen opkomen en niet voor de belangen van een ander. Wil je voor een
ander opkomen, dan moet je een machtiging van die ander kunnen overleggen (art. 2:1 lid 2 Awb).
- Persoonlijk belang: iemand is alleen belanghebbende bij een besluit als zijn positie zich voldoende onderscheidt van de positie
waarin een grote groep mensen zich bevindt. Zijn eigen belang moet bijzonder, individueel en persoonlijk zijn.
Met name bij besluiten die leiden tot activiteiten die effecten hebben op de fysieke leefomgeving, doet zich vaak de vraag
voor of iemand wel echt belanghebbende is. Omwonenden, voor wie het belang van de eigen leefomgeving aan de orde is,
zijn belanghebbenden. Ook eigenaren van nabijgelegen percelen kunnen belanghebbende zijn, maar dan in verband met hun
vermogensrechtelijke belangen. Uitgangspunt is dat iemand die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit
of handeling die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Dit is anders als gevolgen van enige
betekenis ontbreken. In arrest Mestbassin geeft de Afdeling uitleg.
Bij omgevingsvergunningen bouwen is de bewoner/eigenaar van het naastgelegen perceel belanghebbende. Vervolgens is de
mate van afstand of nabijheid bepalend voor de afbakening, waarbij de vraag of iemand vanuit zijn eigen woning zicht heeft
op het perceel een ondersteunend criterium is (nabijheidscriterium en zichtcriterium). Bij een grote ruimtelijke uitstraling van
het bouwwerk waarop de vergunning betrekking heeft, kan de kring van degenen die als omwonende belanghebbend zijn,
ruimer worden getrokken.
Bij een omgevingsvergunning voor kappen zijn afstand en zicht bepalend. De standaardoverweging luidt: in de regel kan
slechts als belanghebbende worden aangemerkt degene die op geringe afstand van de bomen woont, of daar vanuit zijn
woning zicht op heeft. Uit arrest Haaksbergse kapvergunning volgt dat een afstand van 128 m niet gering is en aangezien ook
het zicht vanuit de woning van appellant op de stam van de boom niet is te onderscheiden van het omliggende groen, is hij
géén belanghebbende. Een afstand van 92 m en zicht vanuit de slaapkamer op de boom leidt wel tot belanghebbende.
Ook bij concurrenten die zich melden als belanghebbende speelt de vraag of sprake is van een persoonlijk belang. Voorwaarde
is dat de ondernemer in hetzelfde marksegment werkzaam is en binnen hetzelfde verzorgingsgebied. Iemand die aangemerkt
wordt als concurrent is niet zonder meer belanghebbende. Het concurrentiebelang moet wel geraakt worden door dat besluit.
(arrest Mini-camping).
Hierboven ging het om persoonlijk belang bij beschikkingen. Ook bij besluiten van algemene strekking geldt het vereiste van
een persoonlijk belang. Als het gaat om besluiten van algemene strekking met effecten voor veel personen (zoals
1
, verkeersbesluiten), dan zal iemand met een goed verhaal moeten komen om zich te onderscheiden van de massa. Dit geldt
ook voor beschikkingen met effecten voor velen, zoals een evenementenvergunning.
Bestemmingsplannen zijn besluiten van algemene strekking waarin de bestemming van percelen wordt geregeld. Uit de
jurisprudentie volgt dat hier bij de nadere invulling van de belanghebbendheid het nabijheids- en zichtcriterium en de mate
van de ruimtelijke uitstraling van het project van belang zijn.
- Objectief bepaalbaar belang: een belang dat slechts in de subjectieve belevingswereld van iemand bestaat en niet objectief
bepaalbaar is, levert geen belanghebbendheid op. Een louter emotioneel belang is onvoldoende. Overigens betekent objectief
belang niet dat immateriële belangen geen belanghebbendheid opleveren. Immateriële belangen zoals de kwaliteit van de
eigen woon- of werkomgeving zijn wel objectief bepaalbaar. Aan dit vereist is snel voldaan.
- Actueel voldoende zeker belang: iemand is alleen belanghebbende bij een besluit, als hij op het moment van het nemen van
het besluit ook daadwerkelijk al een belang heeft. Een onzeker, in de toekomst gelegen belang is onvoldoende.
- Direct geraakt belang/rechtstreeks belang: deze eis is een uitwerking van het algemene criterium van het rechtstreeks bij een
besluit betrokken zijn. Er moet een voldoende causaal verband zijn tussen het besluit en iemands belang. Deze eis leidt tot
veel complicaties en dus tot veel jurisprudentie.
Iemand heeft geen direct geraakt belang bij een besluit als zijn belang enkel via het belang van een andere bij een besluit is
betrokken, ofwel een afgeleid belang. Zelfs als het afgeleide belang groter is dan het directe belang, wordt degene met het
afgeleide belang toch geen belanghebbende. In de rechtspraak zijn verschillende uitzonderingen en nuanceringen te vinden
op de regel dat iemand met een afgeleid belang niet aangemerkt kan worden als belanghebbende. In de 1 e plaats als het
afgeleide belang tegengesteld is. In sociale zekerheidszaken hanteert de Centrale Raad van Beroep een categoraal
belanghebbende begrip ten aanzien van de werkgever die opkomt tegen een besluit dat tot 1 van zijn werknemers is gericht.
Met name als aannemelijk is dat iemand door het besluit wordt beperkt in het gebruik van zijn eigendomsrecht of in een
fundamenteel recht wordt hem niet meer tegengeworpen dat zijn belang slechts afgeleid is, zelfs niet als het besluit de
afwijzing betreft van een aanvraag van degene met wie hij in een contractuele relatie staat. In deze gevallen wordt iemand
onafhankelijk van de bestaande contractuele relatie rechtstreeks door het besluit getroffen in een belang.
Daarnaast wordt ook wel geoordeeld dat iemand geen direct geraakt belang heeft, en daarom geen belanghebbende is,
omdat het afzonderlijke effect van het besluit op zijn belang erg klein is. Ook kan er onvoldoende direct belang zijn omdat er
eerdere of latere besluiten zijn die iemands belang echt direct hebben geraakt/zullen raken.
Art 1:2 lid 2 Awb, opkomen voor toevertrouwde belangen:
Een bestuursorgaan kan belanghebbende zijn bij een besluit van een ander bestuursorgaan. Een bestuursorgaan heeft geen
eigen, persoonlijke belangen, zij behartigen het algemeen belang. Art. 1:2 lid 2 Awb bepaalt dat de aan bestuursorganen
toevertrouwde belangen als hun belangen moeten worden beschouwd.
Welke algemene belangen zijn nu aan een bestuursorgaan toevertrouwd? Dit moet worden afgeleid uit de wettelijke
taakomschrijving van het bestuursorgaan. De bestuursrechter let vooral op bijzondere wetten, waarin meer specifieke taken en
bevoegdheden aan bestuursorganen zijn toebedeeld. Een bestuursorgaan kan zijn belanghebbendheid ook weer verliezen als het
de wettelijke bevoegdheden delegeert aan een ander bestuursorgaan. De belangen zijn dan toevertrouwd aan het
bestuursorgaan waaraan de bevoegdheden zijn gedelegeerd.
Ook voor de belangen die aan bestuursorganen zijn toevertrouwd geldt dat deze slechts tot belanghebbendheid kunnen leiden
als ze actueel zijn en direct geraakt door het besluit. Bij bestuursorganen doen zich in dit verband nog de volgende
bijzonderheden voor:
- Staatsrechtelijke verhouding tussen bestuursorganen. De kritiek luidt dat bestuursorganen hun onderlinge conflicten bij de
behartiging van de hun toevertrouwde belangen in de bestuurlijke en politieke sfeer moeten oplossen en niet via het bestuursrecht.
Om die reden zijn er beperkingen gesteld, bijv. door in de wet te zetten dat er een inperking van de beroepsbevoegdheid is.
- Een bestuursorgaan behoort altijd tot een rechtspersoon. Ook zo’n rechtspersoon kan belangen hebben. Soms doet zich de vraag
voor wie als belanghebbende kan optreden: het bestuursorgaan of de rechtspersoon waartoe het behoort. Globaal kan worden
gesteld dat als een besluit vooral het vermogen van de rechtspersoon raak, die rechtspersoon belanghebbende is (bij subsidies vaak
ook de normadressaat), terwijl bij andere (niet-financiële) besluiten een bestuursorgaan van de rechtspersoon waaraan de belangen
zijn toevertrouwd belanghebbende is.
Art. 1:2 lid 3 Awb, opkomen voor algemene of collectieve belangen:
Een rechtspersoon kan op dezelfde manier als een natuurlijk persoon belanghebbende zijn bij een besluit op grond van art. 1:2
lid 1 Awb. De rechtspersoon heeft dan gewoon een eigen, persoonlijk en objectief belang en si belanghebbende ex art. 1:2 lid 1
Awb als dat belang ook actueel is en direct wordt geraakt door het besluit.
Art. 1:2 lid 3 Awb breidt de mogelijkheden voor rechtspersonen uit. Ten aanzien van rechtspersonen worden namelijk als hun
eigen en persoonlijke belangen (E + P) mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zijn krachtens hun doelstelling
en feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. Algemene belangen zijn bijv. milieubelangen, belangen van kunst en
cultuur. Collectieve belangen zijn de gezamenlijk belangen van alle leden van een groep natuurlijke personen of rechtspersonen
(bijv. werknemers, huurders, ondernemers, etc), het betreft een bundeling van individuele belangen.
2
,Wanneer een organisatie aan deze eisen voldoet, worden algemene/collectieve belangen als haar belangen beschouwd (ex art.
1:2 lid 3 Awb):
- De organisatie moet een rechtspersoon zijn
- De rechtspersoon moet een algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigen
- De rechtspersoon moet dat belang blijkens zijn statutaire doelstelling en zijn feitelijke werkzaamheden behartigen.
Lid 3 gaat uitsluitend over rechtspersonen. Het zijn bijna altijd verenigingen of stichtingen die via art. 1:2 lid 3 belanghebbende
zijn. Vaak zal duidelijk zijn of een organisatie rechtspersoonlijkheid heeft. Soms is het echter niet duidelijk of het als
rechtspersoon is aan te merken. De bestuursrechter heeft daarvoor de volgende cumulatieve eisen gesteld aan de
rechtspersoonlijkheid van een groepering:
- De groepering moet voldoende ledensubstraat hebben. dit kan blijken uit de ledenadministratie, het in- en uittreden
van leden, etc.
- De groep moet voldoende organisatiestructuur hebben en gericht zijn op een bepaald doel.
- De groep moet als eenheid deelnemen aan het rechtsverkeer.
Als hieraan is voldaan, dan is een ‘informele vereniging’ een rechtspersoon met beperkte rechtsbevoegdheid ex art. 2:30 BW
De rechtspersoon moet een algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigen. Met de woorden in het bijzonder wordt
tot uitdrukking gebracht dat het algemeen/collectief belang waarvoor de rechtspersoon zich inzet, nader bepaald moet zijn. Met
name politieke partijen behartigen het algemeen belang, dit is echter te weinig omlijnd om belanghebbende te zijn.
Elementen die bij de beoordeling van de staturen een rol spelen, zijn de ruimte die de doelstelling de organisatie laat in haar
functioneren, en de mate waarin de doelstelling geografisch is beperkt.
Een derde vereiste is dat de rechtspersonen dat belang blijkens zijn statutaire doelstelling en feitelijke werkzaamheden behartigt.
De statuten zijn de eerst aangewezen plaats om de doelstelling van een rechtspersoon vast te leggen.
Vervolgens moet blijken dat dit algemene/collectieve belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken zoals art. 1:2 lid 1 Awb eist.
Net als het eigen en persoonlijke belang zal ook het algemene/collectieve belang van de rechtspersoon objectief bepaalbaar,
actueel en rechtstreeks geraakt moeten worden door het besluit. Als de doelstelling van de rechtspersoon heel precies is
omschreven, kan algauw worden geoordeeld dat zijn belang niet direct is geraakt door een besluit. Omgekeerd kan een ruime
doelstelling er bij een besluit met beperkte effecten toe leiden dat het belang van de rechtspersoon in een te ver verwijderd
verband staat met het besluit, waardoor het belang van de rechtspersoon niet direct is geraakt.
Ook hier moet voldaan zijn aan de OPERA-criteria.
Rechtspersonen die de collectieve belangen van een groep behartigen (zoals vakbonden) bundelen vaak individuele belangen
van de leden. Een belangenorganisatie die voor het belang van haar leden opkomt, komt daarmee op voor een collectief belang,
tenzij het tegendeel blijkt. Het collectieve belang van de organisatie is alleen direct geraakt door een besluit als het belang van
een substantieel deel van haar leden bij het besluit is betrokken. Als de belang van slechts 1 of enkele duidelijk te
individualiseren leden bij een besluit betrokken zijn, is de belangenorganisatie niet direct geraakt door het besluit.
Het specialiteitsbeginsel en het relativiteitsvereiste:
Om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt moet iemand door het bestreden besluit feitelijk in zijn belangen
worden geraakt. Hierbij is niet van betekenis of aan de belangen van de belanghebbende bij het besluit enig gewicht mag
toekomen. Het kan gaan om belangen die in het licht van het specialiteitsbeginsel (art. 3:4 lid 1 Awb) niet bij de besluitvorming
meegewogen mogen worden.
Wanneer iemand toegang heeft tot de bestuursrechtelijke procedure, betekent dat echter niet dat alle argumenten die de
belanghebbende tegen het besluit heeft, ook bij de bestuursrechter kunnen leiden tot de vernietiging van het besluit. Sinds 2013
geldt ex art. 8:69a Awb voor de (inhoudelijke toetsing) door de bestuursrechter het relativiteitsvereiste. Dit vereiste houdt in dat
de bestuursrechter een besluit niet vernietigt als de gestelde geschonden rechtsnorm waarop de belanghebbende zich beroept,
niet strekt tot bescherming van het gestelde belang waarin belanghebbende beschermd wil worden.
LD3:
Het bestuursorgaan waaraan door de wetgever een publiekrechtelijke bestuursbevoegdheid is toegekend, treedt bij uitoefening
daarvan bestuursrechtelijk als zelfstandig rechtssubject op en niet als vertegenwoordiger van de (privaatrechtelijke)
rechtspersoon waarvan het orgaan is.
3
, Het bestuursorgaan is de eenheid waaraan bestuursrechtelijke bevoegdheden, rechten en plichten kunnen toekomen. De eigen
‘persoonlijkheid’ van die eenheid heeft een aantal kenmerken:
1. Het bestuursorgaan oefent de bevoegdheid uit op eigen naam en verantwoordelijkheid.
2. Het bestuursorgaan treedt in beroep op als verwerende partij wanneer een bevoegdheidsuitoefening in beroep wordt bestreden.
3. Bestuursorganen in een bestuursrechtelijke voorziening kunnen ook als eisende of appellerende partij optreden.
4. Bestuursorganen bezitten over het algemeen geen eigen vermogen. (Wel maken die organen deel uit van een privaatrechtelijke
rechtspersoon met vermogen, zo zijn burgemeester B&W en de raad organen van de gemeente. De gemeente is een openbaar
lichaam waaraan op grond van art. 2:1 BW rechtspersoonlijkheid toekomt.
Een bevoegdheid die aan een bestuursorgaan is toegekend, moet door mensen (reëel persoon) worden uitgeoefend, de
ambtsdragers. In het algemeen zullen die functionarissen het niet zonder hulp kunnen stellen. Doorgaans zal er dus personeel
beschikbaar moeten zijn dat ten dienste van de ambtsdragers de werkzaamheden verricht die nodig zijn voor de daadwerkelijke
uitoefening van de bevoegdheid van het bestuursorgaan.
Is een bestuursrechtelijke bevoegdheid toegekend aan een orgaan, dan kunnen verschillende ‘personen’ worden onderscheiden
die bij de uitoefening van de bevoegdheid zijn betrokken:
1. Het bestuursorgaan (een niet reëel, maar rechtens bestaande persoon)
2. Een reële persoon of meerdere reële personen die het bestuursorgaan ‘bemensen’ en zo diens functie uitoefenen
3. Reële personen die bij de uitoefening behulpzaam zijn.
Hierbij wordt de persoon die het besluit namens de bevoegdheid van een bestuursorgaan neemt, gemandeert (art. 10:1
Awb)
Bestuursorgaan in de Awb:
Het bestuursrecht regelt de rechtsbetrekkingen tussen bestuursorganen en burgers. Met de definitie van art 1:1 Awb wordt
geprobeerd zo veel mogelijk recht te doen aan deze complexe bestuurlijke organisatie, door onderscheid te maken tussen
organen die altijd bestuursorgaan zijn en daarom voor hun hele doen en laten onder de werking van de Awb vallen (sub a), en
organen die slechts voor een beperkt deel bestuursorgaan zijn en onder de Awb vallen (sub b).
Voor a-organen is niet vereist dat openbaar gezag wordt uitgeoefend (bestuur als organisatie). Voor de b-organen is beschikken
over openbaar gezag wel vereist. Zo is een erkend garagebedrijf bestuursorgaan op het moment dat het de APK uitvoert, maar
houdt het op bestuursorgaan te zijn als het vervolgens reparatiewerkzaamheden aan de auto verricht (bestuur als activiteit).
Er moet eerst gekeken worden of er sprake is van een a-orgaan, als dit niet zo is dan moet je kijken of het wel een b-
orgaan is.
A-organen:
Afzonderlijke elementen van de definitie a-bestuursorgaan:
Rechtspersoon:
In het BW worden 3 categorieën rechtspersonen onderscheiden. Art. 2:1 BW gaat over een aantal rechtspersonen, zoals de Staat,
provincies en gemeenten die zijn ingesteld krachtens publiekrecht. Art. 2:2 BW merkt de kerkgenootschappen en hun
zelfstandige onderdelen als rechtspersoon aan. In art. 2:3 BW worden rechtspersonen die krachtens privaatrecht zijn opgericht,
zoals verenigingen, NV, BV en stichtingen.
Uit 2:5 BW volgt dat alle rechtspersonen in beginsel over dezelfde vermogensrechtelijke bevoegdheden beschikken als
natuurlijke personen, en daardoor bijv. in staat zijn contracten te sluiten en eigendomsbevoegdheden uit te oefenen.
Ook de tot de overheid behorende rechtspersonen kunnen drager zijn van bestuursrechtelijke bevoegdheden, rechten,
aanspraken en plichten.
Voor het bestuursrecht zijn vooral de rechtspersonen die tot de overheid behoren van belang, omdat zij krachtens publiekrecht
zijn ingesteld, zoals art. 1:1 lid 1 (sub a) Awb formuleert.
Ook entiteiten waaraan het BW géén rechtspersoonlijkheid toekent, kunnen in het bestuursrecht als rechtssubject fungeren.
Krachtens publiekrecht ingesteld:
Dat een rechtspersoon (als bedoeld in art 2:1BW) krachtens publiekrecht is ingesteld, betekent dat een rechtspersoon op een
andere wijze ontstaat dan een vereniging, stichting, NV of BV. Het is niet in het leven geroepen door de in het BW voorziene
oprichtingshandelingen die gelden voor de in art. 2:3 BW bedoelde rechtspersonen.
De oorsprong/ontstaan van een rechtspersoon ingesteld krachtens publiekrecht, moet gezocht worden in de wet. Een dergelijk
rechtspersoon ontleent zijn bestaan dus aan de wet. Zoals de lichamen in art.2:1 BW. In de desbetreffende wet zal dan moeten
staan dat een entiteit rechtspersoonlijkheid bezit of een rechtspersoon is.
Organen van rechtspersonen, hierbij wordt uitgegaan van de organisatiestructuur van art. 2:3 BW. Voor zover het om deze
rechtspersonen gaat, vloeit uit de statuten en reglementen van de desbetreffende rechtspersoon voort welke organen namens
hem kunnen handelen. Doorgaans zijn dit de personen of colleges die de leiding geven aan de rechtspersoon. In ieder geval
zullen ze met een zodanige taak zijn belast, dat ze een zelfstandige plaats binnen de rechtspersoon innemen. Bij de
rechtspersonen, ingesteld krachtens publiekrecht, geldt iets dergelijks. Ook daar moeten worden bekeken welke personen of
colleges binnen de rechtspersoon een zodanig zelfstandige taak vervullen of zelfstandige plaats innemen, dat ze als orgaan
4