Psychodiagnostiek; samenvatting
Hoorcollege 1 – Gespreksvoering
Psychologische gespreksvoering
Basishouding
Cliëntgerichte benadering: belangrijk dat hulpverlener faciliteert (dus niet adviseert), waardoor cliënt
zichzelf helpt te helpen. Basisprincipe hierbij is zelfactualisering van cliënt om te komen tot groei.
Bepaalde basisprincipes zijn nodig om dit te realiseren. Een goede therapeutische relatie schept
condities die mogelijk maken dat de cliënt sterkten, mogelijkheden, oplossingen kan exploreren.
Cliënt kan hierdoor in de toekomst het probleem leren oplossen / mee omgaan zonder therapie.
Essentiële condities voor groei
Onvoorwaardelijke positieve waardering
Echtheid
Empathie
Onvoorwaardelijke positieve waardering
Cliënt waarderen in waarde en waardigheid. Dit kun je doen door betrokkenheid te tonen t.a.v. cliënt
(tijdig op afspraak, tijd vrijmaken, privacy, vertrouwen), inspanning leveren om de cliënt te begrijpen
(vragen stellen, interesse tonen, actief luisteren d.m.v. parafraseren en reflecteren),
onvoorwaardelijke aanvaarding t.a.v. cliënt (attitude hulpverlener om gedachten/gevoelens cliënt
niet af te keuren, niet onvoorwaardelijk goedkeuren maar wel gezichtspunt cliënt serieus nemen,
uitgaan van goede wil van cliënt) en door warmte uitdrukken en nabijheid (warmte: “blij u te zien”,
“fijn dat je dit met me durft te delen” ; nabijheid: beschrijven wat in sessie afspeelt bv. twijfel van
cliënt, irritatie, spanning benoemen)
Echtheid
Belangrijk dat hulpverlener zichzelf is zonder een rol te spelen. Dit maakt de emotionele afstand t.a.v.
cliënt kleiner. Belangrijke facetten:
Rolgedrag: geen klemtoon op je rol, autoriteit en status
Congruentie: woorden, gedrag en gevoelens van hulpverlener zijn consistent. Incongruentie
zorgt voor wantrouwen bij cliënt
Spontaneïteit: niet elke gedachte die bij je opkomt verwoorden, maar wel op natuurlijke
wijze uitdrukken en tactvol omgaan met cliënt
Openheid en zelfonthulling: vaardigheid om open te zijn over jezelf; parallele
gedachten/gevoelens aan cliënt uitspreken op moderaat niveau
Empathie
Mogelijkheid om iemand te begrijpen vanuit zijn/haar belevingswereld en laten merken dat je
begrijpt wat er in hem/haar omgaat. Het is hiervoor belangrijk om je eigen kwetsbaarheden,
voorkeuren en omstandigheden in kaart te brengen om je af te vragen in hoeverre je openstaat voor
het verhaal van de cliënt en om te monitoren wat de reactie is van de cliënt op jouw empathische
toenaderingen.
Non verbaal: open houding aannemen en emoties van cliënt spiegelen.
Verbaal: vragen stellen vanuit belevingswereld cliënt.
,Algemene klinische vaardigheden
Niet-selectieve luistervaardigheden
Selectieve luistervaardigheden
Regulerende vaardigheden
Nuancerende vaardigheden
Niet-selectieve luistervaardigheden
Vaardigheid Omschrijving
Non-verbaal gedrag Cliënt laten merken dat er geluisterd wordt en
hem/haar stimuleren om verder te vertellen.
Verbaal volgen Cliënt laten merken dat er geluisterd wordt en
cliënt stimuleren om verder te vertellen.
Gebruik van stiltes Nagaan waardoor stilte ontstaat, wat er bij
cliënt gebeurt, is stilte functioneel?
Selectieve luistervaardigheden
Vaardigheid Omschrijving
Vragen stellen Cliënt helpen gedachten te verwoorden en
problemen te verhelderen. Open vs. gesloten.
Parafraseren Herformuleren inhoud boodschap in woorden
van hulpverlener.
Reflecteren Weergeven affectieve deel van boodschap.
Luister naar affectieve woorden (woede, angst,
onzekerheid, verdriet, geluk) of haal emotie uit
non-verbaal gedrag (snelheid van praten,
stemvolume, houding).
Concretiseren Cliënt zo nauwkeurig mogelijk over problemen
laten vertellen (5G’s).
Samenvatten Hulpverlener geeft hoeveelheid info voor cliënt
overzichtelijk en begrijpelijk terug.
Ga na: wat zijn sleutelgedachten en -gevoelens?
Is er een patroon, thema, elementen die samen
horen?
Regulerende vaardigheden
Vaardigheid Omschrijving
Openen gesprek en begincontract Hulpverlener geeft beeld over manier van
werken en verheldert verwachtingen van cliënt.
Terugkoppeling doelen Hulpverlener doet aan procesbewaking: zorgen
voor haalbare doelen, dit bewaken en na te
streven.
Situatie verduidelijken Herstellen van relatie bij onduidelijkheden of
misverstanden (gesprek over gesprek).
Hardop denken Hulpverlener verwoord gedachten voor cliënt
op duidelijke manier.
Afsluiten van het gesprek Verwachtingsmanagement (duur vooraf
aankondigen), afsluiten met samenvatting (door
cliënt) of metagesprek.
, Nuancerende vaardigheden
Vaardigheid Omschrijving
Interpreteren Geven van (mogelijke) verklaring voor gedrag,
gedachten of gevoelens van cliënt of
samenhang tussen gedragingen.
Confronteren Hulpverlener beschrijft discrepanties,
conflicten, gemengde boodschappen die
duidelijk worden vanuit gevoelens, gedachten
en gedrag van cliënt.
Positief heretiketteren Nieuwe, positieve betekenis geven aan
oorspronkelijk als negatief beleefde onderdelen
van problemen.
Informatie geven Psycho-educatie: geven van informatie of feiten
over ervaringen, mensen, gebeurtenissen,
alternatieven.
Relatie zorgverlener/cliënt
Cliënten vinden voornamelijk interpersoonlijke vaardigheden van hulpverlener belangrijk. Volgens
cliënten en naasten moeten GGZ-behandelaren aan de volgende competenties voldoen:
Helder communiceren
Goed luisteren
Niet oordelen
Cliënt met respect benaderen
Oprecht betrokken zijn
Cliënt als mens zien, niet als ziekte
Hoorcollege 2 – Klachtanalyse
De diagnostische cyclus
Anm= aanmelding kort, bondig,
basisgegevens
KA= klachtanalyse proces van
verhelderen van klachten
PA= probleemanalyse klachten
objectief onderzoeken, testen
VA= verklaringsanalyse uitlokkende
en in stand houdende factoren
IA= indicatieanalyse aanbeveling
voor best passende aanpak probleem
Adv= advies
De cyclus kan vele vormen aannemen en is daarom erg dynamisch. Soms is de verklaringsanalyse
bijvoorbeeld niet nodig. Vanuit de probleemanalyse, gaat men dan direct naar de indicatieanalyse en
het advies (stippellijn geeft route binnendoor aan).
De diagnostische cyclus eindigt bij het advies. Vervolgens start de therapiecyclus. Deze kan tevens
feedback geven op de diagnostische cyclus.
Tentamenvraag: weten waar wat staat + route kennen (onderscheid doorgetrokken lijn of stippellijn)