Hoofdstuk 5 Individu en groepen:
5.1 Mens in organisaties:
5.2 Motivatie:
afgeleid uit Latijn ‘movere’; in beweging zetten.
Motivatie; geheel van beweegredenen die iemand kunnen aanzetten tot bepaald gedrag.
Werk intrinsieke motivatie: belangstelling/ uitdaging voor een activiteit vanwege de taak zelf.
(verantwoordelijkheid, interessant, leuk, leerzaam)
Werk extrinsieke motivatie: belangstelling voor een activiteit vanwege de beloning/opbrengsten.
(salaris, cijfer, status)
5.2.1 Theorie van Alderfer:
Maslow ging uit van 5 behoeften, Alderfer beperkter
Existentiele behoeften; te maken met materiele zekerheid. (Maslow; de fysiologische
behoeften en zekerheid).
Relationele behoeften; te maken met goede relaties met anderen, sociale acceptatie,
waardering, erkenning. (Maslow; acceptatie en erkenning).
Groeibehoeften; gericht op persoonlijke groei en zelfontplooiing. (Maslow; zelfontplooiing).
ERG-theorie. De behoefte van Alderfer zijn niet hierarchisch, en dat behoeften tegelijkertijd aanwezig
kunnen zijn, geen vaste volgorde. Ook nieuw element frustratie-regressiehypothese; behoefte niet
haalbaar of gefrustreerd wordt, het lagere niveau belangrijker wordt. Wel van mening dat mensen in
actie komen als tekort aan iets ervaren; deprivatie van behoeften.
5.2.2 Theorie van McClelland:
Maslow/Alderfer vinden behoeften aangeboren. McClelland behoeften aangeleerd, eerste
levensjaren eigen behoefteprofiel ontwikkeld, en dan wordt er 1 dominant, die krijgt als functie de
‘sturing’ van het leven, en ligt het profiel vast.
Behoefteprofielen (McClelland)
Prestatiebehoefte; goede prestatie, uitdagingen zowel werk als andere activiteiten.
Machtsbehoefte; uitoefenen van invloed/controle/beheersing over mensen.
Affiliatiebehoefte; opbouwen van goede relaties.
5.2.3. Verwachtingstheorie van Vroom:
Procesoriënteerde motivatietheorie; houdt zich bezig met hoe het motivatieproces van medewerkers
verloopt. Gaat Vroom niet om wat hem inhoudelijk motiveert. Medewerker handelt op basis van
verwachtingen. Proces
1. De verwachting; verhouding tussen inspanning/prestatie.
2. De instrumentaliteit; verhouding tussen prestatie/beloning.
3. De waarde; de aantrekkelijkheid van de beloning bedoelt.
Verwachtingstheorie zal medewerker meer inspanning geven;
Naarmate de kans hoger wordt ingeschat om goed resultaat t e behalen.
Naarmate kans groter is dat daaraan bepaalde beloningen vastzitten.
Naarmate de beloningen voor hem meer waard zijn.
De mate van motivatie volgens verwachtingstheorie:
Mate van motivatie = verwachting x instrumntaliteit x waarde
Niet los van elkaar, drie-eenheid.
5.3 Persoonlijkheid:
Persoonlijkheid; combi psychologische kenmerken waarmee een persoon kan worden getypeerd.
5.3.1 Enneagram:
Enneas respectievelijk ‘negen. Gramma ‘iets wat geschreven is’.
Weergegeven in cirkel met negenpuntig figuur, elke punt staat voor een persoonlijkheidstype.
Gaat ervan uit dan iedere persoon 1 basistype heeft, daarvanuit verbreedde/verdiepen.