KT1 Klinisch redeneren
Week 1
De student beschrijft het concept van positieve gezondheid (Huber, 2011) en legt uit
wat de zes dimensies van positieve gezondheid inhouden
Definitie gezondheid:
- WHO: lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden
- Machteld Huber: aanpassingsvermogen en vermogen tot zelfmanagement
Visie: van ziekte en zorg (zz) naar gezondheid en gedrag (gg) naar mens en maatschappij
(mm)
Eerst was genezen de beste manier om de gezondheidstoestand te verbeteren, nu is dat
preventie
Positieve gezondheid = niet de ziekte, maar een betekenisvol leven staat centraal
Het gaat er niet om wat iemand niet meer kan, maar juist wat iemand nog wel kan en
belangrijk vind.
6 dimensies:
- Lichaamsfuncties
- Mentaal welbevinden
- Zingeving
- Kwaliteit van leven
- Meedoen
- Dagelijks functioneren
De student benoemt de competentiegebieden(CanMEDS-rollen) van de hbo-
verpleegkundige
CanMEDS-rollen:
Zorgverlener:
o zelfmanagement van de patiënt ondersteunen en versterken
o bewust van alle contexten van zorgvrager: lichamelijk, psychisch, functioneel
en sociaal
o indiceren, vaststellen en organiseren van zorg
o bevoegd voor verschillende handelingen
o klinisch redeneren
Communicator
, o communiceren op ‘maat’
o netwerk van de patiënt erbij betrekken
o advies geven, voorlichten en motiveren
Samenwerkingspartner
Reflectieve professional
Gezondheidsbevorderaar
o preventie
o bevorderen van zelfmanagement
o stimuleren van uitbreiding netwerk
Organisator
Professional en kwaliteitsbevorderaar
De student identificeert verpleegkundige activiteiten uit een casus en wijst ze toe aan de
rollen zorgverlener, communicator en gezondheidsbevorderaar
Casus Mw. Nouws:
Zorgverlener: patiënt ondersteunen met ADL
Communicator: communiceren met familie,
Gezondheidsbevorderaar: kijken wat Mw. nog zelf kan
Weergeven wat de vier dimensies van zorg inhouden
Lichaam
Geest: mentaal
Sociale omgeving: familie, naasten van patiënt
Spiritueel: religie
,Gezondheidszorg in Nederland
0e lijn: zorg zonder specifieke hulpvraag (preventieve gezondheidszorg)
1e lijn: zorg waar je zelf rechtstreeks naar toe kunt gaan; huisarts, tandarts, fysio
2e lijn: specialistische zorg; doorverwijzing van huisarts nodig
3e lijn: hoog specialistische zorg; verleent door academische ziekenhuizen
De student oriënteert zich op het beroep van de wijkverpleegkundige
Wijkverpleegkundigen verrichten verpleegkundige taken bij mensen thuis: ze begeleiden,
adviseren en nemen taken over
Verzorgende en verpleegtechnische taken
Coördinerende en coachende taken
Voorlichtings- en overlegtaken
De student kan verwoorden wat de invloed is van behoefte gestuurde zorg op het
verpleegkundig handelen, ten aanzien van persoonlijke verzorging
De zorgvrager heeft invloed op de persoonlijke verzorging. De zorggever geeft diagnose
gestuurde zorg en behoefte gestuurde zorg
Visies op de zorg:
Grand theories: hele domein van verplegen, kijken wat de patiënt zelf kan doen
Micro-level interventions: effectiviteit van interventies, op de patiënt zelf gericht
Middle-range theories: verzameling verschijnsels, manier waarop we verplegen
Diagnose gestuurde zorg = zorg gebaseerd op de diagnose
o Het verpleegkundig proces:
Anamnese – diagnose – doel – interventie (handeling) – uitvoering –
evaluatie
Behoeftegestuurde zorg = zorg afstemmen op de behoefte van de patiënt
o Vraaggestuurde zorg = patiënt heeft regie volledig in handen
o Vraaggerichte zorg = onderhandelingssituatie tussen zorgaanbieder en de
patiënt
o Shared decision making = verpleegkundige informeert de patiënt over de
beste onderbouwde wetenschappelijke gegevens en ondersteunt bij het
kiezen van interventies die het best bij de patiënt past
o Belevingsgerichte zorg = niet de ziekte is het uitgangspunt, maar de
beleving van de ziekte
Levensloop
Gelijkwaardigheid
Autonomie
, o Familiezorg = voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken
o Presentietheorie = er zijn voor de ander, acceptatie
De student kan uitleggen wat er verstaan wordt onder ADL en IADL
ADL = activiteiten van het dagelijks leven (baden, aankleden, eten, enz.)
IADL = instrumentele activiteiten van het dagelijks leven: complexere activiteiten
waarvoor planning en inzicht nodig zijn (reizen, huishouden, medicatie gebruiken)
Prevalentie = het aantal mensen dat op een bepaald moment beperkingen in
functioneren ervaren
Incidentie = het aantal nieuwe mensen met beperkingen in functioneren gedurende een
bepaalde periode
Barthel-index = ADL functioneren meten (vragenlijst)
Welke omgevingsfactor in het ziekenhuis kan bijdragen aan ontstaan van beperkingen in
ADL? Verpleegkundigen nemen alles over, mensen liggen de hele dag in bed, bron van
infecties
De student kan toelichten welke observaties hij/zij verricht bij het ondersteunen van de
ADL en dit met voorbeelden onderbouwen
Kijken naar de huid
Kijken naar wonden
Kijken hoe makkelijk de patiënt beweegt
Is de patiënt afgevallen?
De student kan de procedure en of de eventuele afwijkende procedure toelichten die
hij/zij gebruikt tijdens het wassen van een zorgvrager
Van boven naar beneden – van schoon naar vuil
Gezicht en hals
Armen, borst en buik (begin bij arm die het verst weg is)
Benen (begin bij been dat het verst weg is)
Schaamstreek
Rug
Billen en stuit
Uitkleden: eerst de goede kant, dan de aangedane kant
Aankleden: eerst de aangedane kant, de goede kant