Samenvatting Psychiatrie voor juristen
Inhoud
Hoofdstuk 1 Psychiatrische stoornis en diagnostiek
Hoofdstuk 2 Behandelmethoden
Hoofdstuk 3 Neurocognitieve stoornissen
Hoofdstuk 4 Psychotische stoornissen
Hoofdstuk 5 Stemmingsstoornissen
Hoofdstuk 6 Posttraumatische-stressstoornis en dissociatieve stoornissen
Hoofdstuk 7 Somatisch-symptoomstoornissen en simulatie
Hoofdstuk 8 Anorexia nervosa
Hoofdstuk 9 Verslavingsstoornissen
Hoofdstuk 10 Parafiele stoornissen
Hoofdstuk 11 Gedragsstoornissen
Hoofdstuk 12 Suïcidaal gedrag
Hoofdstuk 13 Persoonlijkheidsstoornissen
Hoofdstuk 14 Autismespectrumstoornis
Hoofdstuk 15 Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD)
Hoofdstuk 16 Verstandelijke beperking
,H1 Psychiatrische stoornis en diagnostiek
1 inleiding
-
2 Psychiatrische ziekte
Psychische klachten en verschijnselen bij psychiatrische ziekten: verwardheid, geheugenproblemen,
hallucinaties, wanen, somberheid, angst, impulsief gedrag, verslaving.
Lichamelijke klachten en verschijnselen bij psychiatrische ziekten: moeheid, gebrek aan energie, geen eetlust,
obstipatie, hartkloppingen, transpireren, buikpijn.
Psychische klachten en verschijnselen worden beschouwd als symptomen van stoornissen in de psychische functies
van de hersenen. De hersenen nemen informatie van buiten en binnen op (waarneming), toetsen deze informatie
aan eerdere ervaringen (geheugen) en waarderen (emoties) en wegen (beoordelen) deze informatie. Deze
interpretaties vertalen zich in automatische spierbewegingen (reflexen, motoriek) of gericht handelen (gedrag).
Deze neurologische functies (waarneming, reflexen etc.) zijn goed in de hersenen te lokaliseren. De psychische
functies zijn niet op één plaats lokaliseerbaar. Omdat stoornissen in de psychische functies en de oorzaken
daarvan niet vast te stellen zijn, is bij het diagnosticeren de subjectieve ervaring en het sociale disfunctioneren
van de betrokkene van belang. Om deze redenen wordt er in de psychiatrie van stoornissen gesproken en niet van
ziekten.
Definities psychiatrische ziekte/stoornis is:
1) een ziekte met psychische klachten en/of verschijnselen
2) een ziekte met psychische klachten en/of verschijnselen die gepaard gaan met significant lijden en/of sociaal
disfunctioneren (wordt mede bepaald door sociale en culturele normen)
3) een stoornis in de psychische functies die gepaard gaat met significant lijden en/of sociaal disfunctioneren
4) een stoornis in de cognitieve, affectieve en/of conatieve functies, die gepaard gaat met significant lijden en/of
sociaal disfunctioneren (zie hieronder)
3 De psychische functies
Trias psychica
● cognitieve functie (denken)
● affectieve functie (voelen)
● conatieve functie (willen)
Zie tabellen op volgende pagina.
,Cognitieve functies
Functie Definitie
Bewustzijn Besef van zichzelf en omgeving
Aandacht Vermogen om zich te (blijven) richten op een ervaring of activiteit
Oriëntatie Vermogen zichzelf te situeren in de tijd, in de ruimte, tegenover andere personen en de eigen
persoon
Geheugen Vermogen om nieuwe informatie kort vast te houden en te reproduceren, om nieuwe informatie
op te slaan en om oude informatie te reproduceren
Oordeelsvermogen Vermogen om eigen mogelijkheden en beperkingen in te schatten, besef van nomen te hebben,
sociale situatie correct te beoordelen en passende doelen te kiezen
Realiteitsbesef Vermogen om onderscheid te maken tussen de externe werkelijkheid en de eigen denkbeelden
en fantasieën
Ziekte-inzicht Mate waarin de betrokkene besef heeft van de aard en de oorzaken van de psychiatrische
stoornis en van de noodzaak om hiervoor professionele hulp te aanvaarden
Executieve functies Het plannen maken voor en het initiëren, in samenhang en logische volgorde uitvoeren,
controleren en stoppen van ingewikkelde handelingen
Intelligentie Vermogen om vergaarde kennis en ervaring op een rationele manier te gebruiken voor het
hanteren van nieuwe situaties
Waarneming Het d.m.v. de zintuigen verkrijgen van informatie uit de omgeving en uit het eigen lichaam,
waarbij materiële informatie wordt omgezet in psychische informatie
Denken Een doelgerichte, logisch geordende reeks voorstellingen, ideeën en symbolen, op gang gebracht
door een probleem of een taak en leidend tot een op de werkelijkheid gerichte conclusie
Affectieve functies
Functie Definitie
Stemming De door de betrokkene ervaren grondtoon van het gevoelsleven, die blijkt uit mededelingen
van de betrokkene en uit het door de onderzoeker waar te nemen affect
Affect De zichtbare en hoorbare expressie van de emotionele reactie van de betrokkene op externe
gebeurtenissen en interne stimuli zoals gedachten en herinneringen (waarneembare emoties)
Conatieve functies
Functie Definitie
Psychomotoriek Bewegingen die door psychische factoren worden veroorzaakt of gestuurd en die uitdrukking
geven aan emoties
Motivatie De subjectief ervaren krachten die gedrag initiëren, stimuleren en richting geven
Gedrag Het totaal der waarneembare handelingen in bepaalde situaties, met uitzondering van de
psychomotoriek
4 Doelen en onderdelen psychiatrische diagnostiek
Doel psychiatrische diagnostiek:
1. het vaststellen of er sprake is van een ziekte
2. zo ja, welke ziekte
3. wat de mogelijke oorzaken zijn
4. wat de aangewezen behandeling is
,Voor het vaststellen van de mogelijke oorzaken van de psychiatrische stoornis is de psychiater meestal aangewezen
op het verhaal van de betrokkene (bijv. ernstige recente gebeurtenis, eerdere gebeurtenissen, erfelijke factoren,
lichamelijke factoren).
Psychiatrische diagnostiek is in te delen in 2 delen:
● anamnese (vragen naar psychiatrische klachten en mogelijke oorzaken)
● eigenlijke onderzoek (vaststellen van psychiatrische symptomen)
Onderdelen en doelstellingen psychiatrisch onderzoek
Onderdeel Doel, onderzoek naar:
Anamnese Subjectieve symptomen (symptomen die door de betrokkene worden ervaren)
Middelenanamnese Oorzaken die verband houden met geneesmiddelen, alcohol of drugs
Psychiatrische voorgeschiedenis Eerdere episoden van een psychiatrische stoornis; keuze van behandeling
Psychiatrische familieanamnese Aangeboren psychische kwetsbaarheden
Lichamelijke anamnese Lichamelijke oorzaken
Sociale anamnese Psychosociale oorzaken
Biografische anamnese Verworven psychische kwetsbaarheden
Heteroanamnese Alle voorafgaande aspecten
Observatie Objectieve symptomen
Testen Objectief meten van psychische functiestoornissen
Enkele meetinstrumenten
● gestructureerde interviews
● korte interviews
● vragenlijsten
Routine outcome monitoring (ROM) het beloop of het effect van een behandeling vastleggen.
5 Diagnose
2 typen diagnosen:
● syndroomdiagnose / descriptieve diagnose
- beschrijft de symptomen, maar geeft geen informatie over de redenen en manier van ontstaan
- “een matig ernstig depressief syndroom met suïcidaliteit”
● structuurdiagnose
- beschrijft de symptomen en geeft ook aan waardoor het syndroom is ontstaan (de etiologie)
- “een matig ernstig depressief syndroom met suïcidaliteit bij een lichamelijk gezonde man met een
belaste psychiatrische familieanamnese, met narcistische persoonlijkheidstrekken, die werkloos is. Dit
beeld is reactief ontstaan na een griep, kritiek door zijn partner en beslaglegging op zijn huis door
financiële problemen. Als gevolg hiervan zijn problemen ontstaan in de relatie en heeft hij geen geld
meer voor sociale activiteiten”
- gaat in op de somatische (lichamelijke), psychologische en sociale oorzaken
- ook wel het biopsychosociale model
- predisponerende factoren (factoren die iemand kwetsbaar maken)
- precipiterende factoren (factoren die de stoornis uitlokken)
- onderhoudende factoren (factoren die de stoornis onderhouden of versterken)
Factor
Oorzaak Predisponerend Precipiterend Onderhoudend
Somatisch Depressies in de familie Griep Geen
Psychisch Narcistische trekken Kritiek door partner Relatieproblemen
Sociaal Werkloosheid Beslag op huis Wegvallen sociale activiteit
,6 Classificatie
Psychiatrische classificatiesystemen berusten grotendeels op syndroomdiagnosen. Er is dan sprake van een
descriptieve classificatie, die gebaseerd is op het beschrijven van de symptomen. Zo’n categoriale classificatie
gaat uit van een kwalitatief onderscheid tussen gezondheid en ziekte. Bij een dimensionale classificatie wordt
ziekte als een uitsluitend kwantitatief afwijkende variant van gezondheid beschouwd. De aandoening wordt
geplaatst op een continuüm: onder of boven een afgesproken grenswaarde spreken we van een stoornis.
2 bezwaren tegen de categoriale classificatie:
● er wordt ten onrechte een te groot waarheidsgehalte toegekend aan de indeling in ziektebeelden, alsof ze
als werkelijke entiteiten bestaan, dit heet reïficatie het tot ‘dingen’ terugbrengen van psychiatrische stoornissen
● de stoornissen worden opgesplitst in grote aantallen verschillende categorieën, waardoor veel betrokkenen
meer dan één diagnose krijgen comorbiditeit.
2 classificatiesystemen:
● International Statistical Classification of Diseases, Injuries and Causes of Death (ICD)
● Diagnostic and statistical manual of mental disorders (DSM)
Beide classificatiesystemen waren meer gebaseerd op etiologische theorieën
dan op empirisch verkregen gegevens. Vanaf DSM-III en ICD-10 is hier verandering
in gekomen. Sindsdien zijn ze grotendeels descriptief van aard en gebruiken ze
expliciete criteria.
In DSM-III en DSM-IV werden de psychiatrische stoornissen geclassificeerd op 5 assen:
● as I klinische syndromen (in principe tijdelijk van aard)
andere problemen en aandoeningen die een reden voor zorg kunnen zijn
● as II persoonlijkheidsstoornissen
verstandelijke beperkingen
● as III lichamelijke ziekten
● as IV psychosociale en omgevingsproblemen
● as V hoogste niveau van aangepast functioneren in het afgelopen jaar (op sociaal, beroepsmatig
en recreatief niveau)
Veranderingen in DSM-5:
● systeem van de 5 assen is verlaten, omdat het onderscheid tussen tijdelijke syndromen en chronische
persoonlijkheidsstoornissen niet juist is gebleken
● invoering van criteria voor de ernst van de psychiatrische stoornissen, dit zet een stap in de richting van
een meer dimensionale classificatie
7 Methodisch dualisme
2 soorten filosofen:
● monisten (1 werkelijkheid, lichaam en geest zijn verschillende verschijningsvormen daarvan)
● dualisten (2 werkelijkheden, die van de geest en die van het stoffelijke)
Nature = aanleg.
Nurture = opvoeding.
Gen-omgevingsinteractie de aanleg bepaalt in wat voor omgeving je terechtkomt en dat bepaalt weer welke
invloed de genen uitoefenen.
, 2 wetenschappelijke methoden in de psychiatrie:
● natuurwetenschappelijke methode (meetbare materie die zich gedraagt volgens de natuurwetenschappelijke
wetten en verklaringen, ook wel materiewetenschap)
● geesteswetenschappelijke methode (gebeurtenissen die een betrokken beïnvloeden omdat ze een bepaalde
betekenis hebben, ook wel betekeniswetenschap)
Deze 2 methoden worden beide gehanteerd in de psychiatrie. Bij dezelfde betrokkene wordt op een materie-
wetenschappelijke manier verklaard waarom en op een betekeniswetenschappelijke manier begrepen waardoor
de psychiatrische stoornis is ontstaan.
Methodisch dualisme
Materiewetenschappelijke aanpak Betekeniswetenschappelijke aanpak
Lichaam Geest
Hersenen Psyche
Natuurwetenschap Geesteswetenschap
Aanleg Opvoeding
Genen Omgeving
Verklaren Begrijpen
Farmacotherapie Psychotherapie
8 Forensische aspecten
Betrouwbaarheid van diagnose, mogelijke oorzaken van verschillen:
● niet dezelfde informatie
● invloed van de context
● kwaliteit van contact
● invloed van sekse
● andere vragen stellen
● subjectieve oordeel diagnosticus
Contextuele factoren kunnen medebepalend zijn bij het gedrag van een betrokkene. In een gestructureerde
omgeving kunnen de symptomen doen afnemen. In een chaotische of emotioneel geladen omgeving kunnen
de symptomen juist meer naar voren komen. Niet alleen de context is van invloed op hoe een stoornis zich
manifesteert. Ook de eigenschappen van de betrokkene zelf zijn belangrijk (bijv. goede intelligentie, vermogen
tot het beheersen van impulsen).
Gedrag wordt bijna nooit door 1 factor bepaald, daarom wordt gedrag geanalyseerd vanuit een multifactorieel
perspectief complex proces van wederzijdse beïnvloeding tussen gestoorde en intacte psychische functies
en de context.
Hermeneutische methode het gedrag van een betrokkene begrijpen vanuit diens subjectieve belevingswereld
en de daaraan verbonden betekenisverlening (“waarom handelt deze unieke persoon in deze specifieke
situatie nu op deze wijze?”).
Gedragsdeskundigen: psychiaters, psychologen en orthopedagogen.