Leerdoelen Tijd in beeld samengevat
1.1
• Je kunt toelichten welke perioden en welke aspecten van het verleden worden bestudeerd bij
het vak geschiedenis.
• Je kunt voor het Midden-Oosten en voor Noordwest-Europa de prehistorie periodiseren in vijf
sub-perioden en van elk enkele kantelpunten en kenmerken (personen, gebeurtenissen,
ontwikkelingen en verschijnselen) noemen.
- Paleoliticum (oude steentijd, voor 10.000v.c.).
Om 10.000v.Chr was de laatste ijstijd voorbij. In deze tijd leefden de Neanderthalers. De
oudste vondst uit Nederland is een vuurstenen werktuig uit ca 12 000 v.C. uit Stroe,
Veluwe.
Maar de meerderheid werd gevonden in Maastricht. In Nederland hebben wij niets van
grottekeningen etc. De soorten die dit hebben gebruikt zijn Neanderthalers of
Heidelbergmensen geweest, geen Homo Sapiens.
In Oostenrijk werd het Venusbeeldje Willendorf gevonden uit ca 23 000v.C. Van dit soort
voorwerpen kunnen wij niet de functie herkennen, het is niet iets zoals een bijl, of een
speer.
Dit is dus meer gokwerk. Hetzelfde gebeurt met grottekeningen zoals die uit Chauvetgrot
uit ca 31 000 v.C., we weten niet waarom deze zijn gemaakt
- Mesolitihcum (middensteentijd, 10.000-5300v.c.)
Ijstijd voorbij, jagers en verzamelaars, nomadisch, mannetje van Willemstad, Archeon
- Neolithicum (nieuwe steentijd, 5300-2000v.c.) –
Komst landbouwsamenlevingen, Neolithische Revolutie.
Wat verbouwde men tijdens de neolithische revolutie?
o Emmertarwe (oertarwe)
o Gerst
o Vlas
o Linzen
o Erwten
o Lijnzaad
1
, o Maanzaad
Wat voor veeteelt hadden ze?
o Koeien (melk, eten)
o Schapen (melk, eten, wol)
o Geiten (melk, eten, wol)
o Varkens (eten)
o Honden (bewaken, jagen)
Wat voor gebruikersvoorwerpen en landbouwgereedschap werd gebruikt voor de
akkerbouw, veeteelt en koken?
o Aardewerk potten
o Maalstenen
o Ploegen
o Sikkels
o Gepolijste hakstenen
De veeteelt en de akkerbouw zijn kenmerken van hoe goed mensen hun omgeving
kunnen beheersen. Door de veeteelt en akkerbouw hadden ze een zekerder en
constanter bestaan, maar het was wel een eenzijdiger dieet. In Zuid-Limburg zijn
permanente nederzettingen gevonden (dit waren dus niet nederzettingen zoals die in het
Archeon). Dit waren boerderijen van ongeveer 7 bij 25 gemaakt van houten palen,
takken, leem en riet.
- Bronstijd (2000-800v.c.)
Verder bevorderde landbouwsamenlevingen, meer specialisatie, duidelijkere leiders,
groter. In deze tijd moet je denken aan de Veentempels en het meisje van Yde van circa
1475v.Chr
- Ijzertijd (800v.c.-romeinen)
Een vondst uit deze tijd is het Zwaard van Oss. In deze tijd kregen ze steeds betere
wapens, en dus ook nog heftiger geweld. Hierdoor was er nog meer behoefte aan
regionale leiders/koningen. Er kwam dus grotere sociale gelaagdheid.
• Je kunt toelichten in welke periode de landbouw en landbouwsamenleving ontstonden en wat
de gevolgen waren voor de manier van leven.
In de Neolithische revolutie (5300-2000v.Chr.), hierdoor gingen mensen van nomadisch leven
naar sedentair leven. Ze bouwden boerderijen waar ze vee hielden en aan akkerbouw deden. Ze
hadden een zekerder bestaan, maar het was wel eenzijdiger dan het leven van de
jagerverzamelaar.
• Je kunt voor Nederland de drie kenmerkende culturen van het neolithicum benoemen.
1. De Bandkeramische cultuur (5300 – 4800 v.C.) (Limburg)
2. Trechterbekercultuur (3500-2700 v.C.) (Drente)
2