Literatuur Grondslagen van het Recht
Inhoudsopgave
Literatuur week 1..................................................................................................................................................1
Lon. L. Fuller – The case of the speluncean explorers.............................................................................................1
Literatuur week 2..................................................................................................................................................3
Hoofdlijnen H1: Recht.............................................................................................................................................3
Hoofdlijnen H2: Indelingen in het recht..................................................................................................................5
Hoofdlijnen H3: Rechtsbronnen..............................................................................................................................8
Literatuur week 3................................................................................................................................................11
Hoofdlijnen H14: Strafrecht: algemeen.................................................................................................................11
Achtergronden H2 - NIET......................................................................................................................................13
Literatuur week 4................................................................................................................................................13
Hoofdlijnen H5: De organisatie van de staat: rechterlijke organisatie...................................................................13
Achtergronden H3 – NIET......................................................................................................................................18
Literatuur week 5................................................................................................................................................18
Hoofdlijnen H11: Onrechtmatige daad.................................................................................................................18
Achtergronden H5 – NIET......................................................................................................................................21
Wrongful Birth arrest – NIET.................................................................................................................................21
Literatuur week 6................................................................................................................................................21
Hoofdlijnen H15: Strafrecht: de delictsomschrijving.............................................................................................21
Hoofdlijnen H16: Strafrecht: de wederrechtelijkheid en schuld............................................................................23
Hoofdlijnen H17: Strafprocesrecht: algemeen......................................................................................................26
Achtergronden H6 – Rechtvaardiging van straf.....................................................................................................30
Literatuur week 7................................................................................................................................................34
Achtergronden H7 – NIET......................................................................................................................................34
Achtergronden H8 – Gelijkheid.............................................................................................................................34
Literatuur week 8................................................................................................................................................38
Hoofdlijnen H22: Internationale procedures inzake mensenrechten....................................................................38
Literatuur week 1
- Lon. L. Fuller – The case of the speluncean explorers
Lon. L. Fuller – The case of the speluncean explorers
Jaar 4300. Het is een arrest van het hoogste rechterlijke college van de fictieve staat Newgarth. De vijf
rechters buigen zich over de vraag of een groep speleologen, die opgesloten zat in een grot en alleen in
leven kon blijven door na een afgesproken loting een hunner te doden en op te eten, zich daardoor
schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het strafrechtelijke verbod om andere opzettelijk van het leven
te beroven.
Er zijn hier vier methoden van rechtsvinding:
- Rechtspositivisme (Rechtszekerheid centraal) (Truepenny) (Keen)
Er is alleen positief recht.
- Natuurrecht (Rechtvaardigheid centraal) (Foster)
Naast het recht zijn er soort algemeen geldende universele (morele) beginselen die naast het
positieve recht bestaan.
- Constructivisme (Rechtvaardigheid centraal) (Foster)
- Juridisch pragmatisme (Doelmatigheid centraal) (Handy)
Het recht als instrument zien die je als handige manier kunt inzetten.
Basisfuncties van de rechtsorde:
- Rechtszekerheid: je wordt beschermd in de rechten die je hebt.
, - Rechtvaardigheid: doel is niet per se sociale vrede maar vooral creëren voor een meer gelijke
samenleving.
- Doelmatigheid
De vijf rechters:
Truepenny: volgt de letter van de wet: rechtszekerheid/ burgerlijke ongehoorzaamheid. De letter van de
wet moet worden gevolgd, ze hebben Whetmore opzettelijk gedood dus ophanging. Het vonnis moet in
stand blijven maar er zou wel een verzoek tot strafvermindering aan de Chief Executive kunnen worden
ingediend.
Foster: volgt het doel van de wet. Hij geeft twee argumenten. Eerste is natuurrechtelijk: de
wetenschappers waren in een natuurtoestand waar normale wetten niet op hen van toepassing waren,
maar wel de wetten die voortvloeien uit principes die gepast zijn in hun omstandigheden. Hun acties (het
doden van Whetmore) waren het gevolg van een unanieme overeenstemming die vereist was in hun
situatie. Hij spreekt van een ‘tribunal of common sense’, een hoger recht dat boven het positieve
(geldende) recht van Newgarth gaat. Het tweede is constructivistisch: de vorige rechters vinden dat er
gestraft moet worden met het oog op afschrikking, er moet dan gekeken worden naar de doel van de wet.
Het doel van de wet is afschrikken en voorkomen. Volgens Foster snapt de samenleving ook dat het gaat
om special zware omstandigheden, er moet dan ook meer naar de omstandigheden gekeken worden en
daarom is afschrikking als doel niet na te streven. De situatie in de grot gaat om leven en dood, de wet kan
dus niet afschrikwekkend werken. Hij is voor Vrijspraak.
Tatting: Hij neemt geen beslissing en trekt zich terug uit de besluitvorming. Hij ziet meerdere doelen en
heeft commentaar op de argumentatie van Foster: (1) Je kunt de plicht om te doden niet op zij zetten. Het
recht op leven is ook een natuurrechtelijk beginsel, dat dus nu geschonden wordt. (2) er is niet alleen een
doel van afschrikking maar ook van vergelding.
Keen: letter van de wet. Tegen Foster: de vraag over goed en slecht is irrelevant, aangezien de wet
gehandhaafd moet worden en niet de eigen concepties van moraliteit. Het vonnis moet in stand blijven
omdat (i) zij niet bevoegd zijn om te beslissen of gratie verleend moet worden, wetten kunnen veranderd
worden maar niet door de rechtspraak, hier is een scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht. (ii)
Zij moeten alleen een juridisch oordeel vellen. Het hebben van goede regels is de verantwoordelijkheid van
leiders en burgers, burgers moeten zorgen dat ze goede leiders kiezen en de leiders moeten zorgen dat er
goede regels zijn die de rechters kunnen uitvoeren.
Handy: Rule of man; rule of law: volksmeerderheid. Het recht als instrument die je op een handige
manier kunt inzetten. Volgens Handy moet het recht enkel worden ingezet om een bepaald doel te
bereiken. Efficiëntie staat daarbij voorop. Hij stelt voor om opiniepeilingen te doen, een grote meerderheid
van de bevolking wil dat de grotverkenners vrijuit gaan, dat is dan ook zijn oordeel. Hij vindt de mening van
het volk belangrijker. Uiteindelijk schiet niemand er wat mee op om deze mannen te veroordelen. Handy
geeft tijdens zijn pleidooi nog een voorbeeld van de predikant: de volgelingen van de predikant waren niet
helemaal tevreden met hem en hielden een bijeenkomst waar hij niet voor was uitgenodigd, hij is daar
toen toch naar toe gegaan en werd in elkaar geslagen (zijn kaak gebroken). Handy vraagt zich af: het is
moeilijk te beredeneren wie er nu geslagen heeft, en ook de predikant had daar niet moeten zijn. Dus we
doen er niets mee = een pragmatische oplossing. In deze casus: vanuit common sense is het zo’n rare
situatie, we kunnen allemaal begrijpen dat dit gebeurd is, dan gaan we niet tot een veroordeling komen.
We doen gewoon niets.
Conclusie: Truepenny en Keen veroordelen. Handy en Foster spreken vrij. Tatting beslist, door juist niet te
beslissen. Omdat er geen overeenstemming is blijft het oordeel van de lagere rechter in stand en zullen de
grotverkenners hangen.
Dus:
Truepenny Blijft trouw bij de uitspraak van de jury maar laat de strafvermindering aan de Chief
Executive. Hij is voor doodvonnis.
,Foster Bevordert het gezond verstand van de mens en zegt dat ons recht niet van toepassing was.
Was het wel van toepassing dan geldt hier een schulduitsluitingsgrond. Hij is voor vrijspraak.
Keen Wil zich scherp aan de wet houden en blijft bij de letter van de wet. Wetten kunnen
veranderd worden door het parlement, niet door rechtspraak. Ook hij is voor doodvonnis.
Handy kijkt naar de maatschappelijke aanvaardbaarheid. Beleidsdoelen van de maatschappij prevaleren
altijd op ‘hoger recht’ of ‘geschreven recht’. Hij is voor vrijspraak.
Tatting kan geen keuze maken, hoewel er wel twee rechters voor en twee tegen zijn. Hij vlucht voor de
uitspraak.
Literatuur week 2
- Grondslagen van het recht 1: Hoofdlijnen. M de Blois, 8 e druk – H1, H2, H3
Hoofdlijnen H1: Recht
Rechtsregels
Zolang alles volgens verwachting verloopt en er geen problemen opduiken, leidt het recht een sluimerend
bestaan. Echter wanneer er problemen opduiken is de kans groter dat we ons op het recht beroepen en
onze ‘eigen rechten’ ter sprake brengen. Rechtsregels in het dagelijks leven hebben dus een aantal functies:
-Ze verschaffen ons informatie: we kunnen te weten komen welke rechten en plichten we zelf hebben en
welke rechten en plichten anderen hebben.
-Op grond van de rechtsregels weten we hoe we ons behoren te gedragen en wat we mogen verwachten
van anderen.
-De rechtsregels bepalen en sturen ons leven, daarvan zijn we ons maar deels bewust. Meestal komt de
kennis van het gebruik van recht pas aan de oppervlakte bij problemen of conflicten.
Rechtsregels en andere sociale regels
Rechtsregels zijn niet de enige regels in de samenleving. Er zijn andere sociale regels die ook het gedrag van
mensen bepalen. Naast algemene aanvaarde regels in het maatschappelijk verkeer zijn er nog andere
sociale regels zoals groepsregels, morele regels en regels van beroepsethiek. Groepsregels bepalen hoe de
leden van een groep zich hebben te gedragen. Morele regels bevatten normen en waarden die betrekking
hebben op fundamentele levensvragen. De beroepsethiek geeft aan hoe het beroep op een juiste en
zorgvuldige wijze uitgeoefend moet worden.
Rechtsregels en sociale regels staan niet altijd naast elkaar. Soms overlappen ze elkaar: een
rechtsregel verbiedt wat ook sociaal onaanvaardbaar wordt gevonden. Anderzijds zijn er rechtsregels die in
strijd zijn met sociale regels. De wettelijke regels die euthanasie en abortus toestaan, zijn in strijd met de
morele opvattingen van sommige godsdiensten. Niet alleen wat onderwerp betreft kunnen rechtsregels en
sociale regels overeenkomen. Sociale regels kunnen net als rechtsregels een ‘overtreder’ aanpakken. Wie
zich niet gedraagt volgens de regels van de eigen sociale groep merkt daarvan de gevolgen.
Rechtssysteem
Juridische regels en juridische instituten fungeren als een systeem dat de samenleving en het sociale leven
ordent en stuurt.
Het rechtssysteem kent een aantal functies:
-Het scheppen van sociale orde: waardoor mensen hun handelen op elkaar kunnen afstemmen.
-Het bevorderen van niet-gewelddadige conflictbeslechting: in geval van conflicten biedt het rechtssysteem
de gelegenheid om deze door een objectieve derde te beslissen.
-Het garanderen van de individuele ontplooiing en autonomie van burgers: Recht biedt individuen de
vrijheid om, ook weer binnen bepaalde grenzen, hun leven in te richten op de manier die ze zelf kiezen.
-Het bewerkstelligen van een zo rechtvaardig mogelijke verdeling van schaarse goederen in de samenleving.
-Het kanaliseren van sociale verandering: het recht kent procedures om veranderingen in de samenleving op
een geordende manier teweeg te brengen. Hierbij hebben leden van de samenleving of hun
vertegenwoordigers inspraak.
, Zeker in de huidige samenleving heeft de overheid – de staat- een belangrijke taak bij de verwezenlijking
van de doelstellingen van het rechtssysteem. De staat heeft daarvoor verschillende organen in het leven
geroepen. Deze organen hebben verschillende functies. De belangrijkste functies van de organen zijn:
-Wetgeving; het vaststellen van algemene regels. Echter alleen vaststellen is niet voldoende, de regels
moeten ook gerealiseerd worden, dat wil zeggen: uitgevoerd en toegepast.
-Bestuur: de overheid stelt overheidsorganen in die regels uitvoeren, toepassen of op de naleving ervan
toezien (handhaving van regels).
-Rechtspraak: de rechter is het orgaan dat oordeelt of de overtreding van rechtsregels daadwerkelijk heeft
plaatsgevonden.
Soorten rechtsregels
Recht bestaat voor een groot deel uit regels die gedrag van burgers trachten te beïnvloeden en te sturen. Er
zijn daarnaast rechtsregels die betrekking hebben op de organisatie van het rechtssysteem maar ook
rechtsregels die vastgelegd zijn in normen:
-Gedragsnormen: rechtsregels die een gedraging gebieden, verbieden of toestaan. Vooral in het strafrecht
vinden we normen die gebieden en verbieden. Een kenmerk is dat ze doorgaans gekoppeld zijn aan
dwang of straf. Wie zo’n rechtsregel niet gehoorzaamt, kan geconfronteerd worden met een strafsanctie
(boete of gevangenisstraf).
-Sanctienormen: dit is een regel die aangeeft wat degene die zich niet aan een gedragsnorm houdt te
wachten staat. Gedragsnorm en sanctienorm zijn vaak aan elkaar gekoppeld. Bij sancties in het
strafrecht gaat het meestal om een straf, in andere rechtsgebieden komen andere sancties voor.
-Bevoegdheidsverlenende normen: deze normen geven staatsorganen een bepaalde macht. Dit kan
betekenen dat een staatsorgaan rechten en plichten vaststelt of bepaalde handelingen verricht. Het is
vaak essentieel dat bevoegdheden zo helder mogelijk zijn vastgelegd (zoals bij bestuursorganen en de
rechter) anders neemt het risico op willekeur en aantasting van de rechtszekerheid toe.
Positiviteit, gelding en effectiviteit van recht
Rechtsregels zijn regels die op een bepaalde tijd in een bepaalde gemeenschap voorkomen. Om te
beantwoorden wat we bedoelen met de term ‘voorkomen’ wordt er een onderscheid gemaakt tussen
positiviteit, gelding en effectiviteit van het recht.
Positiviteit: onder positief recht wordt verstaan dat het recht in een bepaalde gemeenschap door mensen
vastgesteld of erkend is. Omdat het door mensen is vastgesteld onderscheid het zich van ideale recht: recht
dat men wenst en nastrevenswaardig vindt. Het positief recht kan voor iemand geheel of gedeeltelijk met
het ideale recht samenvallen. Het begrip rechtvaardigheid en het ideale recht fungeren als toetssteen van
positief recht.
Gelding: positieve rechtsregels hebben doorgaans gelding, zij zijn verbindend. Dit houdt in dat een
rechtsregel op een bepaalde plaats en tijd voor een bepaalde groep personen aanspraak op
gehoorzaamheid heeft. De rechtsregel legt rechten, plichten of bevoegdheden vast die juridisch
afdwingbaar zijn. Als er gezegd wordt: dit is geen positief recht, dan betekent het dat er geen positieve
geldende rechtsregel is waarin een bepaald recht (zoals recht op een basisinkomen) is vastgelegd. Het is
dan meer een regel van ideaal recht.
Effectiviteit van het recht: hiermee wordt bedoeld dat het recht in het algemeen daadwerkelijk
gehoorzaamd, toegepast of gehandhaafd wordt. Niet alle positieve rechtsregels in ons rechtssysteem zijn
effectief. Het komt dan ook voor dat de overheid bewust of oogluikend de overtreding van rechtsregels
toelaat. Dit noemt men ‘gedoogbeleid’. Bij effectiviteit gaat het niet om een kwestie van alles of niets. Je
kunt niet uit bepaalde sociale problemen afleiden dat een rechtsregel niet effectief is. Soms kan aan het
licht gekomen gebrekkige effectiviteit van regelgeving reden zijn voor actie van de overheid en past deze de