Wereldeconomie H1, een wereld van verschillen
BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India en China
Welvaartsindicator: maatstaaf voor de welvaart. Er bestaan verschillende welvaartsindicatoren:
- BBP per hoofd van de bevolking
- Koopkracht
- Voorzieningen voor de gezondheidszorg en het onderwijs die de overheid financiert, door
een hogere welvaart neemt de levensverwachting toe
- Human Development Index (HDI): een indexcijfer berekend als een gewogen gemiddelde van
een aantal indicatoren. Voorbeelden van die indicatoren zijn: de levensverwachting bij de
geboorte, gemiddeld aantal jaren onderwijs en het BBP per hoofd.
Wereldeconomie H2, Het internationale economisch verkeer
Arbeidsverdeling/arbeidsdeling: het verdelen van het productieproces in deeltaken
Invoer/import: de waarde van de in het buitenland gekochte producten
Uitvoer/export: de waarde van de aan het buitenland verkochte producten
Internationale-/ buitenlandse handel: wanneer transacties de nationale grenzen overschrijden
Saldo op de handelsbalans: het verschil tussen de waarde van de goederenuitvoer en –invoer. Soms
wordt ook het verschil tussen de waarde van de dienstenuitvoer en –invoer bij het saldo opgeteld.
Handelsoverschot: als de goederenuitvoer de invoer van goederen overtref
Handelstekort: als de goederenuitvoer lager is dan de goedereninvoer
In- en uitvoer zijn waardegrootheden, ze hebben een volume- en een prijscomponent. De volume
houdt de hoeveelheden in. Stel dat NL 500 kl kaas exporteert tegen een prijs van 5,- per kl, dan is de
uitvoerwaarde 500x5=2.500,-. Het volume is 500kl en de exportprijs is 5,-.
Wederuitvoer: de goederen die zijn ingevoerd, tijdelijke eigendom worden van een NL bedrijf, en
vervolgens na een kleien bewerking worden uitgevoerd.
Doorvoer: wanneer de goederen die worden ingevoerd en daarna weer worden uitgevoerd geen NL
eigendom zijn geweest
Exportquote: de waarde van de uitvoer van goederen en diensten in procenten van het bbp. Het is
een indicator voor de ‘openheid’ van je economie
Importquote: de waarde van de invoer van goederen en diensten in procenten van het bbp
Gesloten economie/autarkie: een economie zonder export en import
De klassieke econoom David Ricardo analyseerde de voordelen van internationale handel. Hij
hanteerde daarbij de arbeidswaardeleer: de waarde van een product wordt uitsluitend bepaald door
de hoeveelheid arbeid die nodig is om het product te maken.
In de tabel rechts zie je een voorbeeld van een Arbeidskosten (aantallen Opofferingskosten
tweelandenmodel met twee sectoren om de voordelen uren arbeid nodig voor …) per eenheid
van internationale te laten zien. Tsjechië heeft de Vat bier Vat wijn Bier Wijn
Tsjechië 10 20 0,5 wijn 2 bier
laagste opofferingskosten bij bier (0,5 wijn < 2 wijn) en
Slowakije 20 10 2 wijn 0,5 bier
Slowakije heeft de laagste opofferingskosten bij wijn
(0,5 bier < 2 bier). De conclusie is dat Tsjechië zich gaat specialiseren in bier en dit deels uitvoert naar
Slowakije en dat Slowakije zich specialiseert in wijn en dit deels uitvoert naar Tsjechië. Tsjechië is
goedkoper in bierproductie en Slowakije in wijnproductie. Tsjechië heeft een zogenaamd absoluut
kostenvoordeel bij bier en Slowakije bij wijn.
, Stel dat een land zowel een absoluut voordeel heef bij wijn als bier. Wat gebeurt er dan?
Ricardo zegt dat de gezamenlijke welvaart van landen toeneemt als elk land zich toelegt op het
product waarbij het comparatieve (relatieve) kostenvoordelen heef: het product met de laagste
opofferingskosten. Volgens zijn theorie van de comparatieve kostenverschillen, ook relatieve
kostenverschillen genoemd, zal een land zich specialiseren in die goederen waarbij het een
comparatief kostenvoordeel heef.
Comparatief kostenvoordeel: de opofferingskosten van dat product zijn lager dan in andere landen
In de tabel rechts zie je dat FR een absoluut kosten- Arbeidskosten (aantallen Opofferingskosten
voordeel heeft bij beide producten. DU heeft een uren arbeid nodig voor …) per eenheid
comparatief kostenvoordeel bij de productie van bier Vat bier Vat wijn Bier Wijn
(2 wijn < 3 wijn) en FR bij wijn (0,33 bier < 0,5 bier). DU Duistland 30 15 2 wijn 0,5 bier
Frankrijk 15 5 3 wijn 0,33 bier
zal zich specialiseren in bier en FR in wijn.
Om de voordelen van de handel te laten zien, breiden we het voorbeeld verder uit. We
veronderstellen dat DU in een periode 180 miljoen arbeidsuren beschikbaar heeft en
FR 90 miljoen. In de uitgangsituatie zijn beide landen nog autarkisch. We gaan
ervanuit dat beide landen de helft van hun arbeidsuren inzetten voor bier en de
andere helft voor wijn. Rechts zie je de totale productie.
Vervolgens gaan de grenzen open voor handel. DU produceert alleen bier en FR alleen
wijn. Zoals je ziet, is de totale productie van bier en wijn toegenomen van 21 miljoen
naar 24 miljoen. We veronderstellen dat de internationale ruilverhouding 1 vat bier =
2,5 vaten wijn is. De Duitsers willen hun bierconsumptie niet veranderen, maar wel
graag meer wijn drinken. De Fransen willen ook meer wijn consumeren en laten hun
bierconsumptie zoals die is.
DU zal 6-3= 3 miljoen vaten bier exporteren voor 3 x 2,5= 7,5 miljoen vaten wijn. De Duitsers
7,5−6
vergroten hun wijn consumptie dus met 25% ( ∙ 100 =25 ). De Fransen exporteren 7,5
6
miljoen vaten wijn en houden 18-7,5= 10,5 miljoen vaten wijn over. De Franse wijn consumptie stijgt
met 16,7%. Het is dus ook voordelig om internationaal te ruilen als een land beter is in het
produceren van beide producten.
De theorie van de comparatieve kostenverschillen werkt zolang de waarde van een product
uitgedrukt wordt in het aantal uren arbeid. In het echt komen er echter ook andere kosten bij kijken.
De comparatieve-kostentheorie is in de loop van de tijd verder ontwikkeld. Naast de kosten van
arbeid zijn nu ook andere kosten in de theorie opgenomen. De centrale gedachte is echter nog
steeds: de comparatieve-kostenverschillen zijn de oorzaak voor internationale handel. De kwantiteit
en de kwaliteit van de in een land aanwezige natuurlijke hulpbronnen, arbeid, kapitaal en
ondernemerschap (productiefactoren) is van grote invloed op de kosten.
Natuurlijke hulpbronnen: In NL is de grond heel vruchtbaar voor veeteelt waardoor kaas hier
relatief goedkoop geproduceerd kan worden. Verder maakt de ligging aan het water en grote
rivieren het mogelijk om gebruik te maken van goedkoop transport over water.
Arbeid: lage loonkosten kunnen je een comparatief voordeel bezorgen bij arbeidsintensieve
productie. Naast de hoogte van de lonen, speelt sociale rust een rol. Landen met veel
stakingen zijn onaantrekkelijk als vestigingsplaats voor internationale bedrijven. Veel
stakingen leiden tot sociale onrust en productieverlies. Daarnaast is arbeidsproductiviteit van
belang. Deze wordt o.a. bepaald door de kwaliteit van arbeid, het menselijk kapitaal (het
geheel aan kennis, ervaring en vaardigheden van de beroepsbevolking).
Kapitaal: de aanwezige voorraad kapitaalgoederen en de kwaliteit daarvan bepalen voor een
deel de concurrentiekracht van een land. Kapitaal bevat niet alleen machines, installaties en
bedrijfsgebouwen, maar ook de infrastructuur. De infrastructuur is bepalend voor de