Kennislijn aantekeningen ‘recht en macht’ periode 1
Je mag dunne post-its oplakken met bv 1 woordje als ‘huurovereenkomst’ om dingen snel te
kunnen vinden.
Les 1:
Leerdoelen:
1. Je gaat de juridische concepten en begrippen leren die je nodig hebt bij het begeleiden van
cliënten in vrijwillig kader en gedwongen kader.
2. Je gaat leren hoe je een casus over een cliënt in vrijwillig en gedwongen kader juridisch kan
analyseren, interpreteren, oplossen en een passende stuk tekst schrijven.
Rechtsbronnen:
Verdrag.
Wet.
Jurisprudentie, de uitspraak van de rechter.
Gewoonterecht, regels die nergens zijn opgeschreven, maar die wel overal gelden. ( zoals het
motie van wantrouwen bij een minister).
Indeling van het recht:
Nationaal recht:
Burgerlijk recht, burger <-> burger. Hiervan kan er ook één organisatie zijn. Dat is een
rechtspersoon: een organisatie/bedrijf wat wij op kunnen richten. Een conflict over je salaris,
je staat tegenover de rechtspersoon.
Strafrecht. (TBS bijvoorbeeld).
Bestuursrecht, burger <-> overheid. De overheid is dienstverlenend.
Staatsrecht, de inrichting van de overheidsinstanties onderling. De basisrechten van burgers;
grondrechten en mensenrechten.
Internationaal recht, alle regels en afspraken tussen landen onderling, die ook voor bur0gers
in Nederland bindend zijn.
Rechtsstaat:
Een staat waarbij de overheidsmacht wordt begrensd door:
Legaliteitsbeginsel: geen bevoegdheid zonder wet. Zowel de overheid (het hoogste bevoegde
gezag in een land) als de burgers (de inwoners van een land) van een staat zijn gebonden aan
de wet/. Als de overheid dwang wil toepassen (= ingrijpen in de rechten en vrijheden van de
burgers_ dan moet de bevoegdheid daartoe in de wet staan.
Scheiding van machten (trias politica). De macht in een staat is verdeeld in drie machten: 1.
De wetgevende mach, 2. De uitvoerende/bestuurlijke macht, 3. De rechterlijke macht.
Herkomst: Charles Motesquieu (1689-1755, Frankrijk).
Waarborging van de grondrechten.
Rechterlijke controle. De rechters toetsen de rechtmatigheid van het overheidshandelen. De
rechters moeten onafhankelijk en onpartijdig zijn. De rechters worden voor het leven
benoemd (onafhankelijk). Dit doen ze om ervoor te zorgen dat de rechters zonder invloed
uitspraken doen, zonder bang te zijn dat ze daarvoor ontslagen zullen worden. De rechters
doen uitspraken zonder invloed van de andere machten (onpartijdig).
Democratie. De burgers kiezen wie het land regeert (volksheerschappij). Kenmerken: er is een
volksvertegenwoordiging (parlement, provinciale staten en gemeenteraad. Er is actief en
passief kiesrecht. Er zijn vrije, eerlijke en geheime verkiezingen. Vreedzame wisseling van de
macht, dit houdt bijvoorbeeld in dat de minister president ( Mark Rutte) zijn verlies erkent als
een andere minister president wordt gekozen. Controle op de overheid mogelijk
, (openbaarheid v.h. bestuur, NGO’s (Niet-govermentele-organisatie, Amnesty International) ,
vrije media). De rechten en de mening van de minderheid worden gerespecteerd.
Grondrechten/mensenrechten:
Basisrechten van burgers (burgerrechten). Herkomst: Thomas Hobbes, John Locke. Zij hebben
nagedacht over de legitimiteit van de staat(macht) tot haar burgers: sociaal contract,
natuurtoestand is onhoudbaar, onveilig (niet wenselijk). Burgers dragen een stukje van hun
vrijheid over aan een soeverein in ruil voor veiligheid. Geen natuurstaat, maar een rechtstaat.
Deze wetten staan in de grondwet (grondrechten) en de internationale verdragen
(mensenrechten). De eerste grondwet in Nederland: Bataafse Republiek (1795-1806).
Grondwetherziening in 1848 (Thorbecke): Het parlementaire stelsel werd ingevoerd, de
koning verloor veel macht, burgers kregen meer vrijheden. Voorbeelden van internationale
verdragen: IVPBR (Internationaal verdrag inzake burgerrechte en politieke rechten, Verenigde
Naties 1966). EVRM (Europees verdrag voor de rechten van de mens, Raad van Europa 1950).
Hierin vinden we de ‘grondrechten’ terug als ‘mensenrechten’.
Soorten grondrechten: Klassieke grondrechten (overheid passief): beschermen burgers tegen
de overheid. Burgers kunnen zich hierop beroepen bij de rechter. Sociale grondrechten
(overheid actief): de overheid moet zorgen voor de burger. Burgers kunnen zich niet hierop
beroepen bij de rechter.
Vrijwilligheid en dwang:
Zelfbeschikkingsrecht (autonomie) in de zorg. Het recht om te beslissen over: je lichaam, je
privacy, je vrijheid van bewegen. Deze rechten vinden we in: de internationale verdragen,
zoals IVBPR en RVRM, als mensenrechten (universeel). De grondwet als grondrechten (alleen
van toepassing voor de burgers van Nederland).
Grondrechten die in de grondwet staan die onder het zelfbeschikkingsrecht vallen. Privacy:
artikel 10, privacy. Lichaam: artikel 11, onaantastbaarheid lichaam. Vrijheid van bewegen:
artikel 15, vrijheidsontneming.
Dwang in de zorg, betekenis: iemand wordt tegen zijn wil in genoodzaakt om iets te doen of
te laten. In de zorg: er wordt tegen de wil van iemand een inbreuk gedaan op zijn
zelfbeschikkingsrecht. De rechtvaardiging voor dwang is vastgelegd in de wet.
Wanneer pas je ‘dwang’ rechtmatig toe: als je bevoegdheid hebt, in overeenstemming met
het recht (wet en regels) -> objectief. Rechtvaardig: eerlijk, subjectief.
Proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid:
Drie belangrijke beginselen die je in acht moet nemen bij het toepassen van dwang.
‘Maatstaven’ om te toetsen of je rechtvaardig handelt bij het toepassen van dwang.
Subsidiariteit: als er een andere oplossing mogelijk is, dan geen dwang toepassen.
Proportionaliteit: als dwang wel noodzakelijk is, dan de minst ingrijpende manier toepassen.
Doelmatigheid: het gekozen dwangmiddel is naar verwachting effectief.
Wetgevende macht Bestuurlijke macht Rechterlijke macht
Rijksoverheid Eerste kamer, tweede Regering. Hetzelfde voor
kamer en de regering. allemaal. (Rechterlijke
organisatie).
Provincie Provinciale staten. Gedeputeerde staten Hetzelfde voor
allemaal. (Rechterlijke
organisatie).
Gemeente Gemeenteraad. College B&W: Hetzelfde voor
Burgermeester en allemaal. (Rechterlijke