Organisatie en Technologie hoorcolleges
College 1
Organisatorische bevindingen:
• Organisatie
• Belanghebbenden
• Technologie
Hoe kun je organisaties beschrijven?
• Organogram (Eigenaar, staf afdeling, manager vestigingen)
• Waardeketen (fabrikant, dealer, klant)
• Logistieke grondvorm (input, proces, output)
Organisaties zijn doelgericht en verbonden met de externe omgeving.
Producten= kunnen worden opgeslagen als voorraad, verkocht en geretourneerd.
Diensten= gecreëerd in hoge interactie met klant.
Technologie= tools, technieken, om input te transformeren naar output.
Uitdagingen voor organisaties:
• Globalisering
• Ethiek
• Verantwoord ondernemen
• Duurzaamheid
• Snelheid van reageren
Casus: uitdagingen in logistiek
• Milieu: uitlaatgassen
• Sociaal: slechte werkomstandigheden, oudere beroepsbevolking, luchtvervuiling
• Economisch: logistiek kost 5% van BNP.
Belang van organisaties:
• Bij elkaar brengen van middelen om doelen te bereiken
• Diensten/goederen efficient produceren door specialisatie
• Innovatie
• Moderne technologie
• Aansturen externe omgeving
• Aansturen en motiveren medewerkers
• Transactiekosten verminderen
Gesloten systemen= focus op eigen organisatie zonder afhankelijkheid en beïnvloeding.
Open systemen= aandacht voor de rol van organisatie in de keten en omgeving.
Supply Chain Management= coördinatie van alle activiteiten die te maken hebben met de stroom en
transformatie van goederen en diensten. (betreft coördinatie, samenwerking, management,
integratie)
Om klantwaarde te verhogen en kosten te besparen.
,Input en output modellen:
• Material Processing Operation (MPO)
• Input: Materiaal; • Proces: verwerken van het materiaal;
• Customer Processing Operation (CPO)
• Input: Mensen; • Proces: voortbrengen dienst;
• Information Processing Operation (IPO)
• Input: Informatie; • Proces: operaties voor product/dienst
Efficiëntie= het werk op de juiste manier doen
Productiviteit= output/input
Effectiviteit= mate waarin doelen gerealiseerd worden.
Stakeholders: belanghebbenden
Intern:
• Medewerkers
• Managers
• Eigenaren
• Aandeelhouders
Extern:
• Leveranciers
• Klanten
• Maatschappij
• Overheid
• Geldverstrekkers
• Vakbonden
Shareholders: aandeelhouders
Vroeger was het doel, de winst maximaliseren voor aandeelhouders.
In 2019 kwamen nieuwe hoofddoelen: waarde aan klanten, investeren.
Van ambachtelijke productie naar massaproductie:
• Middeleeuwen: gilden. (voordelen: kennisuitwisseling, regels) (nadelen: geen vernieuwing,
monopolie)
• 18e eeuw: arbeidsdeling.
• Vanaf 1750: technologieontwikkeling.
• Vanaf 1900: massaproductie.
Klassieke Management Theorie= er is maar 1 goede manier voor de organisatie.
Wetenschappelijke Management Theorie= verschuiven van alle verantwoordelijkheid van
medewerker naar manager. Centralisatie in planning en aansturing.
, Theorie van Systems & contingency= er is niet 1 systeem. Het hangt af van de omgeving,
klanten, concurrenten. Meer aandacht voor de mens in de organisatie. Taakspecialisatie kan
namelijk tot vervreemding leiden.
• Vanaf 1950: 3e industriële revolutie. Inzet van meer 'computer technologie'.
• 4e industriële revolutie: robots, 3D, zelfrijdende auto, etc.
Industrie 5.0 kenmerkt zich door:
• Welzijn medewerkers centraal
• Nieuwe technologieën
• Rekening houden met beperkingen planeet
• Verplaatsing van waarde voor aandeelhouders naar waarde voor belanghebbenden.
College 2
Richting geven aan en ontwerp van organisaties:
Kerncompetenties= de vaardigheden en kunde in het creëren van waarde die maken dat een
organisatie doelen bereikt.
Bronnen van kerncompetenties:
• Mensen in de organisatie
• Middelen zoals grond, kapitaal, fabrieken, merken
• Aansturing van mensen en middelen in de organisatie
Operationele doelen= beschrijven uitkomsten die te meten zijn en vaak gekoppeld aan korte termijn.
Prestatiemeting en doelen stellen:
Methodes en procedures analyseren en keuzes maken.
Bijv:
, Kritieke doelen door management vaststellen, team doet de rest.
Normen en waarden sturen beslissingen en houden inzet hoog.
(in sport staan speelveld en regels vast, rest wordt overgelaten aan team)
KPI'S: Kritische Prestatie Indicatoren/ Key Performance Indicatoren
= Variabelen om prestaties te monitoren. Eenduidig geformuleerd en meetbaar en een norm.
Aansluiting bij officiële doelen is essentieel.
Waardeketen van Porter:
Individuele organisaties voegen waardes toe. De elkaar opvolgende partijen voegen ook waarde toe.
> Waardeketen van Porter.
Operations binnen bedrijf brengt goederen/diensten voort.
Logistieke grondvorm= Transformatieproces met voorraadpunten.
Strategie= plan om competitief voordeel te behalen en zo de doelen van de organisatie te behalen.
(keuzes maken, beslissingen nemen en doelen stellen).
Bijv deze 4:
• Lage-kosten strategie
• Differentie strategie (uniek aanbod)
• Focusstrategie (gericht op segment) gericht op lage kosten
• Focusstrategie (gericht op segment) gericht op differentiatie
3 Waardestrategieën: Treacy & Wiersema (1993)