Bas Dammers
11 augustus 2023
Samenvatting Aansprakelijkheidsrecht
Leereenheid 1 - Verbintenissen uit de wet: inleiding en samenloop
Binnen het aansprakelijkheidsrecht staat artikel 6:162 BW centraal. Is iemand op grond van dit artikel
aansprakelijk, dan ontstaat jegens een ander een verbintenis tot schadevergoeding. Een verbintenis is
een vermogensrechtelijke rechtsverhouding tussen twee of meer personen krachtens welke de een tot
een prestatie verplicht is (passieve zijde), terwijl de ander tot die prestatie gerechtigd is (actieve zijde).
Een rechtsplicht (bv. zeggen dat een ander verplicht is om zich te onthouden van het toebrengen van
schade door onrechtmatig handelen) is breder dan een verbintenis. Van rechtsplichten kan nakoming
worden gevorderd. Aan het bestaan van een verbintenis zijn ingrijpende consequenties verbonden (bv.
rechts afdwingbaar art. 3:296 BW). Voor een verbintenis is een wettelijke basis vereist (art. 6:1 BW),
maar door de redelijkheid en billijkheid art. 6:2 BW en art. 6:162 lid 2 BW zijn verbintenissen die uit
het ongeschreven recht voortvloeien ook als verbintenissen uit de wet aan te merken. Dit geldt ook voor
verplichtingen die passen in het stelsel van de wet en aansluiten bij wel in de wet geregelde gevallen
(Quint-Te Poel). De verplichting tot het betalen van schadevergoeding op grond van onrechtmatige
daad is na de overeenkomst de belangrijkste bron van verbintenissen. Men kan op grond van
onrechtmatige daad op twee manieren aansprakelijk zijn. Ten eerste is er persoonlijke
aansprakelijkheid: degene die schade heeft veroorzaakt is in eigen persoon aansprakelijk. Ten tweede is
er kwalitatieve aansprakelijkheid: men is in een bepaalde kwaliteit/hoedanigheid aansprakelijk voor de
schade veroorzaakt door een persoon met wie men in een bijzondere verhouding staat (bv. ouder/kind)
of een zaak/dier ten opzichte waarvan men in een bepaalde relatie staat (bezitter/dier).
Vernietiging op grond van een wilsgebrek (art. 3:44 e.v. BW) en op grond van de Pauliana (art. 3:45
BW) kan met een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad worden
gecombineerd. Wanprestatie levert op zichzelf geen onrechtmatige daad op in de zin van art. 6:162
BW. Wel kan een bepaald handelen of nalaten niet alleen een verplichting tot schadevergoeding op
grond van wanprestatie opleveren, maar tevens leiden tot een onrechtmatige daad: samenloop
contractuele en wettelijke aansprakelijkheid. Dus als een feitencomplex ook los van de
contractuele verhouding als onrechtmatige daad kan worden aangemerkt, kan de benadeelde zijn
vordering ook op art. 6:162 BW baseren. Ook vorderingen op grond van onverschuldigde betaling of
ongerechtvaardigde verrijking kunnen samenlopen met een vordering uit onrechtmatige daad. Vormen:
- Een handeling levert jegens de contractpartij zowel een toerekenbare tekortkoming als een
onrechtmatige daad op. Dit is slechts het geval als de gedraging, onafhankelijk van de schending van de
uit de contractuele relatie voortvloeiende verbintenis, een onrechtmatige daad oplevert (Boogaard-
Vesta);
- Een handeling levert t.o.v. de wederpartij een toerekenbare tekortkoming op en jegens een derde
tevens een onrechtmatige daad;
1
,- Het door een derde gebruik maken of uitlokken van de toerekenbare tekortkoming van een
contractpartij kan een onrechtmatige daad jegens de andere contractpartij opleveren (bv. A en B
spreken af dat A aan B appels verkoopt voor 3 euro per stuk, voor levering haalt C A over hem de
appels te verkopen voor 2,50 euro per stuk). De vraag op welke grond de dader in geval van samenloop
aansprakelijk moet worden gesteld is van belang omdat de vereisten voor aansprakelijkheid verschillen,
de personen en criteria bij aansprakelijkheid voor zaken, dieren en producten komen niet altijd
overeen, bij het vaststellen van de schade speelt de aard van de aansprakelijkheid een rol en de stelplicht
en bewijslast kunnen verschillen.
Schuld als grondslag voor aansprakelijkheid wordt in toenemende mate losgelaten en de bescherming
van het slachtoffer komt voorop te staan (risicoaansprakelijkheid). Er is steeds vaker sprake van een
belangenafweging: bij wie dient de schade maatschappelijk gezien het meest rechtvaardig te worden
neergelegd? De wetgever heeft gekozen voor een gesloten stelsel van bronnen van verbintenissen (art.
6:1 BW). Ontstaan verbintenissen door een rechtshandeling, dan wordt het bestaan ervan
gerechtvaardigd doordat partijen dat rechtsgevolg hebben beoogd en gewild (art. 3:33 e.v. BW). Het
buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht kent als uitgangspunt dat ieder zijn eigen schade draagt.
Risico’s kunnen worden gedekt door verzekeringen of sociale zekerheid. Dit uitgangspunt kent
belangrijke uitzonderingen. Als iemand anders op grond van een verbintenis uit de wet
verantwoordelijk kan worden gehouden voor het ontstaan van schade, kan die schade op hem worden
afgewenteld. Afwenteling kent hoge drempels, maar leidt tot volledige vergoeding: men moet de
benadeelde zoveel mogelijk brengen in de situatie waarin deze zou hebben verkeerd als de gebeurtenis
waarop de aansprakelijkheid berust niet zou hebben plaatsgevonden.
Het aansprakelijkheidsrecht heeft tot doel aanspraken vast te stellen en (met behulp van
rechtsvorderingen) te handhaven. Het doel zou vooral zijn te bepalen in welke gevallen en in welke
mate schade moet worden verplaatst van de benadeelde naar degene die de schade heeft veroorzaakt.
Aansprakelijkheidsrecht kan als gedragsrecht worden gezien: het bepaalt welk gedrag wel of niet
geoorloofd is en verbindt aan dergelijk gedrag gevolgen. Het aansprakelijkheidsrecht is anders dan
strafrecht. Zo is aansprakelijkheidsrecht privaatrecht en geen publiekrecht. Ook geldt in het strafrecht
het legaliteitsbeginsel, terwijl bij aansprakelijkheidsrecht het ongeschreven recht een rol kan spelen. In
het strafrecht is de mate van verwijtbaarheid beslissend voor de straf, in het privaatrecht gaat het om de
omvang van de schade. Er zijn ook overeenkomsten. Strafbaar gedrag zal vaak ook onrechtmatig zijn in
de zin van art. 6:162 BW en (als het tot schade leidt) tot schadevergoeding verplichten. Hoewel de
omvang van schade beslissend is voor de omvang van de schadevergoeding, kan de ernst van de
normschending ook hier een rol spelen.
Bij aansprakelijkheidsrecht speelt verzekering een grote rol. Er is een onderscheid tussen:
- Aansprakelijkheidsverzekering: een verzekering voor eigen aansprakelijkheid voor schade. Uit een
overeenkomst volgt dat de verzekeraar de verplichting tot het betalen van schadevergoeding van de
aansprakelijke moet nakomen. Dit is een thirdpartyverzekering;
- Schadeverzekering: een verzekering voor schade aan eigen persoon of een schade aan een zaak (bv.
2
,ziektekostenverzekering, inboedelverzekering). Het gaat om een verzekering aan de zijde van de
benadeelde. Dit is een rstpartyverzekering. De combinatie van aansprakelijkheidsverzekeringen en
rstpartyverzekeringen leidt tot een tweede laag van aansprakelijkheidsrecht: niet alleen de benadeelde
van een onrechtmatige daad heeft een aanspraak uit art. 6:162 BW, maar ook de verzekeraar van de
benadeelde heeft voor het bedrag van de door hem gedane uitkering door subrogatie een verhaalsrecht
op de aansprakelijke en diens verzekeraar (art. 7:962 BW).
Er zijn drie soorten verzekeraars:
- Schadeverzekeraar: de werkelijke schade die optreedt ten gevolge van een onzeker voorval wordt aan
de benadeelde vergoed (bv. ziektekostenverzekeraar);
- Sommenverzekeraar: bij het intreden van een onzeker voorval wordt een bepaalde som uitgekeerd
ongeacht de schade van de verzekerde (ongevallenverzekeraar, levensverzekeraar);
- Sociale verzekeraar (werknemersverzekeringen, volksverzekeringen)
De verzekeraar die de schade van de verzekerde betaalt, kan veelal verhaal uitoefenen op de
aansprakelijke persoon. Verhaal is mogelijk:
- Op grond van de wet (regres)
Ten eerste is dit mogelijk op grond van subrogatie (art. 7:962 BW). Bij subrogatie gaat, door betaling
door de verzekeraar aan de gelaedeerde, de vordering van de gelaedeerde over op de verzekeraar. De
verzekeraar heeft slechts verhaal voor maximaal datgene wat de aansprakelijke tegenover de
gelaedeerde civielrechtelijk verschuldigd zou zijn. De sommenverzekeraar komt geen regresrecht toe.
Ten tweede kennen de wetten die de grondslag vormen voor de sociale verzekeringen aan de
uitkeringsorganen een zelfstandig regresrecht toe. Zij hebben naast de vordering van de garandeerde
een eigen recht. Verhaal is beperkt tot het bedrag dat de aansprakelijke persoon t.o.v. het slachtoffer
civielrechtelijk zou zijn verschuldigd: civiele plafond.
- Op grond van een overeenkomst
Ten eerste is dit mogelijk bij cessie. Bij cessie wordt aan de verzekeraar het recht van de gelaedeerde
overgedragen en oefent de verzekeraar het recht van de gelaedeerde uit. Ten tweede is dit mogelijk bij
subrogatie (art. 6:150 sub d BW).
Volgens vaste rechtspraak moet aansprakelijkheid worden beoordeeld aan de hand van de maatstaven
die golden op het moment van het handelen of nalaten (Cijsouw/De Schelde II). Dit is vaak
problematisch.
De gelaedeerde kan op grond van onrechtmatige daad vorderen:
a) Schadevergoeding in geld of in andere vorm (art. 6:103 BW). Een vordering tot
schadevergoeding kan slechts slagen als aan alle vereisten voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige
daad is voldaan;
b) Verklaring van recht dat de daad onrechtmatig is. Hier hoeft slechts de onrechtmatigheid
van de daad te worden beoordeeld; niet of en welke rechtsgevolgen hieraan kunnen/moeten worden
verbonden (art. 3:302 BW). De gelaedeerde kan dit alleen vorderen als hij bij een dergelijke vordering
belang heeft (art. 3:303 BW). Zo’n belang is alleen aanwezig als de omstandigheden rechtvaardigen dat
3
, de vordering gesplitst wordt in een vordering tot een verklaring van onrechtmatigheid en een
afzonderlijke vordering tot schadevergoeding. De rechter moet ervan uitgaan dat de eiser belang heeft
als de mogelijkheid van schade aannemelijk is (AIG/M). Het moet gaan om een vermogensrechtelijk
belang, een zuiver emotioneel belang is niet voldoende (Jeffrey);
c) Verbod tot het plegen van een onrechtmatige daad. Voor het rechterlijk verbod is niet vereist
dat een onrechtmatige daad is gepleegd. Voldoende is dat een onrechtmatige daad dreigt te worden
gepleegd. Voor de bevoegdheid een verbod te vorderen is niet vereist dat de eiser schade heeft geleden
of zal lijden, noch dat de gedaagde schuld aan de onrechtmatige daad heeft of zal hebben (art. 3:296
BW). Is de (dreigende) onrechtmatige daad vastgesteld, dan moet worden onderzocht of toewijzing van
een verbod aangewezen is. De eiser moet wel zelf belang bij het verbod hebben (art. 3:303 BW). Er
behoeft geen verbod te worden uitgesproken als de onrechtmatige gedraging moet worden geduld op
grond van zwaarwegende maatschappelijke belangen (art. 6:168 BW). Om naleving van een verbod te
verzekeren, wordt aan niet-naleving daarvan vaak een dwangsom verbonden (art. 611a Rv). In
sommige gevallen kan een ander dan de rechtstreeks belanghebbende een verbod vorderen. Als
verenigingen/stichtingen groepsbelangen of algemene belangen behartigen heet dit collectief
actierecht. Dit recht komt alleen toe aan bepaalde rechtspersonen die aan de gestelde
ontvankelijkheidseisen voldoen (art. 3:305a lid 1, 3:305b lid 1 BW). Hieraan is voldaan als de belangen
ter bescherming waarvan de rechtsvordering strekt zich lenen voor bundeling zodat een ef ciënte en
effectieve rechtsbescherming t.b.v. de belanghebbende kan worden bevorderd (Staat/Stichting Clara
Wichman c.s.). Een belangenorganisatie kan ook schadevergoeding vorderen (art. 3:305a lid 1 BW).
Eerst moet middels overleg een oplossing proberen te worden bereikt (art. 3:305a lid 3 onder c BW). Op
grond van de Wet collectieve afwikkeling massaschade (art. 7:907-910 BW) kan een door een stichting/
vereniging gesloten overeenkomst met een of meer partijen die aansprakelijk zijn voor het veroorzaken
van schade door de rechter verbindend worden verklaard voor alle personen aan wie schade is
veroorzaakt, mits de stichting/vereniging de belangen van deze personen ingevolge haar statuten
behartigt. Het verzoek moet uitgaan van de partijen die de overeenkomst hebben gesloten en moet o.a.
inhouden wat de hoogte/voorwaarden van de vergoeding zijn (art. 7:907 lid 1, 2 BW). De
overeenkomst heeft geen gevolgen t.o.v. degenen die op de in art. 7:908 lid 2 BW aangewezen wijze
hebben laten weten daaraan niet gebonden te willen zijn (opt out). Voor succes van de regeling is men
afhankelijk van de onderhandelingsbereidheid van partijen. De collectieve actie kan uitmonden in een
rechterlijke op basis van damage scheduling tot stand gekomen collectieve schaderegeling (art. 1018i
Rv). Er wordt een balans gezocht tussen het belang van gedupeerden bij verwerkelijking van hun
rechten en de bescherming van wederpartijen tegen ongefundeerde claims;
d) Bevel tot het verrichten van een bepaalde handeling (bv. gebod tot recti catie van onjuiste
mededeling). De betekenis hiervan groeit omdat steeds meer aandacht uitgaat naar het voorkomen van
schade: de nadruk moet worden gelegd op nakoming van de primaire plicht een ander niet zonder
recht schade te berokkenen. Betracht de betrokkene niet zelf al de gepaste (voor)zorg, dan zou hij
daartoe met een rechterlijk bevel of verbod kunnen worden gedwongen (art. 3:296 BW,
schadevoorkomingsclaim). De claim kan tot moeilijkheden leiden: de rechter kan op de stoel van de
wetgever gaan zitten, ook is niet duidelijk hoe vooraf concrete risico’s moeten worden ingeschat/
gewaardeerd. De rechter kan op grond van art. 6:168 BW een vordering strekkende tot een verbod van
4