Groepsdynamica week 1
Groepsdynamica is de studie van het gedrag van mensen in kleine groepen (tot 20
personen). Veel menselijk gedrag kan beter begrepen worden door aandacht voor de
groepen waarin dat gedrag plaatsvindt.
Maatschappij Groep Individu
Door groepen is het individu aan de maatschappij en cultuur gebonden. Anderzijds vooral
door middel van groepen vindt cultuuroverdracht plaats, leert het individu de taal spreken,
denken en waarnemen en een uitgebreid waardensysteem.
De eigenmanier van denken, waarnemen en voelen, reageren en waarden zijn niet zo
individueel als we graag zouden denken.
Individuen
De vroegere en huidige lidmaatschappen bepalen in belangrijke mate ieders identiteit. Het is
erg onwaarschijnlijk dat een persoonlijkheidsontwikkeling mogelijk is zonder primaire
groepen (meestal gezin).
- Maar ook elk individu beïnvloedt zijn omgeving door bv. actiegroepen of politieke
groepen.
Groepen
Globaal ingedeeld zijn er twee soorten groepen;
1. Primaire groep: groepen die ons sociaal-emotioneel bevredigen (gezin en
vriendengroepen).
o Gekenmerkt door: persoonlijke en intieme relaties in directe contactsituaties.
2. Secundaire groep: groepen die ons tegemoetkomen aan onze belangen en rationele
behoeften (taakgroepen, werkgroepen en groepen in arbeidssituaties).
o Gekenmerkt door: koele, onpersoonlijke, rationele en formele relaties.
Maatschappij
Primaire groepen Sociale klassen
Maatschappij
Secundaire Instituties en
groepen organisaties
Taak niveau en sociaal emotioneel niveau
Elke groep functioneert tegelijkertijd op twee niveaus; taakniveau en sociaal-emotioneel
niveau. Dit valt makkelijk te zien als we beseffen dat al wat een groep doet ook op een
bepaalde manier wordt gedaan.
, Taakniveau: verwijst naar de inhoud van de groepsactiviteit, wat er gezegd en gedaan
wordt. De groep vervult de formele functies.
Sociaal-emotioneel niveau: verwijst naar de manier waarop men met elkaar omgaat
tijdens de uitvoering van die taak. De groep vervult de psychologische functies.
Extern systeem en intern systeem
Extern systeem: omvat alles wat er zich in een groep afspeelt aan activiteiten,
interacties en gevoelens om als groep ten aanzien van de buitenwereld te kunnen
blijven voortbestaan, zoals het vervullen van de taak en het bereiken van het
groepsdoel.
o In deze formele structuur staat de taakleider centraal; hij bewaakt wat er
gedaan wordt.
o Wordt ook wel taakkant genoemd.
Intern systeem: omvat alle activiteiten, interacties en gevoelens die voortvloeien uit
het interne groepsfunctioneren. Het groepsgedrag in het interne systeem is een uiting
van wederzijdse gevoelens tussen de leden van de groep.
o Op dit informele groepsniveau is er sprake van sociaal-emotioneel
leiderschap; aandacht voor hoe de groep functioneert en hoe de groepsleden
met elkaar omgaan.
o Wordt ook wel proceskant genoemd.
Taakaspecten Sociaal-emotionele aspecten
Extern systeem Intern systeem
Voortbestaan van de groep in de omgeving De groep als groep in stand houden
Bereiken van het doel Het interne groepsfunctioneren
Wat wordt er gedaan Hoe gaan de leden met elkaar om
Taakgerichte activiteiten De onderlinge betrekkingen
Taak oriëntatie Sociaal-emotionele oriëntatie
Formele leider Informele leider
Bewaakt het resultaat Bewaakt de satisfactie
Nadruk op formele functies Nadruk op psychologische en persoonlijke
functies
Formele groepsstructuur Informele groepsstructuur
Weerstanden tegen groepsdynamica
Are groups real? mensen zijn hersenschimmen, groepen zijn niet meer dan reeksen
waarden, ideeën, gedachten en gewoonten.
Antropocentrisme centraal stellen van zichzelf, ik ben belangrijk.
Collectieve organisaties kleine groepen als gevaar, grote groepen die zeiden dat
kleine groepen niet bestonden.
Cultuurhistorisch niet bewust (renaissance vanaf 14e eeuw).
Hoofdstromingen in de groepsdynamica
1. Interactietheorie (Bales & Homans)
,Groep wordt opgevat als een systeem van met elkaar in interactie verkerende individuen. Dit
wordt gedaan vanuit drie basisbegrippen; interactie, activiteit en sentiment.
Homans sociaal-contacthypothese
Sociaal-contacthypothese: indien er frequente interacties zijn tussen de leden van een
groep, zullen er gevoelens van onderlinge genegenheid groeien en deze gevoelens zullen op
hun beurt leiden tot verdere interacties.
Interactiehypothese: indien er frequente interacties zijn in het externe systeem zal dit leiden
tot gevoelens van genegenheid die op hun beurt lieden tot verdere interacties die de basis
vormen van het interne systeem (biedt een goed inzicht in communicatieprocessen binnen
organisaties).
Bales interactieprocesanalyse
Bales is vooral bekend geworden door zijn interactieanalyse aan de hand van een nauwkeurig
observatieschema. Hierin worden twee hoofdgebieden onderscheiden van groepsinteractie;
taakgebied en sociaal-emotioneel gebied.
Sociaal-emotioneel gebied; positieve reacties
Taakgebied; pogingen tot antwoord
Taakgebied; vragen
Sociaal-emotioneel gebied; negatieve reacties
Voor elk van deze vier fases noemt hij drie observatiecategorieën;
1. Een fase van oriëntatie, waarin het vragen en geven van informatie centraal staat
2. Een fase van evaluatie, waarin het vooral gaat om het vragen en geven van meningen
3. Een fase van controle, waarin het vooral gaat om het vragen en doen van voorstellen,
uitmondend in een besluit
Deze driefasentheorie is ook wel bekend als het BOB-model, volgens de driedeling;
1. Beeldvorming
2. Oordeelvorming
3. Besluitvorming
Komt terug in week 6
2. Systeemtheorie (Miller & Stogdill)
Onderzoekt de verbanden tussen verschillende soorten input en output van het systeem.
Hierin spelen begrippen als homeostase, feedback, systeemgrenzen en
regulatiemechanismen een belangrijke rol. De systeemtheorie deelt een sterke belangstelling
voor de processen waarmee groepen intern een evenwicht proberen te handhaven.
Via systeemregels kunnen groepen een relatief stabiel en intern evenwicht opbouwen
(homeostase). De systeembenadering is geïnteresseerd in hoe systemen, groepen, tot
verandering komen of stabiliteit handhaven. Hierin in een van de belangrijkste manieren het
gebruik van feedback, het serieus nemen of negeren van informatie over het functioneren
van het systeem.
3. Sociometrische benadering (Moreno & Jennings)
Richt zich vooral op de sociale aspecten van het groepsgebeuren, met name op de
emotionele kanten van de interpersoonlijke relaties tussen de groepsleden. Centraal hierin
, staat het sociogram dat verkregen wordt via de sociometrische onderzoeksmethode. Daarbij
geven de groepsleden op een vragenlijst aan welke andere groepsleden zij al dan niet als
vrienden, partners, werkcollega’s en dergelijke verkiezen in bepaalde gefingeerde situaties.
4. Benadering uit de algemene psychologie (Festinger & Asch)
Cognitieve dissonantietheorie
Iedereen wilt tot een samenhangend en consistent beeld komen van de werkelijkheid. Je
probeert de fysieke en sociale omgeving zo te interpreteren dat de diverse waarnemingen
daarvan consistent zijn met elkaar. Tussen de cognitieve elementen (kenniselementen of
interpretaties) kunnen echter tegenstrijdigheden ontstaan (cognitieve dissonanties). In zo’n
situatie ervaart men een sterke druk om die dissonanties te reduceren. Dit bijvoorbeeld door
keuze van een ander gedrag, wijziging van cognities of vermijden van nieuwe informatie.
Sociale vergelijkingstheorie
De sociale werkelijkheid die een groep haar leden biedt, kan hen ook helpen zichzelf beter te
begrijpen en tot een zuiverder inschatting te komen van eigen prestaties, vaardigheden,
capaciteiten en talenten. Met name een homogene groep biedt haar leden voortdurend de
mogelijkheid om zichzelf te vergelijking met anderen.
De sociale vergelijkingstheorie verklaart ook waarom mensen lid worden van een bepaalde
groep. Ze zoeken actief naar groepen waarvan ze vermoeden dat de leden meningen en
vaardigheden hebben die vergelijkbaar zijn met die van henzelf, zodat ze bevestiging vinden
voor hun eigen meningen en een vergelijkingsstaaf voor eigen vaardigheden.
5. Veldtheorie (Lewin)
Gedrag vindt plaats binnen een veld van elkaar beïnvloedende krachten. Deze stroming gaat
uit van de veronderstelling dat ook een groep op elk moment van haar bestaan een
psychologisch krachtenveld vormt dat qua werking vergelijkbaar is met een
elektromagnetisch veld. In een groep komen twee soorten krachten voor;
veranderingsbevorderende en veranderingsremmende krachten. Hun onderlinge
krachtsverhouding bepaalt of de groep in beweging komt.
6. Psychoanalytische benadering (Freud)
Houdt zich bezig met motivatieprocessen en afweermechanismen binnen het individu. Het
begrippenkader is bruikbaar voor het verkrijgen van een dieper inzicht in groepsprocessen.
Er wordt in groepstheorieën die op psychoanalyse geïnspireerd zijn vaak onderscheid
gemaakt tussen het manifeste niveau en het latente niveau.
Manifeste niveau het direct zichtbare gedrag
Latente niveau verwijst naar wat zich net onder de oppervlakte afspeelt (verborgen
onderstroom)
o Vooral dit niveau bepaalt wat groepen drijft en bezielt.
Overzicht van een aantal hoofdthema’s in groepsdynamica
Interactie De groep moet klein genoeg zijn om elk van de leden in staat te
stellen rechtstreeks met elkaar in contact en interactie te komen.
Interpersoonlijke Wordt bepaald door twee groepen factoren; eisen die de taak